InterviewTaco Dibbits
Taco Dibbits, directeur Rijksmuseum: ‘Het aantal mensen dat opbelt, is enorm. Het zou onverstandig zijn om daar niet naar te luisteren’
Hij snakt naar de heropening. De noodgedwongen sluiting van het Rijksmuseum in Amsterdam doet pijn, zegt directeur Taco Dibbits. ‘Het is alsof je je familie moet verlaten.’ Maar hij voelt zich wel gesteund, doordat mensen juist nu het belang van musea inzien.
De beroemde Eregalerij van het Amsterdamse Rijksmuseum oogt surrealistisch. Waar normaal drommen de melkmeid van Vermeer en De Nachtwacht bewonderen, is nu geen bezoeker te bekennen.
Dat Taco Dibbits (51) in deze zaal, voor een andere Rembrandt, een interview wil geven, is geen toeval. De directeur heeft meerdere favorieten in zijn museum (‘Het wisselt steeds’), maar de man en de vrouw die elkaar teder aanraken hebben hem in deze virustijd de meeste steun gegeven, zegt hij vanaf een bank die hij voor Het Joodse bruidje heeft laten neerzetten.
‘Dit schilderij gaat over kwetsbaarheid. Je merkt nu hoe kwetsbaar onze maatschappij is en hoe kunst ons daarmee confronteert. En hoe kunst ons een gevoel van stabiliteit geeft, omdat het er is en we het moeten behoeden. Het gaat natuurlijk ook over wat we allemaal zo missen: een omhelzing. Ik heb een moeder van 89 en die kan ik al twee maanden niet omhelzen. Dat vind ik heel moeilijk.’
Het gebouw is vrijwel uitgestorven. Er zijn alleen beveiligers en klussende medewerkers – toen het museum dicht moest, is van de nood een deugd gemaakt en onderhoud naar voren gehaald. Volgens Dibbits is de gedwongen sluiting uitzonderlijk. Sinds 1885, toen het museum naar de huidige locatie verhuisde, is dat slechts twee keer eerder gebeurd: aan het begin en aan het einde van de Tweede Wereldoorlog.
Voordat het vraaggesprek begint, vertelt Dibbits met een hem typerend enthousiasme over het werk dat nu op de Eregalerij hangt. Zoals het grote drieluik van Peter Paul Rubens, dat uit Antwerpen komt maar door het coronavirus niet terug kan – het bruikleenverkeer is compleet stilgevallen. Om dezelfde reden ontbreekt ook een doek: Rembrandts Zelfportret als de apostel Paulus kan niet terugkeren uit Rome.
Een stukje verderop wijst de museumdirecteur op de wanden waar normaal de werken van Johannes Vermeer hangen, met daartussen schilderijen van andere kunstenaars. Die laatste zijn weggehaald en de vier Vermeers zijn op een flinke afstand van elkaar aan de muur bevestigd, zodat de vele liefhebbers na de heropening op 1 juni niet te dicht op elkaar hoeven te staan. De verplaatsing vergde extra voorbereiding. ‘De regels schrijven voor dat zo’n Vermeer door twee medewerkers moet worden gedragen. Maar hoe houd je bij zulke kleine schilderijen 1,5 meter afstand?’
Als hij gaat zitten voor Het Joodse bruidje, knikt hij naar de huwelijksportretten van Marten Soolmans en Oopjen Coppit aan de overkant van de Eregalerij. Die doen zelfs ten opzichte van elkaar aan social distancing, grapt hij.
*
Op vrijdag 13 maart sloot het Rijksmuseum zijn deuren. ‘Ik liep over de Eregalerij’, zegt Dibbits, ‘ging daarna naar buiten en hoorde de deuren in het slot vallen, klik, klik, klik. Dat doet pijn. Het is alsof je je familie moet verlaten. De kunst blijft alleen achter, terwijl die is gemaakt om gezien te worden.’ Hij stokt even. ‘Ik word er gewoon geëmotioneerd door. Daarom vind ik het ook zo belangrijk om het gesprek hier te doen; kunst brengt ons terug tot de kern van onze menselijkheid. Het klinkt misschien groots, maar het is een plek waar je je de verbintenis realiseert die wij als mensen hebben.’
