interviewRoy Dames
Tot de dood blijft Roy Dames zijn foute vrienden filmen. ‘Ze mogen niet worden vergeten’
De cultfilms over de Amsterdamse penozegabbers Verbrande Herman, Rooie Jos, Dikke Bobbie en Jantje van Amsterdam hebben een vervolg gekregen: 25 jaar foute vrienden. Hoe beziet regisseur Roy Dames zijn levenswerk?
Vanochtend was documentairemaker Roy Dames (67) weer op bezoek bij Jantje van Amsterdam. Dames filmt hem al bijna dertig jaar en heeft hem de laatste tijd ‘ontzettend oud’ zien worden, zegt hij. ‘Hij is 63, maar hij lijkt wel 83. Hij kan bijna niet meer lopen, heeft zeven stents in z’n body, eet slecht, zuipt regelmatig en af en toe valt-ie spontaan neer. Boem. Hij is ontzettend eenzaam. Dag in dag uit zit hij op z’n kamertje in De Pijp, bijna niemand zoekt hem op. Alleen zijn neef, en ik.’
Hoe anders was alles toen Dames hem halverwege de jaren tachtig leerde kennen in zijn Amsterdamse stamkroeg De Eik. Daar verkeerde Jantje in het gezelschap van zijn penozevrienden Verbrande Herman, Rooie Jos en Dikke Bobbie, types met een wild zelfkantleven dat Dames mateloos fascineerde. Veel drinken, snuiven, auto’s stelen, cheques vervalsen, dat werk. Hij begon het allemaal vast te leggen: de dronkemanspraat, scheld- en vechtpartijen, relatieproblemen, financiële zorgen, de pogingen van mannen om zichzelf te handhaven.
Dames maakte documentaires over prostituees, loverboys, pooiers, Marokkaanse probleemjongeren en tbs’ers. Maar zijn films over deze vriendengroep, de eerste in 1994, de tweede in 2000 en de derde in 2010, noemt hij ‘mijn levenswerk’.
Foute vrienden groeide uit tot een culthit, de vrienden werden zijn vrienden. Toen Jantje werd verdacht van poging tot doodslag op zijn vrouw Hermien belde de recherche Dames voor een verhoor. ‘Dat was een penibele positie voor mij als documentairemaker.’
Niet dat hij zich ooit als buitenstaander heeft opgesteld. ‘Ik wilde een van hen zijn, maar dat kon niet, vanwege mijn achtergrond. Ik ben een nette jongen uit Beverwijk, zoon van een bollenteler en een katholieke moeder, heb tropische landbouwkunde gestudeerd. Maar ik heb me altijd aangetrokken gevoeld tot de stoutigheid van een Jantje en de vrije gedachte. Schijt hebben aan alles. Hoe is dat mogelijk, dacht ik, hoe kun je zo leven?’
Dames bleef zijn vrienden de afgelopen elf jaar filmen, zonder te weten of dat nog tot een serie zou leiden die een omroep wilde bekostigen en uitzenden. Voor de nieuwe reeks, die 2, 9 en 16 augustus te zien is op NPO 2, werd met crowdfunding 20 duizend euro opgehaald. Verbrande Herman keerde intussen berooid terug uit Spanje, nadat hij in Rotterdam een tijdje een kringloopwinkel had gerund. Dames: ‘Ik had ook moeite om mijn rekeningen te betalen. Nadat we in november 2018 bij De wereld draait door zaten, hing de NTR aan de lijn.’
Nu is er dus Foute vrienden: 25 jaar, met beelden van vroeger en nu: wat hebben de mannen op leeftijd van hun leven gebrouwen?
Een weekend geleden reed Dames met Jantje naar Urk. ‘Daar heeft hij een paar fans zitten, een groepje vrienden in de leeftijd van 50, 60 jaar. Zij zijn helemaal gek van Jantje. Eentje droeg een T-shirt met de tekst ‘Ik ben de beste vriend van Jantje van Amsterdam’. Ze hadden een heel programma voor hem samengesteld. Een van die jongens is koster bij de pinkstergemeente. Hij liet ons de kerk zien, de vuurtoren, we zijn naar de visafslag geweest, we gingen varen.’ Dames pakt zijn telefoon om een foto te laten zien. ‘Kijk, Jantje in de snelle boot. Hij fleurde er helemaal van op.’
Zijn rol is in de loop der jaren veranderd, zegt hij. ‘Van puur filmmaker naar vriend en verzorger. Vooral van Jantje.’ Dikke Bob overleed in 2005. ‘Met Jos gaat het goed. Herman redt zich wel, al is ook zijn gezondheid slechter geworden. Hij kan moeilijk de trap op, is kortademig, nou ja, alles waar je last van krijgt als je een heftig leven hebt geleid. Maar Herman heeft tenminste zijn kinderen nog, en vrienden die hem helpen.’
Vind jij dat het erbij hoort, dat verzorgen?
