Analyse
Op standbeelden als dat van J.P. Coen klonk van meet af aan kritiek. Wat te doen nu die weer aanzwelt?
Al bij hun plaatsing was er protest tegen de standbeelden van Jan Pieterszoon Coen en Petrus Regout. Nu vlamt het weer op, maar minstens zo hard klinkt de roep om de figuren te laten staan. Hoe om te gaan met omstreden beelden?
De ‘slager van Banda’, Jan Pieterszoon Coen, torent uit boven een plein in historisch Hoorn, op de klei van West-Friesland. Aan de andere kant van Nederland houdt industrieel Petrus Regout vanaf zijn sokkel bourgondisch Maastricht stoïcijns in de gaten. De een belichaamt de VOC, het Hollandse kolonialisme in wat ooit de Gouden Eeuw heette. De ander stond twee eeuwen later met zijn Sphinx-aardewerkfabriek aan de wieg van de industrialisatie. Hun daden en eventuele verdiensten zijn onvergelijkbaar, maar er is iets dat de mannetjesputters verbindt: hun standbeelden roepen weerstand en controverse op. De onvrede over Coen volgt een patroon waarbij kritiek op zijn verering aanzwelt en wegebt als een getijdenstroom. Hij raakt een open zenuw, maar staat nog steeds onbeweeglijk als held op zijn sokkel. Ook Regout wankelt niet.
Volkskrantonderzoek
Wie worden in Nederland geëerd met een standbeeld? En vooral ook: wie niet? De Volkskrant onderzocht deze vragen en maakte een inventarisatie van ruim vijfduizend beelden die personen voorstellen. Tip van de sluier: koningin Wilhelmina is het meest vereeuwigd en toch verbeeldt maar 17 procent van de standbeelden een bekende vrouw. Lees de belangrijkste conclusies hier.
‘Genocide verdient geen standbeeld’
Als in Hoorn inwoner Marisella de Cuba met een vasthoudend groepje medestanders tegen de Coen-verering vecht onder het motto ‘genocide verdient geen standbeeld’, dan regent het bedreigingen aan haar adres. Er hangen bewakingscamera’s aan haar woning. Loopt ze met één medestander met een spandoek door de winkelstraat, zoals in september 2022, dan worden haar ‘echt giftige dingen toegebeten’, naast de steun die ze van omstanders óók krijgt. En wie, zoals schrijver en journalist Marc van der Sterren in De Limburger, betoogt dat het beeld van Regout omver moet worden getrokken, raakt eenzelfde zenuw. Hij ontving een stortvloed aan haatberichten. Van Regout, Limburgs trots, blijf je af.
Marisella de Cuba (50) staat in Hoorn met de door haar opgerichte actiegroep We Promise to Fight Injustice met al drie jaar durend protest tegen Coen in een traditie. Sinds de oprichting van het standbeeld in 1893, op de golven van 19de-eeuws nationalisme, was er vanuit de arbeidersbeweging en door historici luid protest tegen de verering van de gouverneur-generaal van de Verenigde Oost-Indische Compagnie.
Coen bevocht een monopolie op nootmuskaat door maar liefst 15 duizend inwoners van de Banda-eilanden te vermoorden. Desondanks bleef trots op die duvelse handelsonderneming dominant, incidenteel opspelende protesten en een door Prins Claus in 1987 in ontvangst genomen zwartboek bij de 400ste geboortedag van Coen ten spijt. Twintig jaar later probeerde premier Jan Peter Balkenende (CDA) de pendule de andere kant op te duwen. In 2006 prees hij Coens ondernemerszin in een Kamerdebat: ‘Laten wij optimistisch zijn! Laten we zeggen: Nederland kan het weer! Die VOC-mentaliteit, over grenzen heen kijken, dynamiek! Toch?’