In de twee maanden sinds het begin van de crisis heeft de directeur van het nationale museum van Nederland weinig van zich laten horen. Hij wilde na de onverhoedse sluiting eerst intern orde op zaken stellen, legt hij uit. De veiligheid van de achthonderd werknemers stond voorop en er moest worden uitgezocht wat de sluiting zou betekenen voor de financiën. Van het museum wordt altijd aangenomen dat het rijk is, omdat het veel bezoekers trekt (vorig jaar 2,7 miljoen, een record).
Maar die populariteit blijkt in deze crisis ook een keerzijde te hebben. Musea zijn sinds de forse bezuinigingen van 2010 verplicht om meer eigen inkomsten te genereren. ‘De exploitatie van het Rijksmuseum is voor 30 procent gebaseerd op de kaartverkoop. Als die goed gaat, gaat het goed. Maar als het slecht gaat, voel je dat meteen.’ Volgens Dibbits loopt het museum nu 1 miljoen euro per week mis. Het teert snel in op een speciale reserve van 15 miljoen euro die in goede tijden is aangelegd.
Om geld te besparen zijn enkele tentoonstellingen verlengd en een paar andere uitgesteld, zoals de op voorhand al veelbesproken expositie over slavernij. Ontslagen hoopt Dibbits te voorkomen, maar veel vaste zzp’ers hebben op dit moment geen werk meer, onder wie honderdveertig rondleiders.
Het museum staat niet op omvallen, benadrukt hij, maar duidelijk is wel dat dit niet te lang moet duren. Het Rijks mag per 1 juni weer bezoekers toelaten, zij het beperkt: begonnen wordt met tweeduizend mensen per dag en als dat goed gaat, wordt dat uitgebreid naar maximaal drieduizend. Vorig jaar trok het museum dagelijks gemiddeld 7.400 bezoekers.
De buitenlandse toeristen – in 2019 waren het er 1,7 miljoen, ook een record – zullen dit jaar verstek laten gaan, schat hij in. De coronacrisis zal een ‘lange impact’ hebben: ‘Musea zijn nu eenmaal afhankelijk van de mobiliteit van mensen.’
Dibbits zegt daarom blij te zijn met de 300 miljoen euro extra die het kabinet voor cultuur heeft uitgetrokken. Dat is 100 miljoen meer, zo memoreert hij fijntjes, dan de 200 miljoen die het eerste kabinet Rutte tien jaar geleden bezuinigde. Maar de toegezegde steun is volgens hem lang niet genoeg.
Hij wijst op de populariteit van de Museumkaart: ‘1,4 miljoen mensen, bijna 10 procent van de Nederlanders, heeft er per jaar een fiks bedrag voor over om naar het museum te gaan.’ Nadat het Rijks dicht was gegaan, verdubbelde het aantal onlinebezoekers tot meer dan een miljoen per week. ‘Je ziet dat er juist in deze tijd van crisis een grote behoefte is aan kunst. Het aantal mensen dat opbelt en schrijft, is enorm. Ik denk dat het heel onverstandig zou zijn om daar in Den Haag niet naar te luisteren.’
Hoeveel steun er nog bij moet, wil hij niet zeggen. Hij spreekt van ‘een fors bedrag’ en pleit voor verruiming van de Geefwet plus kwijtschelding van huren. Op de vraag of minister Ingrid van Engelshoven van Cultuur wel genoeg uit het vuur heeft gesleept, geeft hij een diplomatiek antwoord. ‘Ik denk dat we in deze periode allemaal retehard ons best doen. We moeten niet te snel oordelen. De tijd zal het uitwijzen.’