‘Ja, dat moet. We hebben samen mooie tijden meegemaakt, en dit zijn minder mooie tijden. Ik kan me niet als filmmaker opstellen en zeggen: de film is klaar, doei. En dan na acht jaar weer terugkomen: ik ben er weer, we gaan weer filmen. Nee, zo werkt het niet. Zo werk ik niet.
‘Ik vind, en dat is principieel, dat je niet één jaar uit iemands leven kunt vastleggen en zeggen: zó is iemand. Elk mens ontwikkelt zich in de loop der jaren. Die ontwikkeling vind ik pas interessant. Een tbs’er die uit de kliniek komt is boeiend, maar dan begint het pas. Tien, twintig jaar later, hoe gaat het dan?
‘Max, uit mijn film Max, een leven in tbs, volg ik nog steeds. Een andere jongen die al meer dan vijftien jaar vastzit, Said, bezoek ik tegenwoordig iets minder vaak, maar het was een tijdje elke maandagochtend.’
Vanmorgen ging hij ook nog langs bij Iris uit Mijn moeder de hoer (2004). ‘Haar heb ik twintig jaar geleden voor het eerst gefilmd. Ze was 25 jaar prostituee bij Yab Yum, de film ging erover hoe ze haar turbulente leven op orde probeerde te krijgen. Iris is altijd een vriendin van me gebleven. Ze woont nu in een verzorgingshuis. ‘Roy’, zei ze een paar jaar geleden, ‘wanneer gaan we weer filmen?’ Ja, je hebt eigenlijk wel gelijk, dacht ik. Nou, nu film ik haar weer. Maar voor wie? Geen idee. Zo heb ik het altijd gedaan. Ik draai bijna al mijn films op eigen risico. Nu nog. Whatever. Ik betaal mijn leven en al dat filmen met films die wél geld opleveren.’
Dat lukt niet altijd. ‘Ik heb langs de weg gestaan zonder benzine terwijl ik moest draaien voor een serie. De producent was niet te bereiken, dus ik belde Frans Jennekens van de NPS, die op vakantie was in Indonesië: ‘Frans, ik moet poen hebben! Ik moet poen hebben!’
‘Mijn drang om films te maken is te groot. Die overstijgt de rest. Ik volg al twintig jaar een vluchtelingenfamilie in Georgië. Daar ga ik eens in de zoveel jaar naartoe. Geen omroep natuurlijk. Ik volg al zes jaar een man van 96 die drie concentratiekampen heeft overleefd en nu aan het front staat in Oost-Oekraïne. Ik heb een film gemaakt over de razzia in Beverwijk en Velsen-Noord, Oorlog tot in het graf. Als je ’m begroot, dan kost die film vier ton. Ik heb ’m zelf gefinancierd.’
Waarom kies je voor deze methode?
‘Ik wil die films gewoon maken, op mijn manier. En ik accepteer dat het gevolg is dat ik af en toe in de shit zit. Het gaat me ook om het maatschappelijk belang. Ik vind het belangrijk dat de mensen in mijn films worden gezien. Het zijn allemaal mensen van wie ik vind dat ze niet vergeten mogen worden.’
Zelf woont Dames tegenwoordig in een flat in de Bijlmer, nadat hij in 2016 zijn huis heeft moeten verkopen. ‘Mijn schulden liepen te hoog op, het was iets van 50 duizend euro. Eerst kwam ik in het Henriette Roland Holsthuis terecht, ook in de Bijlmer. Vreselijk. Er woonden mensen met geestelijke problemen en zwaar demente bejaarden, verzin het allemaal maar, maar ook arme senioren, zoals ik. Na drie jaar kwam ik in aanmerking voor een sociale huurwoning.’
Altijd doen, zegt hij, jezelf inschrijven voor sociale huur. ‘Ook al denk je dat je het nooit nodig zult hebben. Ik heb een perfecte flat, met een groot balkon op het zuiden. Er wonen hoofdzakelijk Surinamers, dat vind ik leuk. Maar weet je wat ik mis?’ Hij kijkt om zich heen in café Koosje, om de hoek bij zijn vriendin in de Plantagebuurt. ‘Dit soort plekken. Die zijn daar niet. Surinamers houden niet van koffiedrinken. Die houden van op straat praten met elkaar.’
Brachten jouw geldzorgen je dichter bij Herman, Jantje en Jos?
‘Tuurlijk. Ik ben niet de almachtige filmmaker die in dure auto’s rijdt en bij wie alles op rolletjes loopt. Dan was de afstand tussen ons groter geweest.’
Kun jij ook op hun steun en belangstelling rekenen?
‘Jawel. Herman is bijvoorbeeld op de begrafenis van mijn moeder geweest. En vanmorgen was ik bij de dokter – prostaat, waar veel oudere mensen last van hebben. Ik vertelde erover aan Jantje. ‘Pas op jezelf, Roy’, zegt hij dan. ‘Doe rustig aan.’’
Geef je ze nog weleens geld?