Naar de binnentuin van het museum
Vijf jaar daarna slingerde de pendule dankzij een burgerinitiatief in Hoorn tegen de ‘foute Nederlander’ weer terug. De gemeente plaatste vervolgens in 2011 een tekstbord op Coens sokkel: hij wordt ‘geroemd als krachtdadig en visionair bestuurder. Maar evenzeer bekritiseerd om zijn gewelddadig optreden (…)’. Die eerste kritische kanttekening kreeg een vervolg in 2012, toen het Westfries Museum tegenover het standbeeld een tentoonstelling organiseerde waarin Coen terechtstond als beklaagde. Doodsteek voor zijn reputatie? Geenszins. Van tweederde van de museumbezoekers mocht Coen blijven staan.
Was de kwestie daarmee beslecht? Natuurlijk niet. Of een meerderheid nu voor of tegen verplaatsing is, doet voor De Cuba niet ter zake: ‘Wij zijn voor systeemverandering. Onrecht is onrecht.’ Onverschrokken begonnen De Cuba en de haren met hun missie – niet om Coens beeld te verwijderen, wel om het te verplaatsen. Bijvoorbeeld naar de binnentuin van het museum, om het daar ‘van context te voorzien’.
Er spreekt zowel moed als doorzettingsvermogen uit die missie. We Promise ondervond weerstand van de ‘Horinezen’ met een hang naar Hollandse traditie en een afkeer van wat ze als Randstedelijke bemoeizucht ervaren. Met de slogan ‘Coen is oké’ lieten ze een tegengeluid horen. In juni 2020, in coronatijd, werd een grote, mede door We Promise georganiseerde demonstratie buiten het centrum min of meer gekaapt door relschoppers. Die raakten bij Coens standbeeld slaags met de ME te paard. Bijna twintig arrestaties van jongeren uit heel het land volgden.
De Cuba, door haar Arubaanse achtergrond begaan met de koloniale erfenis, verwijt burgemeester Jan Nieuwenburg (PvdA) institutioneel racisme in stand te houden. Nadat hij aangifte had gedaan omdat zij de bestrating bij Coens standbeeld had beklad met stoepkrijt, kreeg ze activisten van het radicaal-rechtse Vizier op links over zich heen. De gemeente stelt dat standaard aangifte wordt gedaan tegen bekladding. En zo schuurt het vaker.
Koorddansen is het. Intussen wil Hoorn met de tegenpolen in gesprek over Coens standbeeld. En kijkt de gemeente reikhalzend uit naar het advies van een commissie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW), die eind juni met ideeën komt over hoe fricties rond beladen monumenten tegemoet te treden.
‘Slavendrijver’ Petrus Regout
Over Petrus Regout (1801-1878) in Maastricht zal die KNAW-commissie zich niet uitlaten – ze concentreert zich op (post)koloniale monumenten en herdenkingstekens over oorlogen en genocides in de 20ste eeuw. Maar dat maakt voor het venijn van de discussie over het standbeeld voor de industrieel niets uit. Drie meter hoog is het zwart marmeren beeld van de stramme man, dat in 1965 door prins Bernhard in de stromende regen werd onthuld.
‘Regout was een slavendrijver. Hoog tijd dat er niet alleen voor het Nederlandse slavernijverleden excuses worden gemaakt, maar ook voor wat hij heeft misdaan.’ Zegt Ton van Reen (81), schrijver van ruim negentig boeken, vele over de Limburgse geschiedenis. Zijn succesvolle roman De lichtverkoper (2013) speelt in de Cité Ouvrière, Regouts pakhuis voor zijn fabrieksarbeiders: vier, vijf woonlagen, twaalf hokken voor evenveel gezinnen, met één latrine per verdieping. ‘Bij de cholera-uitbraak van 1864 kwamen er vierhonderd mensen om. Cholera is een hongerziekte. Niemand van de Maastrichtse elite stierf.’
Met bevriende collega Marc van der Sterren (52) schetst hij thuis in het Noord- Limburgse Maasbree het beeld van een puissant rijke katholiek die, profiterend van rijkssubsidies voor aardewerkfabrieken (om massawerkloosheid te bestrijden), arbeiders voor een hongerloon liet zwoegen. Van Reen: ‘Kinderen werkten 36 uur aaneen, zij moesten, omdat ze klein waren, in de hete ovens kruipen en het aardewerk plaatsen. Met als gevolg dat de longen van 10-jarigen al kapot waren.’
