InterviewJasmila Zbanic
‘Toen we de scène draaiden waarin gewapende Servische soldaten de basis binnenkomen, kregen twee vrouwelijke figuranten een soort stressaanval’
Met Quo vadis, Aïda? maakte de Bosnische regisseur Jasmila Zbanic de eerste internationale speelfilm over de genocide in Srebrenica. Waarom was het voor haar zo belangrijk de werkelijkheid nauwgezet te volgen?
En dan zegt commandant Thom Karremans in de film dat ene zinnetje, dat voorgoed verbonden is aan het falen van Dutchbat in Srebrenica. ‘Don’t shoot the piano player.’
Alleen – het zal sommige kijkers van Quo vadis, Aida? opvallen – zegt de Nederlandse commandant het niet tegen die intimiderende generaal Mladic, zoals in het bekende televisiefragment, maar tegen wat gezanten van de klemzittende Bosnische burgerbevolking. Het is zo’n scène die doet vermoeden dat het voor een Oscar genomineerde oorlogsdrama van Jasmila Zbanic (46) de historische werkelijkheid af en toe iets kantelt, mogelijk omwille van het dramatisch effect.
Vraag aan de regisseur: waarom heeft ze uitgerekend dat bekende citaat naar een andere context verplaatst?
De Bosnische glimlacht. ‘Karremans zei exact hetzelfde bij die ontmoeting met de afgevaardigden van de burgerbevolking, de avond vóór de ontmoeting met Mladic. Het was iets wat hij vaker zei: ik ben slechts de piano player. Dat vertelden getuigen mij.’
Je zou Zbanic’ vriendelijke doch besliste correctie van de verslaggever tekenend kunnen noemen. Stééds als iemand opwierp dat een voorval uit haar drama over een Bosnische tolk op de door de VN beveiligde enclave niet (of niet geheel) waarheidsgetrouw was, bleek de Bosnische regisseur beter geïnformeerd dan haar critici. Met als meest beladen voorbeeld de scène waarin een naïeve Nederlandse militair een als vrouw verklede Bosnische jongen ontmaskert, die bij het verlaten van de basis tracht te ontkomen aan de Servische soldaten. ‘Dat is een man!’, roept de Dutchbatter, waarop de jongen naar een andere bus wordt afgevoerd.
Naast enkele oud-Dutchbatters, die de film vooraf al zagen, dacht ook de militair historicus van het Veteraneninstituut dat zoiets nooit was voorgevallen. Het moest een verzinsel zijn. Maar het is dus echt gebeurd.
Zbanic: ‘Ik hoorde ervan via Hasan (Dutchbat-tolk Hasan Nuhanovic, op wiens verhaal de film mede is gebaseerd, red.) Vervolgens heb ik heb het onderzocht en het klopt. Het staat in de getuigenissen van het tribunaal. En het is ook bevestigd door David Harland, de schrijver van het VN-rapport over de val van Srebrenica, die het script vooraf las op mogelijke fouten. Ik heb de moeder van die Bosnische jongen uiteindelijk nog gesproken. Het is een verschrikkelijk verhaal: haar zoon is na het wegvoeren vermoord.’
Dat een paar Nederlandse militairen in de film moeten huilen bij dat afvoeren van de bevolking klopte dan weer niet, volgens sommige Bosnische getuigen. ‘Die Hollanders hebben nooit gehuild, zeiden ze. Ook dat heb ik gecheckt: ik vond in de verslagen van het Joegoslavië-tribunaal drie afzonderlijke Bosnische getuigen die een verloren groepje huilende Nederlandse soldaten hadden zien staan. En ik sprak óók nog een Nederlandse militair die mij vertelde dat hij gehuild had. Dus het zit in de film.’
De Volkskrant sprak tweemaal met Zbanic. Eerst kort na de wereldpremière van Quo vadis, Aida? in Venetië, en later nog eens wat dichter op de vanwege corona uitgestelde bioscooprelease. En bij die gelegenheid laat de Bosnische zich vergezellen door haar Nederlandse coproducent Els Vandevorst, die een belangrijk aandeel had in de totstandkoming van de film.
