Toneelgigant Harold Pinter keert eindelijk terug op Nederlandse planken
Toneelschrijver Harold Pinter geldt als een gigant, maar is in ons land lange tijd niet gespeeld. Tot nu. Reden voor recensent Hein Janssen een persoonlijke ode te brengen aan de wereldberoemde Brit.
Om maar met de deur in huis te vallen: in een ver verleden heb ik in toneelstukken van Harold Pinter gespeeld. Als enthousiast amateurtoneelspeler in IJmuiden. Tot drie keer toe zelfs: in twee verschillende regies van De collectie en een keer in De thuiskomst. Het amateurtoneel in die contreien bestond destijds uit twee genres: de komische thriller en het blijspel. Wij, jonge gasten, wilden wel eens iets anders, iets gewaagds. En dat werd dus Harold Pinter: de meester van het weglaten, van de vervreemding, van de raadsels.
De collectie gaat over twee stellen. Het ene een keurig middenklasse-echtpaar, het andere een homopaar bestaande uit een tamelijk klassieke oude nicht en zijn jonge vriendje. De heteroman en de jonge homo kruisen elkaars pad en dat levert allerlei broeierige taferelen en onderdrukte verlangens op. Ik speelde de echtgenoot, wat mij betreft de mooiste rol, want hij had heel wat te verbergen en te bedwingen. Zou ik op dit moment gecast worden, dan zou ik de klassieke oude nicht spelen, vrees ik.
Aartsvader
Acteurs vinden het heerlijk om Pinters tekst te spelen, hoor je vaak van regisseurs. Proefondervindelijk kan ik dat ten volle beamen. In zijn toneelstukken wordt weinig uitgelegd, er is veel te zoeken, tussen de regels door zwerft en zweeft van alles. En er zit ook humor in, droge, harde, Engelse humor. En dan die pauzes en stiltes die hij als regieaanwijzingen altijd meegeeft, die streepjes en puntjes in de tekst. Mysterieus en duister.
Harold Pinter (Londen, 1930 - Londen, 2008) wordt wel de aartsvader van het na-oorlogse moderne toneel genoemd. Hij introduceerde een nieuwe vorm van absurdisme en vervreemding in het theater. Vanaf zijn eerste stuk, The Room (1957), tot aan zijn laatste, Remembrance of Things Past (2000), schreef hij gedichten, toneelstukken, korte sketches en filmscenario's. Hij begon als acteur, maar vond meer voldoening in het schrijven.
Gek genoeg worden zijn stukken de laatste jaren nog maar weinig gespeeld in Nederland, terwijl zijn werk hier toch al in een vroeg stadium werd omarmd. Sterker nog: The Birthday Party (1957) werd in Engeland genadeloos gekraakt door pers en publiek, maar in Nederland een groot succes (zie inzet Carel Alphenaar). Maar er gloort hoop: deze week gaat in De Toneelschuur Haarlem een van zijn bekendste stukken, The Caretaker (De huisbewaarder, 1960) in première, in regie van Paul Knieriem.
'Meneer Pinter, u bent een van de belangrijkste toneelschrijvers ter wereld, maar...'
Voordat de interviewer van het BBC-programma Face to Face zijn vraag kon afmaken, werd hij door Harold Pinter in de rede gevallen: 'Hoe bedoelt u, een van de...?'
Het illustreert dat Pinter allesbehalve een minderwaardigheidscomplex had. Hij vond het dan ook volkomen terecht dat hem in 2005 onverwachts de Nobelprijs voor Literatuur werd toegekend. Dat het om een toneelschrijver ging, was opmerkelijk. Het juryrapport destijds bestond uit slechts één zin: 'De Nobelprijs 2005 voor literatuur gaat naar Harold Pinter, die in zijn toneelstukken de afgrond onder het alledaagse gezwets blootlegt en de gesloten deur waarachter onderdrukking heerst, loswrikt.'
Toneelschuur Producties: De Huisbewaarder van Harold Pinter. Regie Paul Knieriem. In Haarlem t/m 28/10, tournee t/m 30/12.
Zo is het maar net. Kernachtiger kan haast niet.