Weerstand tegen Regouts standbeeld was er meteen. Er klonken volop protesten vanuit de arbeidersbeweging toen ‘het personeel van de Sphinxfabrieken’ (bestaande uit de voorlieden die ‘vrijwillige’ bijdragen van de arbeiders met morele druk afdwongen) bij het 125-jarig bestaan van de Sphinx het initiatief nam voor de oprichting. Later werden ze gevolgd door bekladdingen en recent, in juli 2022, een poëtische aanklacht. Op een sandwichbord op Regouts torso stond, in dialect: ‘Was ik niet destijds het crapuul, samen met die van het stadhuis? Hoort hier daarom niet een ander beeld?’ Het stille protest is geïnspireerd op de toen pas verschenen kroniek Crapuul, kroniek van een krottenwijk van Frank Bokern – eveneens over Regouts Maastricht.
De erfenis van de industrieel resoneert, zoals ook bleek uit de reacties op Van der Sterrens betoog in De Limburger. Tijdens de Black Lives Matter-betogingen in 2020 en de woede die zich tegen beelden van kolonisten keerde, realiseerde hij zich dat de tijd rijp was ook de granieten Regout figuurlijk onder vuur te nemen, niet vanwege racisme maar vanwege diens wrede uitbuitingspraktijken. ‘Ik schrok van de reacties op Facebook.’ Hij kreeg een karrenvracht verbale agressie over zich heen: ‘Als je er aan komt stort ik jou in beton en zet je er neer, hufter’, was een van de intimidaties. ‘Petrus Regout heeft wél veel betekend voor Maastricht. Blijf dus met je gore poten van dat beeld af.’
Evenwichtig verhaal
De tijd voor een kanttekening bij Regout is blijkbaar nog niet aangebroken. En de gemeente? Die wijst erop dat in het Sphinxkwartier met panelen en een in het wegdek gebeitelde regel uit het gedicht Naamloos zweet van Maarten van den Berg niet alleen aandacht wordt besteed aan het industrieel verleden, maar ook aan de misstanden. Ze spreekt van een ‘evenwichtig verhaal’, waarin het standbeeld van Regout past.
Staan alle standbeelden voor eeuwig in beton gegoten? Of vallen sommige helden wél van hun sokkel? Ja, soms. Vanwege ruimtelijke herinrichtingen. Of door diefstal: zeven keer werd daarvan melding gemaakt in onze V-enquête. En vorige week nog, zo meldde de politie, werd een van de zeven bronzen gezichten die deel uitmaken van het monument voor Nelson Mandela in het gelijknamige park in Amsterdam ‘weggenomen’. En een enkele keer raakt de naamgever zo in opspraak dat er wel iets móét gebeuren. Zoals de wegens vermeend kindermisbruik postuum in diskrediet geraakte Michael Jackson. Na de documentaire Leaving Neverland uit 2019 verwijderde de McDonald’s in Best subiet het elf meter hoge standbeeld van The King of Pop bij de ingang. Ooit figureerde het op de hoes van zijn verzamelplaat HIStory, waarna het fastfoodbedrijf het als eyecatcher kocht. Nu is het opgeborgen in een loods.
In 2022 werd een beeld uit 1928 bij de entree van het Olympisch Stadion in Amsterdam verbannen naar het trappenhuis. Toeristen schrokken ervan. Beeldhouwer Gra Rueb had de ‘olympische groet’ willen uitbeelden, die zou teruggaan naar de Romeinse oudheid. De groet bleek verzonnen door de kunstschilder Jacques-Louis David in 1784. Het gebaar inspireerde Mussolini zo dat hij het in 1922 introduceerde voor zijn fascistische beweging. Hitler nam de groet over en voegde er ‘Sieg Heil’ aan toe. Na de oorlog werd het geassocieerd met de Hitlergroet en om die reden is het sinds de Olympische Spelen van 1948 verboden.