De regisseur nam heel wat op zich met haar film over de fictieve Bosnische tolk Aida (Jasna Duricic), die haar gezin tracht te redden terwijl het Servische net zich sluit rond de door de VN te beveiligen enclave. Bosniërs, Serviërs, Nederlanders: álle betrokken partijen hadden zo hun eigen, soms zeer uiteenlopende verwachtingen van de eerste internationale speelfilm over de grootste massamoord in Europa sinds de Tweede Wereldoorlog.
‘Ik hoopte altijd dat iemand anders deze film zou maken, maar er kwam maar geen andere film van de grond. Ondertussen was ik wel al jarenlang aan het researchen, zonder echt aan mezelf toe te geven dat ik me al aan het voorbereiden was op deze film. Misschien kon het ook niet eerder dan vijfentwintig jaar na de oorlog. Omdat we nu pas het héle verhaal van Srebrenica kunnen overzien. En de genocide wordt nog steeds ontkend, door Servische politici. Die ontkenning is een voortzetting van de genocide. In die situatie wilde ik ook zo precies mogelijk zijn met de feiten en details, zodat mensen niet kunnen zeggen: o, dit of dat klopt niet, dus de hele film is waardeloos.’
Dat bekendere ‘piano player’-moment draaide ze óók nog, om het uiteindelijk toch te schrappen in de montage. Dit tot verdriet van acteurs Johan Heldenbergh en Boris Isakovic, die Karremans en Mladic vertolken. ‘O, Johan kon me wel vermoorden’, zegt Zbanic lachend. ‘Het was een belangrijke scène voor ze allebei, waarin ze hun personage echt even neerzetten. Maar het werkte niet, vond ik. Als je díé pianoplayerscène ziet, met Mladic erbij, weet je als kijker meteen – en al vroeg in de film – dat Karremans een zwak iemand is, dat hij uiteindelijk niks zal ondernemen. Nu kun je als kijker nog geloven dat er hoop is.’
Nou, niet als Nederlandse kijker.
‘Dat geldt ook voor het Bosnische publiek: je weet dat iedereen zal worden vermoord. Maar zelfs áls je dat weet, accepteer je de wetten van film. Zo werkt het als je in de bioscoop zit.’
Waarom koos u voor een vrouwelijke tolk als hoofdpersonage?
‘Aanvankelijk schreef ik het scenario vanuit Hasans perspectief. Maar daarmee kwam het zo dicht bij hem, dat het niet helemaal werkte. Ik moest er ook mijn eigen film van kunnen maken, met thema’s die ik er in wilde stoppen. Dat vroeg om wat meer afstand. Ik heb wel zeer veel aan zijn boek Under the UN Flag gehad. Later kwam ik op het idee van een Bosnische oud-schooljuf die ook sommige van de Servische militairen ooit als kind in de klas heeft gehad. En een vrouw die nu als VN-tolk tussen twee werelden staat: die van de VN en de Bosniërs. In de film zie je Aida krimpen, als ze inziet dat ze niet iedereen kan redden. Oké, laat me dan mijn gezin redden, denkt ze. En vervolgens krimpt ze nog verder, als ook dat niet lukt. Uiteindelijk is dát het verhaal van de film: een moeder die haar gezin probeert te redden, maar daar niet in slaagt. Hoe kan dat, in een door de VN beschermd gebied?
‘Een oorlog schept sociopaten, mensen die er echt van genieten. Maar voor de meeste mensen geldt dat ze hun menselijkheid gewoon steeds verder beperken, om te kunnen overleven. En Mladic is óók een menselijk wezen. Volgens mij is het verkeerd om oorlogsmisdadigers als monsters te zien. Dan zeg je in feite dat je niks met ze te maken hebt, dat ze zo worden geboren. En dan stel je geen vragen, terwijl we dat juist wel moeten doen. Want waarom hebben Serviërs die mensen daar zomaar vermoord? Wat maakt dat iemand denkt dat de ander het niet verdient om te leven, enkel omdat die persoon een moslim is? En wat ging er om in de hoofden van de VN-soldaten? Waarom hebben ze niet geprobeerd iets te doen, zelfs al waren ze zeer beperkt door politieke besluiten?’
De Vlaming Johan Heldenbergh speelt een geweldige Karremans. Klopt het dat de benaderde Nederlandse acteurs moeite hadden met die rol?
