BoekenRecensie
Perfect vervalsen is een kunst ★★★★☆
De roman Zwart licht van de Argentijnse María Gainza is een poëtisch pleidooi voor ontsnapping aan de prozaïsche zucht naar echtheid.
In de naam van het opsporingslampje, tevens de titel van de roman, openbaart zich al de dubbelzinnigheid waarvan het hele verhaal is doortrokken: zwart licht. Rechercheurs gebruiken het voorwerp. Kunstexperts ook, om vast te stellen hoe authentiek een als authentiek gepresenteerd werk is, zodat het na de betrouwbare taxatie naar de veiling kan.
Maar niets is betrouwbaar of voorgoed zeker, bij de Argentijnse schrijver María Gainza (1975), die vijf jaar geleden debuteerde met de buitengewone mengeling van kunstessays en autobiografische verhalen, die vorig jaar in Nederlandse vertaling verscheen als Oogzenuw. De verteller van haar nieuwe roman Zwart licht heeft als jonge leerling een tijdje bij een taxatiebureau gewerkt, waar ze ontdekte dat de coryfee onder de kunstkenners een dame was die juist meewerkte aan een kolossale zwendel – een oude medestudente van vroeger bleek een zo kundig vervalser van schilderijen van ene Mariette Lydis, dat de taxateur overstag ging. En met een prachtig excuus: een perfecte vervalsing is immers een bijdrage aan de kunst, en het epitheton vals zou beter gereserveerd kunnen worden voor werken van twijfelachtige kwaliteit. En daarbij: het werkelijke schandaal is de markt, waar of niet?
Wat heeft de jonge verteller allemaal meegemaakt? Ze neemt haar intrek in een hotel, onder een valse naam, daar ga je al, en wil uitgebreid vertellen over die eigenzinnige leermeester in de taxatiekunde, over de perfecte vervalser die onder de naam La Negra deel uitmaakte van een kring van bohemiens, en over haar eigen pogingen om uit de mythes en anekdotes die rond deze vrouw zijn opgetrokken, iets van een kern te distilleren.
Er ontrolt zich een intelligent verteld verhaal dat wemelt van de tegenstellingen en verdraaiingen, die de lezer bijkans zoek spelen: ‘Mocht ik praten als een romanheldin, heb geduld met me, ik vind mijn stem nog wel’, sust de verteller terloops, en ook dat is een vingerwijzing dat hier een spel wordt gespeeld, want het is een roman waarin deze uitspraak staat. En als ze later een catalogus gaat opstellen met spullen uit de nalatenschap van Mariette Lydis: ‘Ik ging zeer zorgvuldig te werk, want als je buiten de wet leeft, moet je eerlijk zijn. Dat zei Bob Dylan in een van zijn nummers, en hij had het gejat van Don Siegels film The Lineup. Het is waar; de hele mensheid is één boekwerk, waaruit je met behulp van een schaar en een potje lijm je eigen verslag in elkaar kunt zetten.’ Dus die wijsheid van Dylan, uit het nummer ‘Absolutely Sweet Marie’, van het klassieke album Blonde on Blonde (1966), is niet oorspronkelijk? Het is denkbaar, Jan Cremer heeft de hasjrokende bard in diezelfde periode in het Chelsea Hotel zien zitten pielen met een rijmwoordenboek als er een protestsong moest komen (Ik Jan Cremer 3, 2008), en diezelfde Dylan knutselde immers eind 2017 nog een dankwoord van dubieus allooi bij elkaar toen hij tot zijn schrik de Nobelprijs voor Literatuur toegekend had gekregen.
Daar wil Gainza ons juist hebben, bij de vaststelling dat niets vaststaat. De speurtocht van haar verteller doet soms denken aan The Aspern Papers van Henry James, als ze een kunstcatalogus perfect parodieert lijkt ze op Leanne Shapton (die in 2009 een gefingeerde veilingcatalogus publiceerde aan de hand waarvan de lezer de werdegang van een onbekend echtpaar kon reconstrueren). Tot in de kleinste, vaak mooie zinnetjes wil Gainza tonen dat het spel alomtegenwoordig is, en ook woorden soms een dekmantel zijn: ‘Ik werkte door met zin noch vertrouwen en noemde dat discipline.’
Maar bovenal krijgt ze het voor elkaar om voor onze ogen een artistiek mysterie à la Frida Kahlo of Leonora Carrington te laten verrijzen; zo’n uitzonderlijke vrouw die zich nooit helemaal prijsgeeft, en over wie de kunstluizen en halve kennissen maar wat graag allerhande roddels opdissen, want de onomstotelijke bron is toch nooit te achterhalen.
De ‘beste vervalsster die ons land ooit had gekend’, de enigmatische La Negra, is op een dag spoorloos verdwenen. Waarom zou dat weer een biografie moeten worden, gebaseerd op bronnen die vaak een vertekend beeld geven? Tot die serieuze vraag verleidt Gainza de lezer, met haar poëtische pleidooi voor ontsnapping aan de prozaïsche zucht naar echtheid. Ja, wat doet het ertoe of La Negra nog leeft, en hoe zij heeft geleefd: de kunst die ze namaakte, heeft het voor het zeggen, en die heeft een echtheidscertificaat gekregen van de toptaxateur van haar tijd. Wees blij met kunst waar je van kunt genieten, en gebruik je opsporingslampje niet om een leven aan het licht te brengen dat er zelf voor heeft gekozen om in het duister op te gaan.
María Gainza: Zwart licht
Uit het Spaans vertaald door Trijne Vermunt.
Podium; 172 pagina’s; € 19,99.