Zo’n kwestie als de ‘olympische groet’, mag op de warme belangstelling rekenen van Maria Grever, emeritus hoogleraar theoretische geschiedenis en historische cultuur. Zij is voorzitter van de eerder genoemde KNAW-commissie Omstreden monumenten en legt de laatste hand aan haar advies. Over de exacte inhoud zwijgt ze nog, maar dat er geen pasklare oplossingen zullen zijn waaraan dolende gemeenten zich kunnen vastklampen, is zonneklaar.
Na de dood in 2020 van de zwarte Amerikaan George Floyd werden in de VS standbeelden van de zuidelijke opperbevelhebber Robert E. Lee en president Jefferson Davis van de Confederatie beklad of omver getrokken. In Engeland kieperden demonstranten het beeld van slavenhandelaar Edward Colston om in de haven van Bristol. Bij de aanblik van de tv-beelden van die laatste gebeurtenis realiseerde Grever zich dat de storm ook aan Nederland niet voorbij zou gaan. Hier worstelen bestuurders eveneens met hun eigen versteende Coen, Stuyvesant, Van Heutsz. Dat inzicht mondde uit in de instelling van Grevers commissie, bestaande uit een keur aan experts op het gebied van cultuurhistorie, beeldende kunst, kolonialisme, oorlog en genocide.
Hoog oplopende emoties
Bij de besprekingen die Grever met belanghebbenden voerde, merkte ook zij hoe hoog de emoties over een standbeeld kunnen oplopen. ‘Sommigen zijn gehecht aan wat het representeert, terwijl anderen daar juist verontwaardigd over zijn. Dat maakt het voor bestuurders zo lastig: je kunt nooit iedereen tevreden stellen. Tegelijk gaan inzichten schuiven door acties. Kijk naar hoe we nu denken over Zwarte Piet. Soms kan een fundamentele verandering van inzicht plaatsvinden, waardoor je ineens een heel andere boodschap ziet.’
De steen des aanstoots van een bordje voorzien? Verplaatsen? Er een ánder beeld, een tegenbeeld naast zetten? Wat moeten gemeenten doen om de kou uit de lucht te halen? Het vergt maatwerk, zegt Grever. Het is haar duidelijk dat het bord op Coens sokkel tekortschiet als Hoorn wil voorkomen dat het standbeeld een splijtzwam blijft. ‘Ook met een geweldige tekst red je het niet. De uitstraling van die man is martiaal, met die kanonsloop aan zijn voeten: kijk eens wat een held ik ben.’ Waarmee Grever geenszins wil bepleiten dat het beeld moet verdwijnen. ‘Het roept discussies op, soms zelfs agressie, die natuurlijk is af te keuren, maar daardoor worden wel mensen met hun neus op de vraag geduwd: wat is er destijds gebeurd?’
Wordt het niet tijd dat de landelijke politiek ferm het voortouw neemt, bijvoorbeeld in de kwestie-Coen, die niet alleen plaatselijke maar ook internationale dimensies heeft? ‘Ik zal nooit een politbureau bepleiten dat van bovenaf bepaalt wat moet gebeuren. We denken aan een platform dat gemeenten helpt standpunten in kaart te brengen en creatief om te gaan met een omstreden beeld. Door er bijvoorbeeld een constellatie omheen te bouwen, of, ik noem maar iets, met lichtprojecties duiding toe te voegen.’
Het advies van Grevers commissie mag nog geheim zijn, de contouren lijken duidelijk. Tegengestelde partijen in gesprek brengen. Luisteren naar elkaar. Behoedzaam opereren. Standbeelden niet klakkeloos verwijderen maar met creatief kritische middelen benaderen, zoals kunstenaars dat kunnen. De praktijk volgen die lijkt op iets dat vlakbij Coens geboorteplaats wereldfaam heeft verworven: polderen.
Foute straten?
Als de publieke opinie verandert kunnen straatnamen worden aangepast. In 1956 werd de Stalinlaan in de hoofdstad de Vrijheidslaan. In Utrecht wil inmiddels een meerderheid van de gemeenteraad af van de J.P. Coenstraat en de Van Heutszstraat. Standbeelden zijn minder veranderlijk, je kunt ze niet zomaar omdopen. Met een monument kan dat wel, bewijst het Monument Indië-Nederland in Amsterdam, voorheen het Van Heutszmonument.
