Pijnlijk: Van Oldenborgh overschat zichzelf op Biënnale Venetië
Is het overmacht? Naïviteit? Een inschattingsfout? Wat dan ook, het is zeker een kwestie van zelfoverschatting. En dat bij zo'n belangwekkend onderwerp. Op zo'n belangrijk podium. Pijnlijk.
Waar het om gaat: de bijdrage van kunstenaar Wendelien van Oldenborgh in het Nederlandse paviljoen aan de Biënnale van Venetië. Daarvan waren de verwachtingen hooggestemd. In ieder geval bij Van Oldenborgh zelf en de samensteller van de tentoonstelling, Lucy Cotter. Beiden hadden hoog ingezet. Ze zouden een 'actief vergeten' geschiedenis van Nederland in kaart brengen en voor rechtvaardiging zorgen als het gaat om bevolkingsgroepen die in het optimistische Nederland van na de oorlog zo verschrikkelijk waren veronachtzaamd en weggemoffeld.
En hoe dat kwam, konden ze ook uitleggen. Omdat Nederland zich in de jaren vijftig te snel het imago aanmat een vrij, tolerant, open, transparant en gastvrij land te zijn. Een optimistisch land dat vooruit wilde in de vaart der volkeren, zich weer wilde oprichten en zo snel mogelijk de handelsnatie van weleer wilde zijn. Een optimisme dat, volgens Van Oldenborgh en Cotter, ten koste is gegaan van bevolkingsgroepen die hier een nieuw bestaan wilden opbouwen, zoals de Surinamers, Antillianen en Indische Nederlanders.
Een optimisme ook dat in het Nederlandse paviljoen op het Venetiaanse biënnaleterrein, naar een ontwerp van Gerrit Rietveld in 1953, met verve wordt uitgedragen, dankzij de heldere architectuur, de frisse uitstraling en het licht dat zo mooi naar binnen kan schijnen. Maar wat volgens het duo een maskering was voor de manier waarop Nederland zijn koloniale verleden en zijn nieuwkomers bewust heeft verzwegen.
Dat moest maar eens recht worden gezet, vonden de Nederlandse Van Oldenborgh en Ierse Cotter - met een paar video's, op een tentoonstelling, in dat vermaledijde Rietveldpaviljoen, in Venetië. Om aan het mondiale kunstpubliek te laten zien dat dat transparante gebouwtje niet meer dan een 'propagandamodel' is, die de 'zwarte kant' van de Nederlandse samenleving heeft verdonkermaand.
Die tentoonstelling is er nu dus gekomen, Cinema Olanda geheten, met als inzet: de ethiek van het bewust vergeten te ontrafelen en aan de kaak te stellen; om een morele uitspraak te ontlokken waarom Nederland na de oorlog, in het optimisme van de wederopbouw, de 'nieuwe Nederlanders' niet heeft zien staan - net als nu. Cinema Olanda is dus niet zomaar een gewone kunsttentoonstelling; het is een presentatie die direct wil ingrijpen op het geweten.
Geen lichte kost die Van Oldenborgh en Cotter het internationale kunstpubliek op de belangrijkste biënnale van de wereld willen voorschotelen. Maar de enige conclusie die je, na alles te hebben gezien en alles te hebben gelezen, moet trekken is deze: het werkt voor geen meter.
Reden: het surplus aan ambitie, verhalen en ingrediënten. Met gekleurde schotten en een houten tribune als in een bioscoopzaal. Met filmloops, lenticular prints (die van beeld veranderen als je er langs loopt) en een 15 minuten durende film die in één take in opgenomen. Met gefilmde modernistische architectuur à la Rietveld. Met vele hoofdrolspelers die betrokken zijn bij de vergeten gaten in onze multiculturele geschiedenis, zoals de zwarte communist Otto Huiswoud, architecte Lotte Stam-Beese, sociaal ondernemer en activist Mitchell Esajas en kunstenares Patricia Kaersenhout, naast talloze anderen. Met citaten en verwijzingen. En ja, ook nog met een bandje dat Indo-rock speelt, en een ander bandje dat is opgebouwd uit jongeren met een verschillend kleurtje.
Het onderwerp is zo grondig geanalyseerd en in delen opgeknipt, dat Van Oldenborgh en Cotter zijn vergeten dat de traagheid van beeld en geluid, en de beperkte voorkennis van de gemiddelde (buitenlandse) bezoeker zulke hoeveelheden informatie niet aankan. Je kan deze ingewikkelde thematiek, toch goed voor vijf afleveringen van Andere Tijden, simpelweg niet in een paar associatieve korte films overdrachtelijk maken.
Deze inschattingsfout, die grenst aan zelfoverschatting, kan je Van Oldenborgh en Cotter nog het meest kwalijk nemen. Als twee Gutmenschen snijden ze een thematiek aan die een groot beroep doet op je morele inlevingsvermogen en empathie, terwijl ze je feitelijk met losse gedachteflodders het bos in sturen. Dat de intenties daardoor in een stuitende vrijblijvendheid blijven hangen is erg, maar erger is dat dit 'actief vergeten' verleden niet de aandacht krijgt die het verdient. En daar was het toch allemaal om begonnen.
Wendelien van Oldenborgh, Cinema Olanda. Biënnale van Venetië. 13 mei t/m 26 november.