'Sommige rollen laten een achter' vlek
In de IRA-film Fifty Dead Men Walking speelt Ben Kingsley een Britse officier. ‘Het moest een man zijn die alleen reageert op wat hij meemaakt, vanuit een eigen waardepatroon.’ Door Floortje Smit..
Hoe het was om de IRA-film Fifty Dead Men Walking te filmen op locatie in Belfast?Aanvankelijk antwoordt Sir Ben Kingsley alleen met een vorsende blik – en is dat een opgetrokken wenkbrauw.
Het is makkelijk om je dan te laten intimideren. De korte stilte die valt, voelt opeens ongemakkelijk. Was dit een verkeerde vraag? Ergens wel misschien. Kingsley speelt een Britse officier die de 20-jarige Ierse kruimeldief Martin rekruteert als infiltrant bij de IRA. Hij is de man achter de schermen. Dus Kingsley mag dan in Ierland zijn geweest voor de opnames, misschien heeft hij niets mee gekregen van de meest gevoelige scènes – de rellen op straat of de gereconstrueerde bomaanslagen waardoor figuranten en toevallige passanten opeens de recente geschiedenis weer tot leven zagen komen.
En dan komt Kingsleys antwoord, bedachtzaam. Over de meerwaarde, of misschien wel noodzaak, om op de juiste historische locaties te filmen. Voor de film, maar ook voor een soort verwerkingsproces. ‘Ik was er wel bij, tijdens die straatscènes. Het zijn gekke plekken om te filmen, omdat de inwoners allemaal een persoonlijk verhaal hebben bij de gebeurtenissen. Maar ik had nooit het idee dat we niet welkom waren in Belfast. Ik had het gevoel dat er iets over ons waakte, dat het juist goed was dat we daar de film opnamen. Zoals ik er absoluut van overtuigd ben dat je Gandhi alleen in India had kunnen filmen. En dat Steven Spielberg Schindler’s List nooit buiten Krakau had kunnen maken.’
Naar Ben Kingsley kijken, is iets anders dan naar Ben Kingsley luisteren. Zijn felle oogopslag wordt vandaag extra benadrukt door zijn gebruinde kale hoofd en het donkere ringbaardje – Kingsley heeft even vrij van de opnames voor de blockbuster Prince of Persia (verwacht: 2010) waarin hij opnieuw een slechterik speelt.
Maar sluit de ogen en het is een ander gesprek. Kingsleys stem is zacht, beheerst, bescheiden. Het is een verwarrende combinatie waarvan hij veelvuldig gebruik maakt. Hij wordt vaak gecast als enge crimineel of zachtaardige intellectueel. Maar het interessantst zijn de gedreven mannen die zachtaardig en fel tegelijk kunnen zijn. Gandhi bijvoorbeeld, de rol waarmee hij in 1982 doorbrak en een Oscar won. Zijn Itzhak Stern uit Schindler’s List. Zijn portret van nazi-jager Simon Wiesenthal (televisiefilm Murderers Among Us, 1989). Of de trotse, verbitterde uit Iran gevluchte kolonel die hij speelt in House of Sand and Fog. ‘Van die film waren vooral Amerikaanse journalisten erg in de war. Omdat ze maar niet konden begrijpen wie nu de ‘bad guy’ was. Wie heeft nou de witte hoed en wie de zwarte? Dat vonden ze uiterst verontrustend’, zegt Kingsley lachend. ‘Maar zo simpel zit het leven nu eenmaal niet in elkaar. Ik voel me juist aangetrokken tot menselijk gedrag dat niet helemaal verklaarbaar is. En van gevoelige onderwerpen die debat uitlokken.’
Dat verklaart meteen zijn keuze voor Fifty Dead Men Walking. Ook daarin gaat regisseuse Kari Skogland op zoek naar de grijstinten. Haar IRA-film is geen actiefilm gelardeerd met ontploffingen, maar een complex verhaal waarin politiek en persoonlijkheden onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Alhoewel hij van politieman Fergus juist een simpel karakter wilde maken, benadrukt Kingsley. De omgeving waarin de agent zich begeeft, was al ingewikkeld genoeg. ‘Het moest een man zijn die alleen reageert op wat hij meemaakt, vanuit een eigen waardepatroon. Dus ik stelde hem samen uit de mannen die ik kende uit de periode dat ik zelf in Noord-Engeland woonde. Met zo’n Manchester-accent en, belangrijker, een soort logica die mensen daar hebben, bijna als een gezamenlijke karaktertrek. Het is het type man dat de mouwen opstroopt en ervoor zorgt dat de klus geklaard wordt. Omdat iemand het nu eenmaal moet doen.’
Hij stelt een karakter samen als een mozaïek, legt hij uit. ‘Het zijn altijd kleine stukjes van mensen die ik ooit heb ontmoet en die ik onbewust heb onthouden. Fysiek dan. Ik geloof dat we herinneringen in onze lichamen opslaan, net als dansers. Die slaan hun passen op in het lichaam, niet in het geheugen.’
Het heeft alles te maken met de manier waarop hij voor het eerst geregisseerd werd, zegt hij. Kingsley, geboren in Kenia als zoon van een Indiase vader en Russisch-Joodse moeder, leerde het vak niet op een toneelschool of filmopleiding, maar in het theater. ‘De choreografie van een karakter is daarom heel belangrijk voor me – fysiek en emotioneel.’ Binnen een jaar na zijn Londense debuut kwam hij bij de Royal Shakespeare Company terecht. Daar werkte hij zo’n vijftien jaar voordat Richard Attenborough hem castte als Gandhi. De Oscar die hij voor die rol won, gaf zijn filmcarrière eindelijk een boost; maar hij was misschien nog trotser toen hij in 1991 door de Britse koningin werd geridderd en ‘sir’ voor zijn naam mocht zetten.
Niet dat zijn carrière alleen een aaneenschakeling van hoogtepunten is: recent nog speelde hij een valse Russische politieagent (de thriller Transsiberian) en seksgoeroe (in Mike Myers mislukte komedie The Love Guru), maar dat soort karakters wisselt hij af met types die in het hoofd blijven spoken. In zijn beste rollen lijkt hij op te lossen in de fysieke vorm van zijn personage – of dat nu Gandhi is of de psychopathische misdadiger Don Logan in Sexy Beast – die hij volgens vele interviews op zijn grootmoeder baseerde. ‘Zoals sommige mensen een vlek op me achterlaten, zo doen sommige rollen dat ook. Neem Don Logan, of Behrani uit House of Sand and Fog – die bedrading ligt er nog. Ik kan die mannen zo weer oproepen, als ik wil.’
Wat hij ook in het theater leerde: een diep respect voor schrijvers. ‘Of je nu Shakespeare speelt, of Tsjechov of Brecht: wat op de pagina staat, dat is wat je zegt. Zoals je Mozart niet improviseert, zo improviseer je hen ook niet.’ En dat sijpelt door in zijn latere filmwerk. Voor Fifty Dead Men Walking deed hij verder geen research, maar leunde hij op Skoglands script. ‘Het is goed geschreven, no nonsense. Het is zoals mensen praten. En als je van een script houdt, dan moet je de tekst vertrouwen en dat tot leven brengen. Het is jouw taak om het te laten werken.’