Omstreden beelden in het buitenland
Duitsland
Terwijl in andere landen standbeeld werd omgetrokken, bleef de 34 meter hoge Otto von Bismarck in Hamburg – hoewel doelwit van protesten – overeind. Honderden kleinere Duitse standbeelden van Bismarck bleven eveneens onaangeroerd. Zelfs al was Bismarck, behalve vader van de Duitse eenwording in 1871, ook architect van de kortstondige Duitse kolonisaties in Oost-Afrika. Tijdens een genocide in het huidige Namibië kwamen vervolgens 70 duizend mensen om, begin 20ste eeuw (Duitsland erkende in 2021 schuld en investeerde 1,1 miljard euro in Namibië, red.). Ook het ‘Duits Oost-Afrika’ monument, eveneens nabij Hamburg, is vooralsnog onbeschadigd.
Misschien is het omdat de Holocaust lang dominant was in Duitse discussies over de omgang met het verleden, al wordt het koloniale verleden de afgelopen jaren steeds feller bediscussieerd. Zeker heeft het te maken met de diep verankerde Duitse overtuiging dat het verleden, juist wanneer het afgrijselijk is, niet moet worden uitgewist maar aangewend om herhaling te voorkomen.
In Hamburg werken musea aan een herziening van de koloniale herdenkingscultuur: Hamburg Dekolonialiseren. Het reusachtige Bismarck-gedenkteken moet worden voorzien van context. Er loopt nu een prijsvraag naar een ontwerp daartoe. Ook ‘tegengedenktekens’ zijn in Duitsland in zwang.
Remco Andersen
Engeland
Oxfordstudenten stemden begin 2016 voor de verwijdering van Cecil Rhodes’ beeld op de gevel van Oriel College. Maar zeven jaar later worden studenten nog steeds verwelkomd door de imperialist die rijk werd door de mijnbouw en naar wie de Britse kolonie Rhodesië werd vernoemd, het latere Zimbabwe. Wel is er inmiddels een bordje bij waarop staat dat hij mensen in zuidelijk Afrika heeft uitgebuit. Rhodes heeft de Black Lives Matter-protesten overleefd, wat niet kon worden gezegd van de slavenhandelaar Edward Colston, wiens beeld in de zomer van 2020 in de haven van Bristol belandde. Ook enkele andere beelden werden toen van hun sokkel gestoten.
Niet alleen beelden van mensen uit het Britse koloniale verleden krijgen aandacht. In Noordoost-Engeland kijken autoriteiten of de beelden van twee houten Vikingen bij een winkelcentrum in Jarrow nog gepast zijn. Volgens sommigen kunnen deze kolonisators in verband worden gebracht met extreemrechts.
Patrick van IJzendoorn
VS
Ooit was Richmond, Virginia, de hoofdstad van de Confederatie: het zuidelijke Amerika dat zich in 1861 probeerde af te splitsen ter behoud van de slavernij. Na de burgeroorlog bleven hier veruit de meeste confederale standbeelden overeind. Tot vorig jaar. Op 12 december 2022 werd generaal A.P. Hill, besnord en bezwaard, met een hijskraan van zijn sokkel getrokken. Sinds 1892 stond hij daar. Hij was de laatste.
In de VS verdwijnt het ene na het andere controversiële standbeeld. Recentste aanleiding was de politiemoord op George Floyd, die een nieuw tijdperk van raciale verantwoording inluidde. In steden door heel het land werden honderden standbeelden neergehaald, afgeschermd of in enkele gevallen onthoofd. Dat gaat om beelden die veelal verwijzingen naar de onderdrukking van de zwarte bevolking, maar ook om kolonisten als Christoffel Columbus.
‘We hebben dit hoofdstuk afgesloten’, aldus de burgemeester van Richmond. Daar staat generaal A.P. inmiddels wel weer overeind, maar dan binnen: het Black History Museum heeft hem van een plekje voorzien.
