Rasterwerk met pootjes

In 'Design is not equal to art' probeert Barbara Bloemink uit te vinden welke plaats meubelontwerpen innemen in het oeuvre van bekende kunstenaars....

Door Anne van Driel

Toen de Amerikaanse kunstenaar Donald Judd ergens midden jaren zestig gevraagd werd een koffietafel te maken, dacht hij snel klaar te zijn. Kwestie van wat aanpassingen aan een van zijn bestaande kunstwerken, een rechthoekige doos met een iets verzonken bovenkant. Fluitje van een cent.

Maar Judd kwam bedrogen uit. De aanpassingen resulteerden niet alleen in een beroerde tafel, ook zijn kunstwerk was rijp voor de sloophamer. De godfather van het minimalisme had zijn les geleerd: 'Vormgeving', zou hij de rest van zijn leven blijven beweren, 'is fundamenteel anders dan kunst'.

Design is not equal to art heet ook het glossy boek dat verschijnt bij de gelijknamige tentoonstelling in Cooper-Hewitt, het nationale designmuseum in New York. Conservator Barbara Bloemink bracht daar, samen met freelance tentoonstellingsmaker Joseph Cunningham, een keur aan functionele objecten bijeen van minimalistische en postminimalistische kunstenaars. Een koffietafel van Sol LeWitt bijvoorbeeld, die in niets verschilt van zijn geometrische rasterwerken - behalve de vier pootjes die er onder zijn geschroefd. De gigantische golvende sofa die John Chaimberlain - bekend van zijn krachtpatserige sculpturen van verwrongen autowrakken - ontwierp ('zodat ik door de kamer kan rennen en erop kan springen zonder bang te zijn me te bezeren').

Dat deze generatie beeldend kunstenaars ook een aanzienlijke hoeveelheid meubels ontwierp, stelt Bloemink, is zelfs bij liefhebbers nauwelijks bekend. Niet zo vreemd: veel meubels zijn zelden of nooit te zien geweest, ook niet in de musea en galeries die zich in de jaren zestig op de minimalistische kunst stortten. Vormgeving was in hun ogen het zwakkere broertje van de autonome kunst. Vormgeving was 'functioneel' en 'louter decoratief'. Ondergeschikt aan de spirituele, hogere kunsten.

In Design is not equal to art vraagt Bloemink zich af of die opvatting geen bijstelling behoeft. En dat heeft iets vermoeiends - zeker vanuit Nederlands perspectief. In een land waar een van de internationaal meest succesvolle beeldend kunstenaars (Joep van Lieshout) functionele toiletten, caravans of een rioolzuiveringsinstallatie maakt; en waar omgekeerd een van de internationaal meest succesvolle ontwerpers (Marcel Wanders) verantwoordelijk is voor de designklassieker Knotted Chair, een weinig comfortabele stoel geknoopt van kunststof; is de vraag wat kunst is en wat vormgeving behoorlijk achterhaald. Wat maakt het uit hoe we hun creaties noemen?

Toch roept Bloeminks boek prikkelende vragen op. Welke plaats neemt het zwarte neo-classicistische 'Wedgewood'-servies van James Turell in binnen zijn oeuvre van lichtsculpturen? Hoe verhoudt het functionele matrasbed van Rachel Whiteread zich tot de bedden die zij in de regel uit gips of rubber giet? En waarin verschilt een autoband met licht (The Lamp) van minder praktische assemblages waarin Robert Rauschenberg autobanden verwerkte?

Zijn het logische uitvloeiselen van hun werk? Zijn het experimentele uitstapjes? Geintjes tussendoor? Zijn ze gemaakt vanuit commerciële motieven, in oplage, minder prijzig dan hun unieke werk?

Bloemink geeft er geen antwoord op. Zij citeert de kunstenaars vooral op algemene uitspraken. Zoals Richard Artschwager, die het verschil tussen kunst en vormgeving als respectievelijk 'nutteloos' en 'nuttig' definieert. Al is het aan de toeschouwer een keuze te maken: 'Als je er op gaat zitten is het een stoel, als je eromheen loopt en ernaar kijkt een sculptuur.'

Dat gebrek aan specifieke informatie wreekt zich in Bloeminks boek. Vooral bij Judd, feitelijk de enige kunstenaar die bleef vasthouden aan het onderscheid tussen kunst en design. Wat hem er niet van weerhield een hele rits strenge, maar uiterst fijnzinnige meubels te maken - in stijl, vorm en kleur vergelijkbaar met zijn sculpturen.

Bloemink verklaart Judds hardnekkige opvatting als een reactie op de invloedrijke criticus Clement Greenberg, die het minimalisme in 1967 afdeed als 'closer to furniture than art'.

Uit die opmerking zou Judd hebben opgemaakt dat de tijd nog niet rijp was om zijn meubels te presenteren als kunst. Die verklaring doet de eigenzinnige Judd te kort. In de nieuwe kunst die hij voorstond, was het object wat het was: een kubus, een rechthoek. Het leek op niets, het verwees niet naar verhalen buiten zichzelf. De betekenis lag besloten in de kleur, het materiaal, de verhoudingen. Daarin verschillen Judds kunstwerken hemelsbreed van zijn meubels, die duidelijk lijken op tafels, bedden, stoelen - en daarmee wel refereren aan geschiedenis, gebruik en verhalen.

Waarom design soms niet gelijk is aan kunst, precies daarover had je wel meer willen lezen. Nu blijft Design is not equal to art vooral een boek met mooie plaatjes.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden