and venus was her nameadriaan
Slome Japie begaf zich met Adriaan op het gladde ijs van ondeugende liedjes
Paul Onkenhout en John Schoorl schrijven elke week over een liedje waarvan de titel bestaat uit alleen een voornaam. Met schuine liedjes als Adriaan kon Slome Japie voor brood op de plank zorgen.
O Adriaan, o Adriaan
Begin nog eens van voor af aan
Adriaan, Slome Japie (1965)
In Adriaan, een zogenaamd schuin liedje uit 1965 van Slome Japie alias Jaap Valkhoff, legt Geertruida, roepnaam Truitje, het aan met de naamgever. Slome Japie heeft gekozen voor het vrouwelijk perspectief.
En door haar muzikaal talent
Speelt zij zo vaak op zijn instrument.
En voor wie het toen nóg niet begreep:
Je speelt zo heerlijk en zo zacht
Nu eens heel zoet, en dan met kracht.
Omdat er nu eenmaal brood op de plank moest komen, begaf het Rotterdamse multitalent Jaap Valkhoff (1910-1992) zich in de jaren zestig van de vorige eeuw op het gladde ijs van de ondeugende liedjes. De Limburgse smartlapkeizer Johnny Hoes haalde hem over.
Hoes is de man die het genre in Nederland populariseerde met zijn platenlabel Ojee. De klap op de vuurpijl was de elpee Op ’t kantje af! - twaalf onverbiddelijke sex-sellers uit 1965, met liedjes van onder anderen Slome Japie, Blonde Sjaantje en Dikke Leo. Van het duo Nelis en Bart koos Hoes Je moet wat hoger! en O, moet je ’ns voelen.
De Volkskrant vond het allemaal maar niets. Het waren liedjes die geen omroep ooit zal laten horen, schreef verslaggever Han van der Meer. ‘Niet omdat de liedjes op het kantje af zijn, of net iets te ver gaan, maar omdat ze plat en smakeloos zijn.’
Dat viel reuze mee. In zijn grootste hit, Ik heb m’n hart op Katendrecht verloren, gaat Slome Japie geen moment over de schreef. De eerste versie van de tekst over een argeloze en oververhitte man die in Katendrecht bij een vrouw van lichte zeden op bezoek gaat om af te koelen, werd geschreven door een man die in de jaren vijftig vaak optrad in de Oase Bar van Jaap en Arie Valkhoff in Rotterdam: Heinz Polzer, Drs. P dus. Hij stond het kosteloos af aan Valkhoff, die er zijn grootste hit - meer dan 60 duizend verkochte platen - mee scoorde.
Nederland zong massaal mee, in cafés en op feesten en partijen. Mede daarom schaamde Valkhoff zich nergens voor. Er was ook geen aanleiding voor, ondanks de weigering van omroepen om de pikante liedjes op te radio af te spelen. ‘Goed, het publiek weet natuurlijk wel wat we bedoelen, maar denk erom, we noemen niks bij de naam.’
Jaap Valkhoff was veel meer dan Slome Japie. Zijn alter ego was alleen maar gecreëerd omdat hij als artiest zijn talent slechts met de grootst mogelijke moeite te gelde kon maken. Hij was jazzpionier, tekstschrijver, accordeonist, kroegbaas, saxofonist, komiek, Feyenoord-supporter en zanger. Op zijn naam staat een aantal onvergetelijke evergreens, onder meer Diep in mijn hart, Ik ben verliefd op een keukenmeid en O Johnny (van Tante Leen).
Tot op de dag van vandaag wordt in Rotterdam een lied gezongen, massaal zelfs, dat Valkhoff in 1961 naar zijn hand zette. Op verzoek van - daar is hij weer - Johnny Hoes bouwde Valkhoff met twee coupletten voort op een lied van de 19de-eeuwse Duitse componist Wilhelm Speidel. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Adriaan heeft het de tand des tijds glansrijk doorstaan:
Hand in hand, kameraden
Hand in hand, voor Feyenoord 1
Geen woorden maar daden
Leve Feyenoord 1
John & Paul