‘Een aantal wilden niet. Maar voor mij was Johan perfect. Hij heeft een vriendelijk gezicht; iemand van wie je hoopt dat hij een held kán zijn. Als zo iemand faalt, doet het nog meer pijn.’
Heldenbergh en Raymond Thiry, die majoor Franken speelt, vertelden me dat u de opnamen op een zeker moment moest staken, omdat sommige figuranten echt aan het huilen waren.
‘Ja, veel van de acteurs en figuranten hebben de oorlog zelf meegemaakt. Toen we de scène draaiden waarin gewapende Servische soldaten de basis binnenkomen om mensen te ondervragen, kregen twee vrouwelijke figuranten een soort stressaanval: we hebben ze met de ambulance naar het ziekenhuis moeten brengen. Ze kwamen niet uit Srebrenica, maar hadden als kind tijdens de oorlog wel in een concentratiekamp gezeten. Ze waren helemaal aan het schudden van paniek. Ik probeerde ze gerust te stellen met Emir Hadzihafizbegovic, de Bosniër die de een van Servische soldaten speelde, hij is heel bekend. Kijk, ik ben gewoon Emir, zei hij. Maar ze konden hem niet zien. Ze hadden het héél moeilijk. En toch wilden die figuranten heel graag meewerken, zo belangrijk vonden ze het om dit verhaal te vertellen, zelfs al deed het ze zo veel pijn.’
Wat vond u van de reacties van de Nederlandse veteranen?
‘Allereerst denk ik dat de distributeur Cinéart er goed aan deed de film voor te vertonen voor veteranen. Zo konden ze zelf oordelen, voor iets of iemand anders ze kon beïnvloeden. Van wat ik hoorde waren de reacties goed. Eerst nog een beetje defensief, maar later veranderde dat.’
Producent Vandevorst: ‘Een aantal Dutchbat-veteranen heeft de film ook aanbevolen in talkshows. Natuurlijk zullen ze dat niet allemaal doen, maar een aantal wel. Dat is ook belangrijk.’
Zbanic: ‘Dat we de publieksprijs wonnen op het Rotterdamse filmfestival, vond ik heel mooi: voor mij het teken dat de film in Nederland geaccepteerd wordt.’
Uw film gaat ook over het falen van militaire codes, of over militaire façades. Mladic doet zich op momenten voor als een eervol militair. En de Nederlandse bevelhebbers lijken vooral te hechten aan ordentelijkheid.
‘Ha, als vrouw heb ik me nooit kunnen identificeren met dat militaire machtssysteem. Ik zie altijd meteen de ridicule kant van dat soort autoriteit. Maar terwijl ik dit zeg, denk ik ook: oké, maar ik ben wel een regisseur, ik deel ook bevelen uit. Maar ja, die mensen kúnnen dan ook nee zeggen. In een militaire structuur werkt dat niet zo.
‘Dat oorlogsspeelgoed vind ik ook zó onaantrekkelijk. De tank bijvoorbeeld, die we nodig hadden voor de opnamen. Dat was een big deal: het ministerie stond ons niet toe er eentje te gebruiken. Onze overheid bestaat uit Bosniërs, Serviërs en Kroaten, en uiteraard wilden sommige politici niet dat deze film doorging. Maar toen het ons eindelijk gelukt was toch een tank te strikken, zag je mijn crew ineens veranderen: jongetjes werden het, die ook even op de foto wilden met de tank. Nou, ik ga dus écht niet op de foto met een machine die is bedacht om mensen te doden. Maar mijn echtgenoot, de producent van de film, deed dat dus wél. Ik geloof toch dat vrouwen iets anders in elkaar zitten. Wij zien de gebreken van die militaire bullshit.’
Jasmila Zbanic
Na de oorlog in Joegoslavië werkte de in Sarajevo geboren Jasmila Zbanic (46) als poppenspeler in de Verenigde Staten. Terug in Bosnië en Herzegovina begon ze met het maken van korte films en documentaires. In 2006 won ze de Gouden Beer in Berlijn voor Grbavica, haar drama over de naweeën van de systematische verkrachting van Bosnische vrouwen door Servische soldaten. Haar met in totaal negen landen produceerde oorlogsdrama Quo vadis, Aida? werd eerder dit jaar genomineerd voor een Oscar.