RecensieBuladó
Regisseur Janga weet opnieuw een shot mysterie en spiritualiteit in de doorgaans zo nuchtere Nederlandse cinema te injecteren ★★★★☆
Het magisch-realistische Buladó past prachtig in de verhalentraditie van de Antillen.
Na een vechtpartij op het schoolplein moet Kenza’s vader zich bij het schoolhoofd melden. Wachtend aan de andere kant van deur hoort Kenza de vrouw vragen of het 11-jarige, onhoudbare meisje misschien niet gewoon een moederfiguur mist. ‘Wat je niet hebt gekend, kun je ook niet missen’, antwoordt haar vader bars.
Ze is er niet, die overleden moeder, in Buladó, vrijdag de openingsfilm van het Nederlands Film Festival. En tegelijkertijd ook weer wel: in de tweede speelfilm van regisseur Eché Janga is ze juist permanent aanwezig doordat ze er niet is. Kenza’s nuchtere vader (mooie rol van Everon Jackson Hooi) kan alleen kortaf losse opmerkingen over haar maken, maar haar jurken hangen nog als spoken in de kast, haar kam en de oorbellen liggen nog op de kaptafel. En natuurlijk gaat Kenza haar alleen maar meer missen, zo op de drempel van de puberteit, in het mannenhuishouden waarin ze opgroeit – ze woont met haar vader en opa naast een autosloperij.
Bovendien: misschien is er wel méér dan alleen de stoffelijke wereld, begint het meisje te denken in het magisch-realistische Buladó. Haar opa beweert dat haar moeders geest contact zoekt, maar dat is onzin. Toch? Probeert Kenza zo om te gaan met het verlies? Is haar opa, die tussen de autowrakken een boom voor zijn voorouders opricht van oude uitlaten, langzaam zijn verstand aan het verliezen of vindt hij het juist terug, zo aan het einde van zijn leven?
Janga houdt met zijn film het midden tussen de Nederlandse doe-maar-gewoonmentaliteit en het magische. Uitgangspunt voor het script, dat hij schreef met Esther Duysker, is een verhaal dat hij thuis vaak hoorde, een mondeling overgeleverde sage uit de tijd van de slavernij. Een soort spiritueel sprookje dat hoop moest bieden in een keiharde werkelijkheid. Zijn film combineert die twee uitersten ook en past daarmee prachtig in de verhalentraditie van de Antillen. Tegelijkertijd snijdt Janga actuele thema’s aan. Buladó gaat over hoe je afscheid moet nemen, maar het is ook een zoektocht naar identiteit en wortels, en vraagt hoe je moet omgaan met littekens van het verleden.
Actrice Tiara Richards is een absolute vondst als de stuurse tomboy Kenza, op haar racefiets. Naar haar blíjf je kijken, ook als het verhaal langzaam maar zeker een wat voorspelbaar stramien begint te volgen. En ook de beelden die Janga opdient blijven intrigeren, zeker in combinatie met de muziek en het uitmuntende sound design: zijn Curaçao is ruig en stoffig, een western-achtig landschap waar de wind hol overheen blaast. Hij geeft een kerkhof naast een bonkende fabriek een bijna surrealistische schoonheid.
Na zijn meditatieve gangsterfilm Helium weet Janga zo opnieuw zelfbewust een shot mysterie en spiritualiteit in de doorgaans zo nuchtere Nederlandse cinema te injecteren. Het voelt fris, eigenzinnig en verrijkend.
Buladó
Drama
★★★★☆
Regie Eché Janga.
Met Tiara Richards, Everon Jackson Hooi, Felix de Rooy.
86 min., nu in voorpremière, volgende week in de bioscoop.
Regisseur Janga vertelt de Volkskrant hoe de film in zekere zin een kantelpunt in zijn leven werd.