De week in boekenDe schrijver, de moordenaar en zijn vrouw
Truman Capote én Hannah Arendt hebben een opvolger in Tim Krabbé
Tim Krabbé verplaatste zich in een moordenaar en riep daarmee kritiek op. Maar waarom eigenlijk?
Is Tim Krabbé een geniale schrijver of een gestoorde gek? Dat laatste, oordeelde de vaderlandse televisiejury na de uitzending, maandagavond, van De schrijver, de moordenaar en zijn vrouw. Daarin interviewde Twan Huys Krabbé vanwege zijn boek Vrienden, over de moord op Ahold-topman Gerrit-Jan Heijn in 1987. Het boek gaat niet zozeer over die moord zelf als wel over de dader, de in 2009 overleden Ferdi ‘E.’, en vooral gaat het over Krabbés fascinatie voor die man; hij raakte met hem bevriend, sliep met diens vrouw en wandelt in de jas van de moordenaar door Amsterdam (als het regent; het betreft een regenjas). Tijdens Huys’ vragen vloog het hoofd van Krabbé steeds met vervaarlijk wapperende wenkbrauwen naar voren, want de schrijver is dovig. Vervolgens zakte hij terug en schreeuwde zijn antwoorden eruit, waarna de wanhopige cameraman de boel opnieuw scherp kon stellen.
Trouw vond Krabbé ‘onverteerbaar idolaat’, het AD sprak van een ‘ziekelijke obsessie’, NRC had met ‘grote verbazing’ zitten kijken en De Telegraaf citeerde Twitter (‘Voer voor psychiaters, dit stuitende optreden van Tim Krabbé’). Ik was eigenlijk niet van plan geweest Vrienden te lezen, want die hele Ferdi E. kan me gestolen worden en bovendien telt het boek ruim 800 pagina’s. Maar omdat Krabbé iets had geroepen over In Cold Blood, het boek waarmee Truman Capote in 1966 het genre van de literaire non-fictie op de kaart zette, werd ik toch nieuwsgierig. Ook Capote sloot vriendschap met een van de moordenaars tijdens zijn zoektocht naar wat mensen tot misdadigers maakt, en werd daarvoor verketterd. Maar waarom zou je wel in de huid van een romanpersonage mogen kruipen om een antwoord op die vraag te vinden (Dostojevski, Van der Heijden) en niet in de regenjas plus de vrouw van een moordenaar? Vermoedelijk is dat laatste effectiever.
Wat Ferdi E. zo fascinerend en griezelig maakt, schrijft Krabbé, is dat hij bij al zijn bizarheid zo buitengewoon gewoon was. ‘Want waar is het misdadig moment in hem aan te wijzen, het moment waarop hij werkelijk schuldig werd?’ Hij kocht een schop; hij zocht een kaasplankje uit. ‘Iedere nieuwe stap moet het pad voor de volgende hebben geëffend – totdat de laatste stap, de moord, alleen maar de zoveelste was in een oud en vertrouwd plan waarvan geen enkele stap op zich nog iets afschrikwekkends had.’ Vrienden is geschreven in dagboekvorm en beslaat een periode van bijna dertig jaar. Dieper in het hoofd van een moordenaar kun je niet komen. Truman Capote én Hannah Arendt hebben een opvolger; of die gestoorder is dan anderen, doet er uiteindelijk niet toe.