Stedelijke utopieën zonder veel pretenties

Beeldende kunst..

Marina de Vries

Een verlangen en een droom, noemde de vorig jaar overleden kunstenaar Constant Nieuwenhuys zijn levenswerk New Babylon (1956-1973). Bijna twintig jaar werkte hij aan zijn utopische maquettestad voor de spelende mens.

Het zou nog eens twintig jaar duren voordat de droom van Constant op waarde werd geschat. Pas in 1999 begon New Babylon in New York aan een zegetocht die leidde naar de Documenta van Kassel in 2002.

De herontdekking van New Babylon markeert ook de, schoorvoetende, terugkeer van de behoefte aan idealen en utopieën in de kunst. Niet voor niets is in het Victoria & Albert in Londen een groot overzicht te zien van de bevlogen beginjaren van het modernisme en staan in ons land drie tentoonstellingen in het teken van de moderne stad en zijn (gebrek aan) idealen: Broken Arabesque in de Vleeshal in Middelburg, de Stedelijke Conditie in de Paviljoens van Almere en Modern©ité in Stroom Den Haag.

Vooral in Middelburg wordt een ambitieuze poging gedaan de utopie opnieuw tot leven te wekken. De jonge Schotse kunstenaar Toby Paterson heeft op perspex panelen in gladde acrylverf modernistisch aandoende gebouwen geschilderd. Paterson is niet geïnteresseerd in het modernistische design, zegt hij in interviews. Zijn fascinatie geldt de achterliggende belofte van een 'betere wereld'.

Desondanks verliest de kunstenaar zich in Middelburg volledig in de vorm. Als een reïncarnatie van Stijl-icoon Bart van der Leck brengt hij de Rotterdamse Lijnbaan terug tot een mozaïek van primaire kleuren. Hij schildert stenen kerken met een flinke Wederopbouwnostalgie en legt daarbij een obsessie aan de dag voor structuren en muren.

Patersons schilderingen zijn hooguit te verklaren vanuit de skateblik waarmee hij de wereld inkijkt. De stad als skateparadijs - je zou het een ideaal kunnen noemen, maar het is wel erg mager en brutaal om daarmee op de schouders van utopistische voorgangers te leunen.

Ook in Almere zijn de ambities groot. Een stoet internationale kunstenaars is samengebracht rond de vraag 'Wat maakt een stad stedelijk?' Is het aanvankelijk nog een sport om op zoek te gaan naar een antwoord, gaandeweg blijkt de expositie een stuurloze wetenschappelijke expeditie, waarin de diversiteit van het kunstaanbod belangrijker lijkt dan welk antwoord ook. Vooral de Zweedse kunstenaar Jonas Dahlberg maakt het bont. In een groots gebaar zette hij veertienduizend namen van steden op de wanden van zijn zaal - aan de kijker de ondankbare taak om te verzinnen wat hij in godsnaam beoogt.

In Almere lukt het slechts een enkeling om kritiek en een eigen ideaal te verweven, zoals Lonnie van Brummelen doet in haar observatie van de bouwput - obstakel maar ook poel van levendigheid en beweging, stadskarakteristieken bij uitstek. In Stroom gaan commentaar en poëtische bevlogenheid wel op een aansprekende manier hand in hand. Zo brengt de in België geboren Francis Alys in een absurdistische straatvegersscène een ode aan de schoonheid van chaos, terwijl hij de verschrikking van de ongelooflijke hoeveelheden straatvuil niet verbloemt. En de Spaanse Jordi Colomer houdt een geestig pleidooi voor vrijheid en individualiteit door met een aandoenlijk zelfgeknutseld model van een modernistisch hoogstandje langs datzelfde ongenaakbare hoogstandje te rennen.

In Stroom doen kunstenaars waar ze goed in zijn: vormgeven aan dromen en verlangens, aan eigen kleine utopieën zonder al te veel maatschappelijke pretenties. De kartonnen modellen van Colomer zijn niet bedoeld om de wereld te veranderen - en dat is maar goed ook. Voor Constants New Babylon bestaat ook alleen bewondering omdat zijn stad nooit is gerealiseerd.

Marina de Vries

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden