Staat behoudt schilderijen Goudstikker
Het gerechtshof in Den Haag heeft de eis tot rechtsherstel van de erven Goudstikker afgewezen. Dit betekent dat de Nederlandse staat de 235 schilderijen uit het vroegere bezit van de joodse kunsthandelaar Goudstikker tot nader order mag behouden....
Het enige wat de erven Goudstikker nog kunnen doen, is via de administratieve of de gewone rechter de weigering van staatssecretaris Nuis aanvechten om de schilderijen af te staan. Dit echter is een jarenlang durende procesgang waarvan het maar de vraag is of die in het voordeel van de erven zal resulteren. Nuis verklaarde in 1998 dat de schikking die de overheid in 1952 met de weduwe Goudstikker getroffen had, zorgvuldig was en dat er geen reden was om deze ongedaan te maken.
Advocaat H. Schonis vind de uitspraak van het hof 'ongelooflijk hard, zeker in het licht van de morele herbeoordeling' van de manier waarop met geroofde joodse eigendommen is omgesprongen. 'Het hof zegt eigenlijk dat de weduwe Goudstikker maar in 1950 of '51 een claim had moeten indienen bij de Raad voor Rechtsherstel, en daarmee uit.'
Het hof is het eens met het verweer van de staat dat het als opvolger van de Raad voor Rechtsherstel onbevoegd is om in deze zaak te oordelen. Daarnaast ziet het hof ook 'geen gewichtige redenen' om ambtshalve rechtsherstel te verlenen. De weduwe Goudstikker, redeneert het hof, heeft 'destijds welbewust en weloverwogen afgezien van het vragen van rechtsherstel' en voor een schikking met de staat gekozen.
De schilderijen van Jacques Goudstikker waren samen met zijn kunsthandel en landgoederen in 1940 in handen gevallen van nazi-leider Hermann Göring en diens vriend Alois Miedl. Göring betaalde twee miljoen gulden voor 235 schilderijen en nam die mee naar Duitsland. Na de oorlog werden ze door de Nederlandse overheid gerecupereerd.
Goudstikker zelf overleed op 16 mei 1940 tijdens zijn vlucht uit Nederland; zijn weduwe probeerde na de oorlog compensatie voor het verlies te krijgen. In 1952 ging zij akkoord met een schikking, waarin zij afzag van een gerechtelijke procedure. De collectie-Goudstikker, met werken van Memling, Terborch, Rubens, Van Dijck en tal van andere 17de- en 18de-eeuwse meesters, kwam terecht in Nederlandse musea.
De schoondochter van de in 1955 overleden weduwe Goudstikker besloot eind 1997 een claim te leggen op het vroegere bezit. De erven Goudstikker, die in de Verenigde Staten wonen, stellen dat de verkoop in 1940 aan Göring en Miedl illegaal en onvrijwillig is geweest en dat de weduwe Goudstikker na de oorlog door de Nederlandse staat werd misleid over de waarde van de verzameling en de mogelijkheden tot rechtsherstel.
Het ministerie van OCW ziet in de beslissing van het hof een bevestiging van Nuis' oordeel. 'Het hof heeft zich op strikt juridische gronden niet bevoegd verklaard, maar het benadrukt toch ook dat destijds welbewust van het vragen van rechtsherstel is afgezien. Dit is ook altijd het standpunt van het ministerie geweest.'