InterviewRonnie Wood
Stones-gitarist Ron Wood genas van longkanker, heeft zijn piekhaar nog en eert leermeester Chuck Berry
Rolling Stones-gitarist Ron Wood brengt met zijn nieuwe plaat een ode aan zijn leermeester Chuck Berry. Kort nadat die was gestorven, werd bij Wood longkanker vastgesteld, waarvan hij inmiddels is genezen. Stoppen met roken en een eerbetoon brengen aan Chuck, nam Wood zich na de diagnose voor.
De Volkskrant zit te wachten in een suite van een Londens luxehotel. Voor ons op tafel ligt een elpee met een klaphoes waarop we het gezicht van Chuck Berry herkennen. De rock-’n-rollpionier ergens in de jaren vijftig, zijn gloriejaren. Mad Lad heet de tribute-plaat, de maker is Ronnie Wood. Die heeft zich tussen interviews door even teruggetrokken op het toilet en heeft het daar, te horen aan het vrolijke wijsje dat hij neuriet, naar zijn zin.
‘O, je bent er al’, zegt hij bij binnenkomst, alsof hij zich een beetje betrapt voelt. ‘Mooi hè’, heb ik ontworpen’, vervolgt hij als hij zijn interviewer met de platenhoes in de hand ziet. ‘Ik ben er echt trots op, dat mag je best weten.’
Ronnie Wood (72) ziet er goed uit. Zijn tengere postuur, zwarte piekhaar, pretoogjes en brede lach op zijn gezicht herkennen we van alle publiciteitsfoto’s en filmclips van de Rolling Stones, waarin hij sinds 1975 gitaar speelt.
Zijn iconisch geworden uiterlijke kenmerken verraden geen spoor van de ziekte die de afgelopen jaren toch behoorlijk in zijn lichaam heeft huisgehouden. Longkanker, was in 2017 de diagnose. Maar hij is genezen, de ziekte is niet verder uitgezaaid, zo zal hij later in het gesprek uitleggen. ‘Even dacht ik: daar ga je Ronnie, je grote held Chuck achterna.’
Chuck Berry overleed begin 2017, een paar maanden voor Wood de diagnose kreeg. En meteen werd Wood zich bewust van zijn eigen sterfelijkheid, vertelt hij. ‘Ik dacht vroeger nooit aan doodgaan. Ik leidde een intens ongezond leven. Drank en drugs, zoveel ik maar op kon. Acht verblijven in afkickklinieken, waarvan de laatste, in 2010, pas echt werkte. Het enige ongezonde waar ze me echt niet meer vanaf kunnen helpen, is koffie en cola.’
Maar zes jaar clean drong Magere Hein zich toch op in het leven van Wood, die inmiddels aan zijn derde huwelijk was begonnen. ‘David Bowies dood, in 2016, heeft er bij mij echt ingehakt. We zijn uit hetzelfde bouwjaar, maar David leefde al decennia zo veel gezonder dan ik. Eigenlijk oneerlijk dat hij zo vroeg is weggehaald.’ En dat niet veel later Woods grootste idool, Chuck Berry, Bowie volgde, ervoer hij als een teken dat het leven niet zo oneindig is als hij altijd dacht.
‘Alle dagen feest, was altijd mijn motto. Ineens is Chuck er niet meer. Die was weliswaar 90, maar leek onsterfelijk. En dan blijk ik zelf ook ziek te zijn.’ Wood nam twee beslissingen. Stoppen met roken en zijn grote leermeester eren met een tribute-album, met Wood als zanger van Berry’s nummers. ‘Dat eerste was zo gebeurd. Ik had 54 jaar gerookt, maar stoppen koste geen enkele moeite. Alles beter dan chemotherapie. Die heb ik geweigerd.’
Wood plukt aan zijn zwarte haardos. ‘Dit zou ik onherroepelijk kwijtraken. Dat leek me van alles het ergst. Uiteindelijk is de kanker zonder chemo uit mijn lichaam verdwenen.’
Die plaat als ode aan Chuck Berry was een zwaarder proces, zegt Wood. ‘Ik speel zijn liedjes al mijn hele leven. Zonder hem geen rock-’n-roll en dus geen Rolling Stones. Keith Richards en ik vonden elkaar dankzij hem. Dat ons spel zich zo goed laat vervlechten is dankzij Chuck. Al 44 jaar hoeven Keith en ik elkaar maar aan te kijken, waarna alles op het podium vanzelf gaat. Waarom? Omdat we dezelfde leermeester hebben: Chuck Berry.’
Om hem de juiste hommage te kunnen brengen, moest Wood eerst een goede pianist vinden. ‘Chucks liedjes werden niet alleen klassiek door zijn gitaar, maar ook door het pianospel van Johnnie Johnson.’ Wood vond zijn Johnnie Johnson in toetsenist Ben Waters. Ze zochten er nog wat mannen bij en gingen repeteren. De plaat die nu voor ons ligt is eigenlijk niks meer dan een opname van een wat uit de kluiten gewassen repetitie. ‘Ik dacht vorig jaar dat het misschien wel leuk was om in een klein zaaltje met wat publiek erbij wat van Berry’s songs te gaan spelen.
