Film
The Hand of God bewijst Sorrentino’s ongekend rijke verbeelding ★★★★☆
Net als je je afvraagt waar al die vermakelijke zijpaden heen leiden, begint zich het drama in de film af te tekenen.
In de virtuoze beginscène van The Hand of God lijkt vooral Gods oog aan het werk. Vliegend boven de zee, voorbij de ‘toef-toef’-klanken van tegen de golven kletsende motorbootjes, krijgt de film de kust van Napels in zicht. Zelden liet de Italiaanse metropool zich van zo’n fraaie, mysterieuze kant zien als in dit lange, onafgebroken shot.
Dat komt ook zeker doordat cineast Paolo Sorrentino een wonderlijk detail aanbrengt in deze goddelijke blik op zijn geboortestad: een antieke Rolls-Royce die koel glanzend over de boulevard glijdt, gitzwart afstekend tegen de kleurige façades. Een spook op wielen, lijkt het. De film nadert de auto zo dicht dat diens zuigende bijgeluiden hoorbaar worden, waarna Daria D’Antonio’s camera weer opstijgt en het beeld zich vult met hemel en leegte.
Sorrentino is een meester van het grote, op zichzelf staande filmgebaar. Denk aan de camera die zelf high wordt terwijl hij wentelt om het heroïne spuitende hoofdpersonage van Le conseguenze dell’amore (2004). De in één wervelend shot gefilmde samba langs de pikorde van politicus Andreotti in Il divo (2008). De surrealistische ontmoeting met de reuzengiraf in La grande bellezza (2013), Sorrentino’s meesterwerk. Ook het verbluffende openingsshot van The Hand of God (È stata la mano di Dio) voelt als een barok zinnebeeld dat geen uitleg behoeft.
Tegelijkertijd wijst het op allerlei manieren vooruit naar wat komen gaat (onthoud dat ‘toef-toef’ van de motorbootjes). Sorrentino lijkt ook antwoord te willen geven op de cruciale vraag die aan het einde van de film wordt gesteld. Het op hemzelf gebaseerde hoofdpersonage, de 17-jarige Fabietto (Filippo Scotti), heeft zijn roeping gevonden: hij wil filmmaker worden. Alleen weet hij niet zeker, zegt hij, of hij iets te melden heeft. Zijn gesprekspartner, de Napolitaanse cineast Antonio Capuano (Ciro Capano), reageert verbolgen op Fabietto’s geaarzel en gebaart naar de skyline achter hen. ‘Het kan onmogelijk zo zijn dat deze stad je echt niet inspireert.’
Inderdaad, onmogelijk. Sorrentino debuteerde in 2001 met het in Napels gesitueerde L’uomo in più. Precies twintig jaar later brengt hij met het mede door Netflix geproduceerde The Hand of God een meeslepende liefdesverklaring aan de stad, van de straten tot de binnenpleintjes, van spectaculaire 19de-eeuwse winkelpassages tot ondergelopen gewelven. Op het Filmfestival van Venetië won Sorrentino er de Zilveren Leeuw/Grote Juryprijs mee, terwijl Scotti werd bekroond als beste jonge acteur.
Napels vormt in The Hand of God de bedding voor een zeer persoonlijke geschiedenis. Dompelde Sorrentino zich eerder onder in de handel en wandel van Berlusconi (Loro) en de paus (series The Young Pope en The New Pope), nu kijkt hij terug op een tragisch sleutelmoment uit zijn eigen jeugd in de jaren tachtig. Een wat warrige terugblik is het, vol omwegen en zijpaadjes, alsof Sorrentino de pijnlijke kern ontwijkt door vooral veel smakelijk uitvergrote herinneringen op te halen.
Zo is er de labiele tante Patrizia (Luisa Ranieri), die met haar wulpse gedrag zowel Fabietto als de kijker verleidt tot onbeschaamd gestaar. Signora Gentile (Dora Roman) is een immens brute, in bontjas gehulde vrouw die de ene mozzarella na de andere opschrokt. Fabietto deelt een slaapkamer met broer Marchino (Marlon Joubert) en begeleidt hem bij een mislukte auditie voor Fellini – nóg een filmmaker die door The Hand of God spookt. Fabietto’s zus zit altijd in de badkamer en valt dus, in een even subtiele als absurde running gag, nooit te zien. Fabietto zelf is aanvankelijk een bijfiguur in zijn eigen relaas, dankzij de vrijheid die de film zich permitteert om ook zomaar weer naar iets of iemand anders af te dwalen. Diego Maradona, de voetbalheilige die in 1984 de overstap naar SSC Napoli maakte, blijkt de eigenlijke God uit de titel.
Net als je je afvraagt waar dit allemaal heen gaat, tekenen de contouren van het drama van The Hand of God zich af. Het familiemozaïek versmalt geleidelijk tot een bijzonder liefdevol portret van Fabietto’s ouders: de schalkse Maria (Teresa Saponangelo) en de ongeneeslijk ontrouwe, eeuwig jongensachtige Saverio (vaste Sorrentino-kracht Toni Servillo).
Hun mooiste, zachtste scène – samen vallen ze in slaap voor de televisie – markeert de overgang naar het tweede deel van de film, dat matter en veel minder beweeglijk is, maar ook volwassener, geconcentreerder. Gelukkig krijgt hoofdrolspeler Filippo Scotti, die met zijn sympathiek slungelige voorkomen doet denken aan Timothée Chalamet, hier ook steviger acteermateriaal, zodat Fabietto aan diepgang wint. En met hem de film.
‘Ik wil een denkbeeldig leven. Een leven zoals ik dat eerst had’, zegt de jongen. Heeft Sorrentino The Hand of God dáárom gemaakt: om via de verbeelding terug te kunnen keren naar het geluk dat hem als adolescent ontglipte?
Die verbeelding blijft ongekend rijk, hoe richtingloos en overvloedig The Hand of God ook mag zijn. Fraai detail, bijvoorbeeld, dat Fabietto altijd zijn walkman meezeult, maar de koptelefoon consequent om zijn nek draagt. Als hij hem dan eindelijk opzet, wordt dat cruciale moment bij Sorrentino pure filmpoëzie.
The Hand of God
Drama
★★★★☆
Regie Paolo Sorrentino
Met Filippo Scotti, Marlon Joubert, Teresa Saponangelo, Toni Servillo, Luisa Ranieri, Ciro Capano, Renato Carpentieri, Dora Roman.
130 min., in 42 zalen, vanaf 15/12 ook op Netflix.