Die afgrond onder het alledaags gezwets zien we vooral in zijn vroegere stukken, die vaak werden bevolkt door personages uit de arbeidersklasse. Zij praten en praten om maar niet de waarheid onder ogen te hoeven zien. Die waarheid is dat ze het middelpunt zijn van een leeg leven. Pinters personages spreken in een taal die zich loszingt van het alledaagse gebabbel, maar ze raken in dat alledaagse toch wanhopig verstrikt. Onderdrukte (homo)seksualiteit en vrouwenhaat - ook daar gaan die stukken tussen de regels door over. In De thuiskomst, bijvoorbeeld, wordt Ann, het enige vrouwelijke personage, slachtoffer van het mannelijk geweld om haar heen. #metoo zou Ann nu twitteren.
Later werd de taal van Pinter kaler. Uiteindelijk schreef hij met Ashes to Ashes en Betrayal (Bedrog) twee meesterwerken, waarin alle zijn thema's samenkomen; ogenschijnlijk zijn het relatiedrama's, maar daaronder gaat het over macht, misbruik, vernietiging en verlatingsangst.
Tekst gaat verder onder de foto.
Rebecca, de vrouw in Ashes totAshes verwoordt het failliet van haar relatie als volgt: 'Ik geloof niet dat we opnieuw kunnen beginnen. We zijn... lang geleden begonnen. We zijn begonnen. We kunnen niet opnieuw beginnen. We kunnen opnieuw eindigen.'
Op zijn oude dag bemoeide Pinter zich ook met allerlei politieke onderwerpen. De onderdrukking van volkeren en het schenden van mensenrechten kwamen in stukken als Party Time en Bergtaal aan de ode.
'Ik geloof dat er iets aan de hand is op straat.'
'Wat?
'Ik geloof dat er iets aan de hand is op straat.'
'Laat de straat maar aan ons over.'
'Wie is ons?'
'O, gewoon ons... hè.'
Dialoog tijdens een feestje in Party Time, waarin een groepje keurige mensen zich heeft teruggetrokken met hapjes en drankjes in een luxe appartement, terwijl buiten op straat het oproer kraait en iets naargeestigs op handen is. Die dreiging en de ontkenning daarvan zijn illustratief voor al het werk van Pinter. Het is dansen op de vulkaan, balanceren op de grens van het wel weten maar toch ontkennen.
De schrijver was te ziek om in 2005 de Nobelprijs zelf in Stockholm in ontvangst te kunnen nemen. In een studio in Londen nam hij zijn dankwoord op, waarin hij fulmineerde tegen de Amerikaanse en Britse invasie in Irak. Pinter beschouwde die als een oorlogsmisdaad en massamoord.
Ontmoetingen
Als we nu toch persoonlijk worden: behalve dat ik 'Pinter' heb gespeeld, heb ik hem ook twee keer ontmoet. Een keer vluchtig, in de bovenzaal van artiestencafé De Smoeshaan in Amsterdam, waar hij in 1994 te gast was bij de première van Maanlicht van Toneelgroep Amsterdam. Ik was daar overigens meer onder de indruk van Kitty Courbois, maar ik vroeg de beroemde schrijver toch nog even naar wat hij van de voorstelling vond. Hij antwoordde dat hij op dat soort vragen nooit antwoordde.
In 2006 troffen we elkaar opnieuw, toen hij in Turijn de Europese Theaterprijs in ontvangst nam. Hij was toen al ziek en het hing er tot op het laatst om of hij de reis kon maken. Maar toen hij er eenmaal was, hield hij opnieuw een vlammend betoog over het in zijn ogen schandelijke Amerikaanse en Engelse Irak-beleid. 'Er is niets groots meer aan Groot-Britannië', zei hij daarover.
Michael Caine, Meryl Streep
Harold Pinter is, behalve als dichter en toneelschrijver, ook bekend vanwege de scenario's die hij schreef voor een aantal films. De bekendste daarvan zijn The Go-Between (1969), The French Lieutenant's Woman (met Meryl Streep, 1981) en Sleuth (met Michael Caine en Jude Law, 2007). De verfilming van zijn toneelstuk Betrayal in 1983 met Jeremy Irons, Ben Kingsley en Patricia Hodge werd een groot succes.
Na afloop mochten een paar journalisten in informeel verband met hem praten. Ook toen weigerde hij inhoudelijk in te gaan op zijn werk. 'Ga maar naar het theater als u erachter wilt komen waar mijn stukken over gaan' - daar moesten we het mee doen.
