Achter het boekdonna leon
Schrijver Donna Leon: ‘Soms zeggen mensen: ik wist het al op pagina 28. Dan zeg ik: wát wist je, ik wist niks’
Hoe schrijft de schrijver? Voor Donna Leon is het altijd maar afwachten wie de dader is in haar detectives. Zo ook in haar nieuwste, De troonopvolger, vertelt ze dwalend door Venetië. Of weet ze stiekem precies waar ze is?
In Venetië ziet een dame de schrijver Donna Leon op de trappen van de houten Accademia-brug.
‘Ciao Dónna!’
Aangenaam verrast kijkt Donna Leon op naar de fleurig geklede vriendin.
‘Carissima, come stai?’
‘Bene!’ En Dónna dan?
Die antwoordt welvoeglijk: ‘Benissimo!’
En het praatje kan beginnen: ‘Allora…’
Covid-19 verhindert een omhelzing op de brede trappen van de loopbrug; hun hartelijkheid kunnen de dames slechts uitdrukken met klank en gebaar, maar daar weten ze wel raad mee.
Italië, Venetië; van de schoonheid en de troost!
Donna Leon, schrijver van talloze detectives die in Venetië spelen, loopt weer verder en zegt: ‘Toen ik hier kwam, raakte ik overweldigd door de warmte van de mensen, het elkaar aanraken, kussen, praten, dénken en gelukkig zijn. Het is allemaal cliché en het is allemaal wáár.’
Gestaag beklimt ze de treden. ‘Er is níémand in de stad. Dit is niks. Normaal denderen hier kuddes overheen.’
Over deze brug, de enige houten brug in Venetië, loopt in haar laatste boek, De troonopvolger, haar vaste hoofdpersoon, commissaris Brunetti, met zijn eega Paola naar huis. Ze hebben een chic dinertje genoten en Brunetti is wellicht een misdaad op het spoor. Maar die misdaad? Ach. Donna Leons beschrijving van het elegante diner met hooggeplaatste gasten, smaakvolle wijnen en verfijnde etiquette is memorabeler.
De opzet van haar detectives is klassiek: de innemende Brunetti lost een misdaad op. Maar het spannende plot is slechts vervoermiddel van start tot finish. De lezer geniet meer van het decor, zoals de lezer van Simenon genoot van het Parijs van commissaris Maigret. Er is tegenwerking uit de hogere regionen van de justitiële bureaucratie, er zijn kleurrijke collega’s, elke aflevering wordt de lezer getrakteerd op wederwaardigheden over Venetianen, Italiaanse koffie, aperitieven, kruiden, gemeentesores, de eigenaardigheden van vaporetto-bestuurders, milieuvervuiling, kunst, opera en toerisme. En er is echtgenote Paola Brunetti, literatuurwetenschapper. Haar familie komt uit adellijke kringen en leent zich bij uitstek voor een inkijk in de gebruiken van de Venetiaanse aristocratie.
Boven op de brug stokt de schrijver. Haar lichaam lijkt te botsen op de aanblik van het Canal Grande. Slechts een enkele vaporetto en twee koeriers laveren er tussen de teruggekeerde vissen.
‘Ik heb hier duizenden keren gelopen en ben nog altijd verbaasd over hoe fantastisch dit is, dit normaal is.’
Het is weldadig rustig, niemand die snel tussen toeristen hoeft te zigzaggen. Nu het kan, is er geen Venetiaan die gejaagd doorloopt.
De zon raakt de palazzi. Trotse muren lichten op en het water rimpelt turquoise. De tijd valt stil. Deze grandeur is groter dan zoiets kleinburgerlijks als haast.
‘Yeah’, verzucht Donna Leon. ‘Dit is kalmerend. Schoonheid is kalmerend.’
Eerder die ochtend. Donna Leon heeft een terrasje uitgekozen op de Campo Santo Stefano. Nog een heel gedoe, want kies je voor de beste koffie of het stilste terras? Een rampzalig verlopen eerder bezoek aan de beste koffieschenkers van het plein is niet licht vergeten.
‘Ik belandde bijna in een vuistgevecht!’
Terwijl de kleine, 78-jarige Donna Leon aan haar koffie zat, was op luttele meters een arbeider met drilboor aan de slag gegaan. De horreur!
Toch kiest ze ook deze keer voor de beste koffie. Twee in witte blouse geklede obers ontvangen haar hoffelijk en halen herinneringen op aan het incident. Een derde collega en andere gasten worden erbij betrokken. Mondkapjes worden van de mond geschoven. Alleen dankzij een ijzeren discipline en uiterste beheersing lukt het om elkaars gebarende handen niet vast te pakken en te koesteren. Veel ‘cara, cara!’. Er was sprake van een acuut gaslek, maar of zoiets er nou toe moet leiden dat een dame niet ongestoord van haar macchiato kan genieten?
