Poëzie gevangen in Meccano en kleur
Op het poëziefestival Dicht aan het IJ laten vormgevers hun vertaling van gedichten zien. René Knip ontfermde zich over Lans van dichter Tsead Bruinja....
De dichter geeft de ‘medeplichtige van een zelfmoordterrorist’ een stem. Caramba, doe mij nog maar een ranja. We hebben een bom geplaatst. Sjalalie sjalala. We hebben een dvd gebrand. Sjalalie sjalala. Hé, nieuwe stoelen in de metro. Hé, nieuwe stoelen in de tram. De vormgever luistert naar de voordracht. Geen letters, besluit hij. Het moet ‘ijl’. Hij hoort Arabisch doorschemeren. Horizontaal dient derhalve te domineren. Dit kan ervan komen als poëzie en vormgeving samensmelten: een afbeelding met Meccano-achtige strips, variërend in kleur en lengte, op lijntjes die doen denken aan de notenbalk. Dichter Tsead Bruinja, ontwerper René Knip. Zij, en een aantal vakgenoten, zijn aan elkaar gekoppeld onder de vleugels van Loods 6, een verzameling kunstateliers op het KNSM-eiland, en het Amsterdamse poëziecentrum Stichting Perdu. Die organiseren het voordrachtfestival Dicht aan het IJ, morgen in de Kompaszaal, de voormalige vertrek- en aankomsthal van de KNSM. Onder het motto poëzie en het experiment hebben twaalf ontwerpers een gedicht vormgegeven op basis van een voordracht op band. Uitgangspunt was het werk van Paul van Ostaijen (1896-1928), die zijn avant-gardistische oeuvre zelf doorspekte met grafische ingrepen. Weerslagen van de kruisbestuiving zijn zaterdag te zien. Tsead Bruinja (31), dichter in het Fries en het Nederlands, vond in Van Ostaijens gedicht Barbaarse Dans een fragment waarmee hij wel aan de slag kon – een groot bewonderaar is hij niet: ‘er is interessantere poëzie’. Dit trof hem: IK steek de dolk tussen mijn borsten in mijn lijf, dat is Geen wonder Hij nam het over in zijn gedicht Lans. ‘Het deed me sterk denken aan Walt Whitman, wiens werk ik pas heb vertaald en voorgedragen. Het bejubelen van alles. Alsof alles een wonder is. Het is een monoloog van een sukkelige terrorist geworden. Een medeplichtige, hooguit. Een clown.’ René Knip (42), vooral bekend van zijn ruimtelijke ontwerpen van het alfabet, zegt dat hij getroffen werd door ‘het zangerige, het betoverende’ in Bruinja’s voordracht. Ze werken al samen in het project Woordstroom, waarbij langs de waterweg tussen Delfzijl en Lemmer poëzie in beelden zal verschijnen. Daar, vlak bij Grou, volgt Knip nog nauwgezet een gedicht van Bruinja, door alle letters, zwart en gevouwen, aan draden te rijgen, gevangen in een hoog stalen frame, ‘als morsige vogels met de lucht als typografisch wit’. Bij het gedicht Lans kon daar geen sprake van zijn. ‘Dit werk moest je wel abstraheren.’ Samen met stagiaire Anke Broeren kwam hij tot strips met zwarte gaten. Elk gat vormt een woord. Waar een bolletje boven staat, valt een accent. Een witte plek betekent stilte. Kleuren geven de emotie van het uitgesprokene aan: van limoen voor heftig (‘éééééééééééh wat süüüüste wààt süste juh’) via brandweerrood en lavendel naar paars voor ingetogen (‘Geen zoon geen dochter geen hond die zijn eigen loopgraaf bevuilt’). Knip verankerde in zijn ontwerp ook de snelheid van de voordracht: twee centimeter strip is één seconde. De dichter Bruinja is blij met het resultaat. ‘Het is constructie en deconstructie. De onderdelen worden zichtbaar. En die zwarte gaten: het zijn ook gaten in levens.’ Knip: ‘Dat wit heeft ook iets vredigs. Er gebeurt niks.’ Wat het belang is van deze grensoverschrijding? Knip: ‘Dichters gebruiken de taal als bouwsteen. Ik ben het jongetje in de zandbak dat wacht op materiaal waarmee ik de ruimtelijke grenzen van het platte beeld kan opzoeken. Het haalt ook iets van het beeld van de verheven artiest af. Er zijn dichters die het vreselijk vinden als er zo met hun werk wordt omgesprongen.’ Bruinja: ‘Je wordt met de beste lezer geconfronteerd. Die aandacht spoort aan iets nieuws te maken.’ Knip: ‘Het is nu reactie. Mooier is samen iets vanaf nul te maken.’ Bruinja: ‘Dat gaan we ook doen.’