Superlijm
Ook Kerets vroege verhalen verraden al een groot absurdistisch talent
De Israëlische auteur Etgar Keret (1967) is een van de grootste talenten op de korte baan. Vorig jaar verscheen de verhalenbundel Verrassing en waarschijnlijk hebben we aan het succes daarvan te danken dat de uitgever nu Kerets inmiddels twintig jaar oude debuut heeft laten vertalen: Superlijm.
Een verstandige keuze, want Keret was vanaf het begin een schrijver met een hang naar het absurde en zelfs het magisch-realistische. Zo staan er kratjes bier ter grootte van lucifersdoosjes in de koelkast voor als er kabouters op bezoek komen, en besluit een meisje ondersteboven aan het plafond te gaan hangen door haar blote voeten in te smeren met superlijm.
Meer dan in zijn latere werk spelen deze verhalen zich af op school en in het leger. Er wordt flink getreiterd en gemarteld. Zoals in 'Geen mensen', waarin de buik van een Arabier wordt opengesneden: 'Er vielen opgerolde vlaggen, blaadjes, snoepjes en telefoonnummers op de grond.'
Als Keret voor een andere omgeving kiest, IJsland, Berlijn, pakt zijn fantasie minder goed uit. Maar na een drietal mindere verhalen schiet Keret in de roos met een verhaal als 'Katzenstein', over een twijfelende man die overal zijn daadkrachtige schrikbeeld ziet opduiken. Zelfs in de hel is hij niet veilig.
Terugkerende figuur is de neurotische soldaat Kochi, die tijdens een gevecht wordt beschoten door een 'haas met een staart in de vorm van een antenne en met een rokende kalasjnikov in zijn handen'. In een volgend verhaal smeert hij de 'jeep van een patrouille in met pindakaas omdat dat volgens hem de kamelen van de vijand in de war zou brengen.'
Als Kochi afzwaait, krijgt hij een exemplaar van Superlijm cadeau: 'Een kutboek (...) Op drie verhalen na. De rest is pulp.'
Die is duidelijk de kluts kwijt.