Dibbits heeft de video van begin deze maand gezien waarin de Duitse bondskanselier Angela Merkel een minutenlange lofzang afsteekt op de cultuur in haar land. Rutte heeft dat niet gedaan. Maar die ziet wel degelijk het belang van musea, stelt Dibbits: de minister-president is ‘veranderd’ sinds zijn eerste kabinet het mes zette in cultuur. ‘Dat zie je ook door het noodfonds dat er in april is gekomen. Maar nu moet wel de volgende stap worden gezet. Als het zo doorgaat, moeten we echt gaan snijden. In de educatie van kinderen in het museum bijvoorbeeld. Ik vrees onherstelbare schade in de hele museale sector. Instellingen gaan omvallen. We hebben in Nederland een weergaloos netwerk van musea. Dat moeten we als samenleving toch in stand kunnen houden?’
*
Door de gedwongen sluiting hebben veel musea in noodtempo hun aanwezigheid op internet uitgebreid. Het Rijks heeft het voordeel dat het al jaren geleden met de digitalisering van zijn omvangrijke collecte is begonnen – zo vroeg dat het in de wereld vaak als voorbeeld wordt aangehaald. Opvallend is wel dat de recentelijk gemaakte filmpjes waarin conservatoren over een favoriet collectiestuk praten, allemaal in het Engels zijn opgenomen. Is dat niet raar, nu het museum het voorlopig vooral van de bezoekers uit eigen land moeten hebben?
Die video’s zijn ondertiteld, verdedigt Dibbits zich, en bedoeld voor Instagram, waar de voertaal Engels is. Hij werpt verder op dat de exposities in zijn museum vooral ten behoeve van binnenlands bezoek worden gemaakt; de toeristen van over de grens komen vooral voor de collectie of omdat ze Amsterdam als vakantiebestemming hebben gekozen.
In februari van dit jaar ontketende een collega van Dibbits een discussie over het belang van blockbusters. Groots opgezette tentoonstellingen met topwerken drukken volgens Meta Knol, directeur van De Lakenhal in Leiden, te veel op het budget, onder meer door de astronomisch hoge verzekeringskosten. Ze hekelde de ‘groeiverslaving’ van musea en wil meer ‘lokale verhalen’ gaan vertellen.
De directeur van het Rijksmuseum meent dat grote, internationale publiekstrekkers juist moeten blijven. ‘Het is belangrijk de luiken open te zetten, vooral in een tijd dat je beperkt bent in je beweging. Ik had vorige week een videoconferentie met de directeuren van de vijftig grootste musea in de wereld en je merkt hoe belangrijk het is om niet oogkleppen op te doen. Dat leidt tot isolationisme. Je voelt een nieuw regionalisme in de maatschappij. Als musea moeten we daar niet aan bijdragen. De kunst is door de eeuwen heen internationaal geweest. Zonder de kunst in Italië zouden de Nederlandse schilders in de 17de eeuw nooit zo tot bloei hebben kunnen komen.’
Heeft hij ook een positieve les kunnen trekken uit deze crisis?
‘Er is niets goed aan ziekte. Maar je voelt je gesteund, doordat het publiek het belang ziet van musea en cultuur. In een tijd van crisis ben je op jezelf aangewezen, omdat je thuis moet zitten en je wereld zich verkleint tot de essentie. Het is interessant om te zien dat kunst dan opeens extra belangrijk wordt. Kunst maakt je vrij als je opgesloten zit in je kamer.’
Vanaf 1 juni te zien in het Rijksmuseum
De grote tentoonstelling Caravaggio-Bernini. Barok in Rome is met een aanzienlijke periode verlengd; ze is nog te bewonderen tot en met 13 september van dit jaar, zo maakte het Rijksmuseum woensdag bekend. De expositie kreeg voor het uitbreken van het coronavirus vier sterren in de Volkskrant. Ook nog steeds te zien: de langdurige restauratie van De Nachtwacht, en enkele kleine tentoonstellingen.