Zullen we beginnen met het interview?
‘Oké, het in-ter-view: blablablabla, blabla blabla blabla.’
De keurige dame gaat verschillende tonen af, van bars tot luchtig: ‘Bla blá, bla blà.’
Later op de dag zal ze vertellen dat ze altijd de clown van de klas moet zijn. Dat zit nou eenmaal in haar.
We kunnen het over vakmanschap hebben.
‘O, goed! Dáár weet ik van…’
Maar alles staat stil.
Kerkklokken zwellen aan en voetgangers bevriezen even. Toch een langzame beweging: midden over het plein trekt een begrafenisstoet langs. Voorop schrijdt een in zwartpaars getooide priester. Jonge mannen in pak leiden een blanke kist de Santo Stefano-kerk binnen, achter hen volgt een troepje snikkende nabestaanden. Als de stoet in de kerk is, keren de pleingeluiden terug. De voertaal is Italiaans en krioelende kinderen laten flink van zich horen. Vanochtend, voor de scholen begonnen, waren ook de oudere kinderen op straat, hun ouders dronken er staand koffie bij voordat ze naar hun werk gingen, verpleegkundigen uit de nachtdienst waren net op tijd om hun kroost een kus te geven en zelf nog een deca te bestellen. Nog geen 30 procent toeristen, vooral dagjesmensen. Inwoners vertellen over hun dubbelslachtige gevoel: even zijn ze bevrijd van waar ze wel hun brood mee verdienen.
Het interview…
‘Het interview! Blablabla!’
U schrijft detectives, maar ik denk dat u stiekem opschuift naar de tragedie: uw commissaris Brunetti onderzoekt tragedies.
‘Mm, heb ik nooit over nagedacht.’
De laatste: De troonopvolger…
‘Waar gaat die over? Is dat die waarin die ouwe man een jongeman adopteert en dan…’
Ja.
‘Yeah, dat is een fijn boek.’
Het is een tragedie. Het gaat over hubris: een oude man wil slim zijn en… Ik mag niks verklappen, maar: tragédie!
‘Dan gaan wij nu terug...’
Ze doet nog een clowneske poging door expres overdreven te spreken, maar opeens gaat ze echt van start: ‘De tragedie: dan hebben we het over Aristoteles, dan hebben we het over het idee van de held die van zijn voetstuk valt vanwege een tragische tekortkoming, dan hebben we het over catharsis, dan hebben we het over de Greek stuff.’
Ze slaat resoluut haar restje koffieschuim achterover.
Ha! Is dát uw ware belangstelling? Ligt de ‘Greek stuff’ achter uw aandacht voor Venetiaanse schoonheid en misdaad?
‘Ik denk dat ik meer respect heb voor mensen die de klassieken bestuderen dan voor mensen uit welke discipline dan ook – yeah. Het lijkt erop dat het in de westerse cultuur de Grieken waren die als eersten écht probeerden te dealen met emoties, die echt gingen ontdekken waarom we hier zijn, hoe we ons moeten gedragen en wat kunst is.’
Commissaris Brunetti leest ook een boek uit de oudheid.
‘Het is altijd het boek dat ik op dat moment lees. Nu is het De interpretatie van dromen van Artemidoros. Fascinerend! Deze Griekse Romein leefde in de 2de eeuw en was droomanalyticus. Dat was een gewoon beroep in die tijd, zoals je nu psychiater kunt zijn. De Grieken en Romeinen dachten dat dromen de toekomst voorspelden. Als je droomde dat je van een paard viel, dan moest je die dag goed oppassen: jij of iemand uit je familie zou weleens van een paard kunnen vallen. Maar ons, de erfgenamen van Freud, is verteld dat dromen over het verleden gaan, dus kijken wij achterom om te zien wat een droom betekent.’
Maar we doen dus dezelfde research?
‘Ja: wat voor kleur had het paard?’
Na de koffie gaan we op weg naar de Accademia-brug. Rechts van het standbeeld van Niccolò Tommaseo, journalist en voorvechter voor een vrije pers, wijst ze aan waar in een van haar boeken een Afrikaanse straatverkoper wordt neergeschoten en door welke steeg de moordenaars daarop wegvluchten.
Dus alles gebeurt op echte plekken in Venetië?
‘De geografie is altijd correct.’
U zág de moordenaars daar om de hoek wegrennen?
‘Ja, langs die bar, die ik de ex-Häagen-Dazs noem. Daar zat even zo’n ijstent, maar die redde het niet, omdat Venetianen het Häagen-Dazs-ijs te zwaar op de maag vonden liggen.’
Zoiets herinner ik me nou. Uw plots vergeet ik, maar mijn hoofd zit vol scènes, beelden, gevoelens.
‘Dat heb ik ook. Soms lees ik een achterflap en klinkt het verhaaltje bekend, maar vraag me niet wat er gebeurde of wie de bad guy was.’