Thomas Rueb
België
Een heleboel Belgen zijn het er intussen over eens: de standbeelden van koning Leopold II moeten weg. Kort na de dood van de Amerikaan George Floyd werden zij besmeurd door activisten, en sindsdien hebben veel anderen zich er ook over uitgesproken. Zelfs prinses Esmeralda de Réthy, tante van koning Filip, wil dat de beelden van haar voorvader worden verwijderd vanwege diens gruwelijke misdaden in de kolonie Congo.
Maar het kost tijd voordat de wens tot een daad leidt, zeker in een land met een bestuurlijke kluwen als België. Zo heeft de Vlaamse regering vorig jaar wel een handleiding geschreven voor gemeenten, maar het is aan de gemeenten zelf om al dan niet actie te ondernemen.
In Brussel, dat bestaat uit 19 gemeenten, speelt iets soortgelijks: een commissie besloot vorig jaar dat heel wat beelden die verwijzen naar het koloniale verleden op termijn moeten worden weggehaald en in een ‘depot’ terechtkomen dat ook voor educatie gebruikt kan worden, maar niet elke gemeente zet daar vaart achter. Het grote standbeeld op het Troonplein, vlakbij het koninklijk paleis, staat er bijvoorbeeld nog steeds.
Sacha Kester
Spanje
Twijfelachtige ‘helden’ uit het koloniale verleden? Daar heeft Spanje nog even geen tijd voor. Het land is te druk met het uit het straatbeeld boenen van een veel recentere smet: het franquisme. Tot in 2021 stond er een standbeeld van de grote dictator zelf op Spaanse grond: Melilla, één van de Spaanse enclavesteden in Noord-Afrika, had de twijfelachtige eer. Onder grote maatschappelijke druk, en ondanks weerstand van radicaal rechts, trok het stadsbestuur Francisco Franco uiteindelijk van zijn sokkel.
Standbeelden van conquistadores als Hernán Cortés en Francisco Pizarro blijven daarentegen de trots van hun geboortedorpen. Een debat(je) ontstond de afgelopen jaren wel rond het bronzen beeld van Christoffel Columbus in de haven van Barcelona, niet toevallig een plek waar de hele Spaanse identiteit onder vuur ligt. In 2020 protesteerden zo’n 250 tegenstanders bij het iconische beeld op 12 oktober, de dag waarop Columbus in 1492 Amerika ontdekte (maar niet echt). Van een serieuze discussie over de uit Genua geïmporteerde zeevaarder, zoals die wel in de VS en Latijns-Amerika woedt, is het nog niet gekomen.
Dion Mebius
Frankrijk
Het is hartje zomer, 2020, als Napoleon Bonaparte van zijn sokkel wordt gehaald in de Franse stad Rouen. Middenin de discussie over de toekomst van koloniale standbeelden verdwijnt de oude keizer, die de slavernij opnieuw invoerde, van zijn voetstuk. Een scheur in de achterpoot van zijn paard maakt renovatie noodzakelijk.
Wat als Napoleon niet terugkeert, maar vervangen wordt door een standbeeld van de feministische en anti-koloniale activiste Gisèle Halimi, oppert de burgemeester.
In heel Frankrijk liggen sinds die zomer standbeelden van koloniale figuren onder vuur, van Lille tot aan Bordeaux. Jean-Baptiste Colbert geldt als het meest omstreden: de minister onder Lodewijk XIV schreef de ‘Code Noir’, waarin de rechten van slaveneigenaren tegenover hun tot slaaf gemaakten werden vastgelegd. Zijn standbeeld staat voor de Assemblée nationale, de Franse Tweede Kamer, in Parijs.
Toch zal geen enkel standbeeld omver worden gehaald, drukt president Macron de natie op het hart. Frankrijk moet de koloniale geschiedenis onder ogen komen, niet uitwissen.
In Rouen volgt na de polemiek een burgerconsultatie, en staat vanaf de zomer van 2022 Napoleon weer op een voetstuk.
Eline Huisman