Het Tivoli Theatre in het Britse Wimborne, waar Mad Lad is opgenomen, telt nog geen vijfhonderd stoelen. ‘Als je al decennia lang vooral in stadions speelt, is dat bijna eng, zo’n klein podium. Maar heerlijk voor mij om even niet Keith te hoeven volgen, en gewoon even lekker ook eens een beetje vals te zingen.’
Veel slechter dan Chuck Berry zelf de laatste veertig jaar van zijn leven zong en speelde, zou het immers niet worden. ‘Ik kan het weten, ik heb wel eens met Chuck mogen spelen. Nou, echt vreselijk zoals dat klonk. Hij is voor mij nog altijd de grootste muzikant die ooit heeft geleefd, maar dan heb ik het wel over zijn studio-platen uit de jaren vijftig en zestig.’ Daar plukte Wood de liedjes als Little Queenie, Wee Wee Hours en Almost Grown vandaan. Hij wist ook al vroeg dat hij het de luisteraar niet kon aandoen een plaat lang naar zijn eigen ‘valse gekraai’ te laten luisteren, dus vroeg hij zangeres Imelda May een paar liedjes te zingen.
‘Ik dacht dat we daar in Wimborne een aardige generale repetitie hadden gedaan, maar toen Don Was de opnamen hoorde, smeekte hij bijna om dit meteen op plaat uit te brengen.’ Don Was is behalve directeur van het vermaarde jazzlabel Blue Note ook nog altijd platenproducer, en in die functie verbonden aan de Rolling Stones. Het contact dat Wood met hem had over Mad Lad doet vermoeden dat ook de Stones weer met iets nieuws komen. Wood: ‘Ja, we zijn bezig. Ik mag er van de jongens verder niet veel over zeggen maar zo af en toe gaan we samen wat opnemen. Het is als bij een legpuzzel. Eerst doe je de randen en de hoeken. Die hebben we inmiddels. Nu de rest nog.’ Ergens volgend jaar moet de plaat wel klaar zijn want, zoals Wood zegt, ‘aan de horizon ligt ook een nieuwe tournee te wachten’.
Hoe functioneert dat eigenlijk, het bedrijf dat de Rolling Stones toch is? Wie bepaalt wat er wanneer moet gebeuren? Wood: ‘Mick belt altijd. De relatie tussen Mick en Keith is vreemd, maar Keith doet toch uiteindelijk wat Mick wil, en samen schrijven ze nog altijd mooie liedjes, vind ik. Charlie (Watts) en ik komen meestal op bestelling.’
De werkwijze bevalt Wood wel. Zo lang er maar genoeg pauze is voor andere dingen. ‘Geen dope en booze meer, maar schilderen en kinderen. Dat is waaraan ik nu mijn tijd wil besteden. Iedere morgen sta ik vroeg op. Zet koffie en maak ik de meiden (Alice en Gracie, een tweeling van 3 jaar oud) wakker. Dan ga ik meestal schilderen.’
Wood heeft als kunstschilder al de nodige exposities gehad, en heeft er minstens zoveel aardigheid in gekregen als in gitaarspelen. ‘Als ik iets moest opgeven, schilderen of muziek maken, dan wordt dat het laatste. Al weet ik dat ik als schilder nooit zo beroemd en ook eigenlijk niet zo goed zal worden dan als gitarist.’ Maar, zo vervolgt hij, als hij thuis is en even niet hoeft te touren met de Stones, raakt hij geen gitaar aan. ‘Ik weet dat Keith dat ook niet doet. Pas als we elkaar weer zien, gaan we weer spelen.’
Daarom was het werken aan zijn eigen plaat ook zo leuk. ‘Weer even gitaarspelen zonder Keith. Ik ben toch altijd volger, met hem in de buurt. En weet je waar ik het meest trots op ben? Ik liet m’n nieuwe plaat aan Keith horen en hij zei: ‘Ronnie, ik geef je mijn Chuck Berry-stokje door. Jij mag nu de vlag dragen.’ Dat hoopt Ronnie Wood nog jaren te doen. ‘Alle dagen die ik nog heb, zie ik als extra tijd. Als ik ’s morgens m’n meisjes zie, voel ik me zo intens gelukkig. Alsof het altijd oudjaarsavond is.’
Ronnie Wood with His Wild Five: Mad Lad – A Live Tribute To Chuck Berry. BMG. De plaat verschijnt 15 november.
Trilogie
Ron Woods eerste plaat onder eigen naam sinds I Feel Like Playing (2010) is het eerste deel van een trilogie waarop de gitarist zijn muzikale helden wil eren. ‘Na Chuck Berry volgt mijn bluesheld Jimmy Reed, of liever gezegd zijn gitarist Eddie Taylor. Maar die kent helemaal niemand meer.’ Als derde held denkt Wood aan Big Bill Broonzy, ‘de man die me de blues leerde. Al deze mensen zijn essentieel geweest voor mijn opvoeding en voor die van mijn hele generatie. Die muziek moet gehoord blijven worden. Daarom breng ik die weer onder de aandacht.’