Net als bij Simenon. Geluk is: een ouwe Maigret vinden en het plot vergeten zijn.
‘Ja, en dan weer die rokerigheid, Madame Maigret in de keuken…’
U drijft af van de detective. Bij elk boek duurt het langer voor de misdaad plaatsvindt.
‘Ja, haha. De ouverture wordt langer bij elke opera!’
Over de Accademia-brug zijn we de wijk Dorsoduro ingelopen. Als we in het verlengde van de brug rechtdoor lopen, moeten we vanzelf uitkomen bij het water van Giudecca. Maar de steegjes die Donna Leon inschiet, zetten de wereld op zijn kop, richtinggevoel is snel verloren.
Waarom is het Venetië van Brunetti zo fascinerend?
‘Op een plek waar iedereen elkaar en het verleden kent, is er instinctieve, niet-overdraagbare kennis die andere mensen niet hebben. Dus als je niet uit die cultuur komt en iemand vertelt je ineens hoe mensen daar leven, dan is dat fascinerend.’
Nou, in Nederland zijn we allemaal bot en gedragen we ons nauwelijks. Weinig fascinerend. Hier in Venetië lijken er veel meer gedragsregels te gelden.
‘Ik denk dat het voor elke samenleving geldt, maar ja: als je een Nederlander naast een Italiaan zet, zie je direct wie de Italiaan is. Aan de kleding, maar ook aan het zelfvertrouwen. Italianen bezitten de zekerheid dat ze waardevol en aantrekkelijk zijn. Níémand anders in de wereld heeft dit, geen enkele andere samenleving heeft haar burgers deze gift geschonken.’
Italianen weten hoe je je moet kleden, gedragen, hoe je moet huilen, liefhebben?
‘Italiaanse mannen zijn waarschijnlijk de enige die nadenken over de sokken die ze aantrekken. In de zomer dragen ze jeans en witte Stan Smith-sportschoenen met het originele groene logo boven aan de hiel, en daarbij ook nog het perfecte T-shirt. Hoe kúnnen ze dat!? Welke goddelijke inspiratie zorgt ervoor dat ze zien dat dat ene T-shirt met het zonnetje aan de voorkant past bij die jeans? Waarom zijn zij geprogrammeerd voor visuele perfectie? Ik weet het niet, maar het is zo.’
En u exploreert dat bij uw commissaris Brunetti?
‘Hij is altijd zorgvuldig in zijn kledingkeuze. Als hij ’s ochtends een pak aantrekt, kan ik vier à vijf pagina’s doorgaan over de herkomst ervan. Het is alsof Achilles zich omgordt met zijn wapenuitrusting! Dat is een oude trope: je kunt altijd stelen van Homerus.’
Na krappe stegen trekt het Giudecca-kanaal water en hemel open. Op de brede kade wordt gewandeld, gejogd, gehangen. Donna Leon wijst gebouwen aan en vertelt er verhalen bij. Veel gaan over corruptie en vervuiling. Het klimaat schijnt het enige te zijn waarover ze diep, diep pessimistisch is.
Wanneer schrijft u?
‘Als ik minstens een week de tijd heb. Morgen ga ik voor een maand naar Zwitserland. Jaren geleden ben ik gevlucht voor het toerisme en nu pendel ik tussen Venetië, Zürich en de Zwitserse bergen.’
Hoe ziet uw werkdag eruit?
‘Een werkdag is een dag bidden dat iemand me belt om te vragen of ik koffie kom drinken. Maar gewoonlijk begint mijn nijverheid om acht à negen uur. Na vijf uur kan ik niks meer. Tussendoor ga ik een wandelingetje maken, koffiedrinken, lunchen.’
Weet u de afloop aan het begin?
‘Dat zou ik wel willen!’
U bent dus op dezelfde plek als Brunetti: u ontdekt met hem.
‘Ja, ja. Als mensen zeggen: ik wist het op pagina 28 al, dan zeg ik: wát wist je? Ik wist niks. Ach, het heeft al dertig keer gewerkt. Ik wil geen grote projecten, ik wil geen doelen, geen idealen of principes om te verdedigen. Ik wil alleen maar vertellen.’
Langs het water gaat ze voort. Verderop liggen in haar boeken in de winkels in Duitse, Engelse, Franse vertalingen, maar niet in het Italiaans. Wil ze niet, heeft geen zin, ze zijn voor niet-Italianen geschreven. Plus: ze wil hier geen beroemdheid worden. Alsjeblieft niet. Een speciale behandeling, daar gruwelt ze van. Van dichtbij maakte ze mee hoe dat ging bij haar vriendin Ruth Bader Ginsburg, de net overleden Amerikaanse opperrechter die zich zo onzelfzuchtig aan rechtvaardigheid had gewijd. Zij werd met bovenaards respect behandeld.