‘De laatste jaren niet veel meer. Het is nu redelijk geregeld met Jantje. Hij heeft een uitkering, hij is verzekerd. Maar ik heb hem vaak geld gebracht. Niet zonder aarzelen, hoor. En dan ging het niet om grote bedragen, om 50 euro of zo. Belde hij weer: ‘Ja Roy, ik zit helemaal omhoog, ik heb niet te vreten.’ Zo ging dat.’
Deed je dat als vriend, of als filmmaker?
‘Beide. De meeste jaren draaide ik op mezelf, dus zonder omroep of producent. Maar als je een film maakt voor de NPO mag het natuurlijk absoluut niet; als maker moet je onafhankelijk zijn. Ik vind het onzin. Ik verdien eraan, de omroep en producent verdienen eraan, en de jongens die ik jarenlang volg...’
Zeggen zij dat ook weleens tegen jou: maar jij verdient toch aan ons?
‘Ja, túúrlijk!’
Wat antwoord jij dan?
‘Dan zeg ik: ‘Is ook zo.’ Ik praat er liever niet over met ze. Geld is altijd een onderwerp. Het zwakke punt. Voor de derde film, Foute vrienden, heb ik acht jaar op mezelf gedraaid. Wat ik er uiteindelijk voor kreeg toen de NPS hem wilde uitzenden... dat valt volledig bij elkaar weg. Die film heeft me nul opgebracht. Maar ik ben iets verschuldigd aan de jongens, zo voelt het wel. Zonder hen had ik mijn levenswerk niet gehad.
‘Ik kan die twee rollen niet scheiden, vriend en filmmaker. Ik kies voor iemand, ik kies écht voor de mensen die ik film. Maar ik moet af en toe wel rust hebben. Even afstand nemen. Ik word ook ouder, hè. Twintig jaar geleden zoop ik mezelf ’s avonds soms helemaal lek, en ’s morgens ging ik weer lekker draaien.’
Zuip je jezelf nog steeds af en toe lek?
‘Nee. Nee. Nou, eens in de zoveel tijd. Ik drink bijna niks meer. Ik ben verslavingsgevoelig en mateloos in alles. IJs. Tomatensoep. Filmen. Drank. Borrels. Coke. Fantastisch hoor, coke. Ik vind het echt helemaal te gek. Het hele menu vind ik lekker, maar ik trek het op mijn leeftijd niet meer.’
Welke inzichten heeft deze vriendschap jou gegeven?
‘Nou, toch ook wel dat je van die drank et cetera moet afblijven. Dat je je zaakjes goed moet arrangeren.
‘Tussen 1980 tot 1987 heb ik klotebaantjes gehad. Vuilnisman, dat soort dingen. Als ik dit nog langer doe, zie ik het leven niet meer zitten, dacht ik. Als ik de filmerij niet had gehad, dan had ik niet meer geleefd.’ Lacht: ‘Dan had ik mezelf waarschijnlijk kapot gezopen.’
Dan: ‘Je moet dromen hebben, en die dromen proberen te realiseren. Dat is het. En de lange termijn in beeld houden. Het verhaal van deze penoze, dat is gewoon geen succesverhaal. Het is allemaal korte termijn geweest, maar van de andere kant: het was wél een bijzonder leven. Dat zegt Jantje steeds: ik heb alles meegemaakt.
‘En dat is ook zo. Maar het heeft niks opgeleverd. De rekening krijg je gepresenteerd, vooral wanneer je ouder wordt. Kijk, als je jong, krachtig en energiek bent, dan is het allemaal nog geen probleem. Nu kunnen de vrije jongens geen vrije jongens meer zijn. Ze worden afhankelijk.’
Hij is bang dat hij Jantje op een dag vindt, en dat het dan te laat is. En dat hij dat dan filmt, hoe hij met de politie voor de deur staat – dat scenario spookt soms door zijn hoofd. Ook het uitje naar Urk filmde hij. ‘Met mijn telefoon. Wie weet, voor een tigdelige serie, ooit. Ongelimiteerd door drie keer 50 minuten. Ik blijf ze filmen tot de dood.’
Morgen rijdt Roy Dames naar Portugal voor een vakantie met zijn vriendin. ‘Vanochtend durfde ik Jantje gewoon niet te zeggen dat ik de komende twee weken weg ben. Ik heb een leuk vooruitzicht, lig straks lekker in de zon, terwijl hij alleen op die stoel in dat kamertje zit.’
Hij is even stil. ‘Erg, hè?’
‘25 jaar foute vrienden’ is op 2, 9 en 16 augustus om 22.10 uur te zien bij de NTR op NPO 2.
Keileweg
Ik ben Jantje (1994) heette de eerste documentaire van Roy Dames. Daarna volgden onder meer Meiden van de Keileweg (2000), over straatprostituees op de Keileweg in Rotterdam en Ruud en Ria, tot de dood ons scheidt (2000), over oud-bokser Rudi Lubbers en zijn vrouw. Dames maakte geprezen films over schrijver Mano Bouzamour, loverboys en tbs’ers. Vorig jaar was bij de NPO Rob Scholte Museum, tijdelijk gesloten te zien.