beeldende kunst
Rijksmuseum doet onderzoek naar vrouwen in de collectie: ‘Het lijkt soms wel detectivewerk’
De werkgroep ‘Vrouwen van het Rijksmuseum’ telt en inventariseert, doet onderzoek en vult de database aan. ‘Als je alleen een tentoonstelling maakt, verdampt daarna alle kennis weer.’
Omringd door mollige engeltjes zit ze daar, de schilder aan haar ezel. Verbeten schildert ze terwijl ze met haar voeten twee figuren vertrapt. Te weten: Vader Tijd, een man met een geknakte zeis. En De Dood, in de gedaante van een geraamte. De boodschap van deze prent van Gesina ter Borch (1631-1690) is aardig stichtelijk: kunst is tijdloos en wint het van de dood. Tegelijkertijd zit het beeld vol aanstekelijke humor en verrukkelijke details.
De overwinning van de Schilderkunst over de Dood is een pagina uit het ‘Kunstboek’ van Ter Borch: een dik album vol waterverftekeningen dat nu te zien is in Vrouwen op papier. De tentoonstelling is een uitvloeisel van ‘Vrouwen van het Rijksmuseum’, waarbij de rol van vrouwen in de collectie van het Rijksmuseum in Amsterdam op allerlei niveaus wordt onderzocht. ‘Een noodzakelijke inhaalslag’, noemt Jenny Reynaerts het project. Zij was tot nu toe conservator 19de-eeuwse schilderkunst en is vanaf 1 maart vrijgemaakt om de werkgroep te leiden.
‘Tot nu toe stond het Rijksmuseum niet bekend om veel aandacht voor vrouwen’, zegt Reynaerts. ‘Het grootste deel van de collectie is gemaakt door mannen. Maar met de tentoonstellingen over slavernij, Indonesië en Zuid-Afrika, hebben we de afgelopen jaren meer aandacht gekregen voor diversiteit.’ Bovendien schudde de vraag van een Volkskrant-journalist het museum in 2019 wakker: ‘Wieteke van Zeil inventariseerde toen het aandeel vrouwelijke kunstenaars in Nederlandse museumcollecties. Wij moesten het antwoord schuldig blijven.’
Hoewel Vrouwen op papier bij het onderzoek hoort, ligt de nadruk vooral op structurele orde op zaken stellen. Tellen en inventariseren, dus. Maar ook: onderzoek doen naar collectiestukken en de database aanvullen met deze nieuwe informatie. Reynaerts: ‘We willen voorkomen dat we de zoveelste feministische golf worden. Als je alleen een tentoonstelling maakt, verdampt daarna alle kennis weer.’ Voor de financiële ondersteuning van het project is een gelijknamig fonds opgericht.
Inmiddels lopen er verschillende onderzoeken in drie categorieën: makers, afgebeelde vrouwen, en vrouwen achter de schermen, zoals schenkers en conservatoren. Vragen als ‘Wie is de maker?’ of ‘Wie is de schenker?’ blijken lang niet altijd zo eenvoudig te beantwoorden. Aan een prent werken bijvoorbeeld vaak meerdere personen mee, zoals de ontwerper, lithograaf, de drukker en de uitgever. Vrouwelijke schenkers zitten bovendien vaak ‘verstopt’ achter de handtekening van hun man: vrouwen konden tot 1957 geen officiële documenten ondertekenen. ‘Wat we doen lijkt soms wel detectivewerk’, aldus Reynaerts.
Sommige informatie blijkt juist verrassend makkelijk te achterhalen. Zo doken studenten van de Universiteit van Amsterdam, onder leiding van onderzoeker Judith Noorman van het project The Female Impact, in portretten van echtparen uit de collectie van het Rijksmuseum. Al binnen een paar weken kregen ze nieuwe gegevens boven tafel. Bijvoorbeeld over Margaretha van Bancken, samen met haar man Abraham Casteleyn vereeuwigd op een portret van Jan de Bray uit 1663. In de oude toelichting van het museum werd Casteleyn beschreven als eigenaar van een drukkerij, zij als ‘vrouw van’. Uit een briefwisseling bleek echter dat Van Bancken na zijn dood in 1681 het bedrijf overnam. Toen ze twee jaar later hertrouwde, stond ze erop dat het op haar naam bleef staan. ‘Vrouwen hadden in de 17de eeuw een actievere rol dan we ze vaak toeschrijven’, zegt Reynaerts. ‘Het bewijs daarvoor is goed te vinden, als je maar de juiste vragen stelt.’
Vrouwelijke kunstenaars krijgen ook een prominentere plek in de collectieopstelling. Zo zijn schilderijen van Judith Leyster (1609-1660) en Rachel Ruysch (1664-1750) verplaatst naar het hoofdpodium, de Eregalerij van het museum. ‘Natuurlijk kunnen we de geschiedenis niet herschrijven’, zegt Reynaerts. ‘Er waren nu eenmaal minder vrouwelijke kunstenaars. Maar we kijken wel met nieuwe ogen naar de collectie en stellen andere prioriteiten’.
Bij het maken van de tekstbordjes voor Vrouwen op papier stuitte de werkgroep op hardnekkige patronen: ‘Veel van de eerste versies benadrukten hoe moeilijk het voor vrouwen was om kunstenaar te zijn. Vrouwen worden steeds neergezet als slachtoffer of als heldin, hun biografie wordt veel vaker benadrukt dan bij mannelijke collega’s.’ Vanaf nu moeten de teksten over de kunstwerken gaan, vindt Reynaerts. Ook reeds bestaande bordjes op zaal, daterend van 2013, worden herzien en aangevuld.
Het project ‘Vrouwen van het Rijksmuseum’ loopt tot 2026. Naast het onderzoek en de nieuwe teksten en verhalen komt er ook een boek. En elk jaar rond Internationale Vrouwendag een symposium. Wat er daarna bereikt moet zijn? Dat de aanwezigheid van vrouwen in het Rijksmuseum permanent en vanzelfsprekend is, antwoord Reynaerts. ‘Mijn doel is dat deze kennis geborgd wordt, zodat we over tien jaar niet opnieuw dezelfde vragen hoeven te stellen.’
Vrouwen op papier
Vrouwen op papier, verspreid over vijf prentenkabinetten in de vaste collectie van het Rijksmuseum, is een diverse verzameling van kunstwerken die twee dingen gemeen hebben: ze zijn gemaakt door vrouwen, en het zijn werken op papier. Veel van de kunstenaars, van 16de-eeuwse prentmakers Diana Mantuana en Barbara van den Broeck tot de 19de-eeuwse fotograaf Augusta Curiel, waren pioniers in tijden dat vrouwelijke kunstenaars in de minderheid waren. Maar daar ligt niet de nadruk op: de prenten zelf staan centraal, het talent en de vertelkracht springen van de pagina’s.
Vrouwen op papier, te zien in vijf kabinetten binnen de vaste collectie. Rijksmuseum, Amsterdam, t/m 30/5.
Symposium ‘Shattered Ceilings’, 7/3 in het Rijksmuseum.