Hoe leerde u haar kennen?
‘Een wederzijdse vriend vroeg of ik misschien koffie wilde drinken met het stel, want haar man Marty was gek op de boeken. Of ik RBG wilde ontmoeten! Woehoehoe! Ik nam ze mee uit eten en… Marty en ik werden verliefd. Hij was zó grappig, zo ad rem, zo aardig. Hij en ik: we babbelden, grapten.’
En de opperrechter?
‘Die zat erbij en at haar bord leeg. Als iemand niet lacht, moet ik de muziek opvoeren, dus ik deed steeds gekker. Toen we weer op straat stonden, dacht ik: o nee, ik heb mezelf voor schut gezet bij RBG! Ik ga naar huis, huilen in mijn kussen. Impulsief boog ik me toch naar voren en kuste Marty op beide wangen. Het was de eerste keer dat ik hem zag, maar ik was verliefd: zo’n charmeur en zo grappig. Toen stapte Ruth naar voren en kuste me ook op beide wangen. Ze zei: ‘Ik heb in jaren niet zo’n geweldige avond gehad.’ Oef!
‘Ze was een heel stil iemand, ze sprak niet als ze niet echt iets te zeggen had.’
Hoelang geleden was dat?
‘Een jaar of twintig. We deelden onze liefde voor opera’s en hebben er samen veel bezocht.’
U woont al lang niet meer in de VS?
‘Ik woon er al vijftig jaar niet meer. En ik zal er nooit meer wonen.’
Waarom niet?
‘Zou jij er willen wonen? Welk geestelijk gezond mens wil dáár nou wonen?
‘In de jaren zestig en zeventig was Europa nog zo arm dat ik zes maanden in Italië kon leven en dan even teruggaan naar de VS om geld te verdienen als student-assistent Engelse literatuur. Ik had geen doel, geen ambitie. Waarom is dat belangrijk? Ik wil lol hebben. Dat is mijn principe. En ik heb een hoop lol gehad!’
Waarom Europa?
‘Ik had meer lol hier. De mensen zagen er mooier uit, het eten was lekkerder, het klimaat was beter. En in Italië was zo veel schoonheid. Ik was compleet betoverd. Later kreeg ik ook werk op andere plekken: Iran, China, Saoedi-Arabië.’
Iran?
‘Onder de sjah. Drugs, seks en rock-’n-roll – yeah! Vier jaar daar, het was gewéldig. Het was een paradijs. Gastvrije, beschaafde mensen. Overal prachtige spullen. Prachtige gebouwen, fysiek heel mooie mensen.’
Laatst kwam ze hier de 97-jarige moeder van haar vriendin Roberta tegen, ver van huis. Normaal zit zij deze maanden de hele dag binnen, bang dat de toeristen haar buiten omverstoten.
Hup, weer een steegje in. We lopen in schijnbaar willekeurige patronen. Ze vertelt dat ze chaotisch is, dat ze bijna nooit aantekeningen maakt, altijd maar moet afwachten wie de dader in haar boeken is.
Pardoes lijkt de wandeling een metafoor: haar boeken, dit gesprek, lopen door Venetië, het leven: even lijkt alles een onvermijdelijk dwalen. De tol die moet worden betaald voor lol en schoonheid – of weet Donna Leon beter?
Weet u waar we nu zijn?
‘O ja. Ik laat je zo achter, in San Polo.’
Dus we zijn niet aan het dwalen?
‘Ik weet waar ik ben.’
Heeft u al een idee voor de volgende Brunetti?
‘En voor de twee daarna.’
Wie is Donna Leon?
Parijs heeft commissaire Maigret, Oxford heeft inspector Morse en Venetië commissario Brunetti: drie politiemannen die een stad en manier van leven personifiëren. Schrijver van de Brunetti-romans is Donna Leon (1942), die enkele decennia werkte als docent Engelse literatuur in onder meer de VS, Iran, China, Saoedi-Arabië en Italië. De eerste Brunetti-roman verscheen in 1992, toen Leon al tien jaar in Venetië woonde. Sindsdien verschijnt er bijna elk jaar een nieuw avontuur, waarin Brunetti moet dealen met misdaad, corruptie, vervuiling en de overstelpende hoeveelheid toeristen, terwijl de lezers genieten van beschrijvingen van Venetië, Italiaanse gewoonten, eten (koken!), wijn, koffie, schilderijen, opera en meer levenskunst.
Gevlucht voor het massatoerisme verdeelt Donna Leon haar tijd inmiddels tussen haar buitenhuis in de Zwitserse Alpen, Venetië en haar huis in Zürich.
N.B.: in Duitsland werd een tv-serie gemaakt over Brunetti met muziek van André Rieu. Tot grote opluchting van Donna Leon is de serie inmiddels gestopt.