Het kan nu gelukkig weer, naar het theater gaan om een Pinter te zien.
'Likken naar boven, trappen naar onderen'
Paul Knieriem (36), regisseert nu De huisbewaarder met onder anderen René van 't Hof.
'Zijn vroege stukken zijn rauw, ze gaan over mensen die moeten zien te overleven. En over xenofobie en paranoia, dierlijke krachten - likken naar boven, trappen naar onderen, dat is het eigenlijk. De huisbewaarder is geschreven met straattaal, en is soms ook erg geestig. Pinter is ook een dichter en op een wonderlijke manier zit die poëzie ook in zijn stukken. Hij is beïnvloed door Becketts Wachten op Godot en zeker ook door de Engelse kitchensink-drama's: ellende bij de gootsteen.
Er zitten ook erg flauwe en gedateerde scènes in, met een soort Herenleed-achtige dialogen. In de jaren zestig was dat allemaal misschien opzienbarend, maar dat is het al lang niet meer. We zijn er dus behoorlijk met de stofkam doorheen gegaan.'
'Hij begon te janken'
Titus Muizelaar (68), regisseerde bij Toneelgroep Amsterdam onder meer Maanlicht, Party Time en Ashes to Ashes.
'Het eerste Pinter-stuk dat ik zag was De Huisbewaarder, met Henk van Ulsen. Ik was 13. Als je zo de wereld en het leven kunt doorgronden, dan is er nog hoop voor me, dacht ik als prepuber. Ik heb in totaal vijf stukken van hem geregisseerd. Hij is ook een aantal keren bij Toneelgroep Amsterdam te gast geweest en altijd onder de indruk van de manier waarop wij zijn stukken speelden - kaal, zonder enorme decors en weg van die aangeklede, realistische Engelse stijl. Hij nodigde me een keer uit in Londen naar zijn eigen regie te komen kijken. Ik vond het afschuwelijk oubollig en zei hem dat ook. Toen begon hij te janken, omdat hij blij was dat er eindelijk iemand iets kritisch durfde te zeggen.'
'De acteurs werden er af en toe gek van'
Olivier Diepenhorst (33), theatermaker, regisseerde in 2015 Pinters Ashes to Ashes.
'Ik koos Ashes to Ashes toen ik in De Toneelschuur in Haarlem mijn eerste professionele voorstelling mocht maken. In het stuk wordt specifiek gerefereerd aan de Holocaust, maar het gaat ook over de schending van mensenrechten wereldwijd. Zelf heeft hij daarover gezegd dat elke marteling, elke dode, waar ook ter wereld, ons aangaan. Met twee jonge acteurs wilde ik er geen moralistische voorstelling van maken. Ze werden er af en toe gek van, van dat uitpluizen van de personages, terwijl dat bij Pinter onbegonnen werk is. Wij hadden ook geen idee hoe je Pinter moest spelen. Al die streepjes en puntjes in de tekst, zijn dat nou stiltes of pauzes? Die Pintereske pauzes zijn legendarisch.
Volgend seizoen ga ik Bedrog regisseren, bij Theatergroep Suburbia in Almere.'
'Hij lachte me uit'
Carel Alphenaar (77), dramaturg, schrijver en destijds artistiek leider van Toneelgroep Centrum.
'Wij waren het eerste Nederlandse gezelschap dat in 1962 Het verjaardagsfeest speelde. In Engeland was dat stuk geflopt, maar hier werd het een enorm succes. Sindsdien mochten wij in Nederland als eerste zijn nieuwe stukken spelen. Op een gegeven moment vroeg ik of hij speciaal voor ons een stuk wilde schrijven. Hij lachte me uit: hoe durfde ik zoiets te vragen! Hij was geen schrijver die op bestelling een stuk leverde, schrijven moest van binnenuit komen.
Zijn stukken zijn zo sterk, zo mooi. Al die mysteries die onder die personages liggen. Als toeschouwer vraag je je altijd af waarom ze zeggen wat ze zeggen, en wat ze eigenlijk bedoelen. Een stuk als Bedrog (waarbij het verhaal van achteren naar voren wordt verteld) is razend knap: het publiek weet van begin af aan hoe het afloopt, dat zit bij wijze van spreken al te huilen terwijl de personages nog van niets weten en aan het lachen zijn.'