Reportage
Op het Internationaal Kamermuziekfestival Utrecht knijp je jezelf: dit niveau hebben we zo lang niet gezien
Zelfs een telefoon die afgaat, op het slechtst denkbare moment, kan de stemming niet bederven.
Zoek, zoek. Deur 8, de ingang naar vak A, waar was die ook alweer? Ik ben zo vaak in de Grote Zaal van TivoliVredenburg geweest, maar na maanden afwezigheid loop ik weer net zo stuurloos door de gang als toen ik er voor het eerst kwam. O ja: de ingang was op de eerste verdieping. De verduisterde zaal loopt vol voor Nederlands beroemdste violist, Janine Jansen. Vol is nog niet eens half-, maar gevoelsmatig propvol. We testen bij opkomst of onze handen het nog doen. Ja, ze doen het.
Het is het eerste avondconcert, donderdag, van het Internationaal Kamermuziekfestival Utrecht (IKFU), dat even een andere artistiek leider had (cellist Harriet Krijgh) maar toch onlosmakelijk verbonden is met Janine Jansen, het festival dat van een evenement tussen Kerst en Oud & Nieuw een zomerfestival werd, toen toch terugging naar de winter en nu in de zomer wordt ingehaald.
We hebben Jansen in coronatijd wel op (internationale) livestreams kunnen zien, niet in een Nederlandse concertzaal met publiek. Nu is ze er met vaste festivalgasten Boris Brovtsyn (viool), Jens Peter Maintz (cello) en Amihai Grosz (altviool) om het Achtste strijkkwartet van Sjostakovitsj uit te voeren. Grosz, modelaltviolist en aanvoerder van de Berliner Philharmoniker, is medeprogrammeur. Toch zijn de ogen vooral op Jansen gericht.
Zulke goede musici op het podium, een stuk – een citatenparade: een ondanks alles coherente medley in strijkkwartetvorm – dat te stekelig is om te negeren. Toch zit je om je heen te kijken, naar al die mensen van wie je de naam niet kent, maar over wie je denkt: hé, jij kwam hier vroeger ook. Als Jansen en vrienden de verstilling opzoeken, is de concentratie er weer. En dan: de telefoon die afgaat, op het slechtst denkbare moment.
De telefoon is iets waar je als muziekjournalist normaal gesproken niet over schrijft, omdat je wel bezig kunt blijven. Er zoemt, tingelt of rinkelt altijd wel iets ongewensts, en wat niet afwijkt, is geen nieuws. Maar deze ringtone, om kwart over acht, is anders. Dit keer speuren de ogen niet naar de dader, maar kijken ze opzij. Menselijk falen, zo begrijpelijk na maanden concertonthouding.
De ergernis die daarentegen pas zal verdwijnen met het uitsterven van de laatste man van 60-plus: dat er altijd wel een man is die na afloop van een stuk zo hard mogelijk bravo moet roepen, en dat er dan een andere man opstaat om nog harder bravo te roepen. Ze hebben een punt, dat wel – het kwartet speelt in de zachtste passages nog zo duidelijk, met zo’n intensiteit. Schitterend wrang.
Beter zelfs wordt het met het Pianotrio in a-klein van Tsjaikovski. Even is er verwarring: wie gaat er spelen? De bladomslaander, ook in zwart gehuld, heeft net zo’n knotje en baard als pianist Denis Kozjoechin. Voor cellist Mischa Maisky is er geen componist die beter past bij zijn ruime vibrato en melancholieke toets – mooi hem weer te horen. Met Jansen schotelen ze een heerlijke variatiereeks voor. Kozjoechin speelt het slot goed uit.
Het IKFU is niet het festival dat je bezoekt om nieuwe stukken te ontdekken. Het avondconcert van zaterdag bestaat alleen uit het Strijkkwintet van Schubert. Op het podium Jansen, Brovtsyn, Grosz, Maintz en cellist Daniel Blendulf. Aan dit niveau van samenspel zijn we de laatste vijftien maanden zo weinig blootgesteld, dat je je af en toe in de arm knijpt: hier wil je niks van missen.
Jansen speelt iets ingetogener dan we van haar gewend zijn. Minder van de stok vliegende haren. Sinaasappelachtige klankkleuren, volksmuzikale lichtheid op de juiste plaatsen, maar niets wordt overdreven aangezet: alles staat precies onder elkaar, en ja, de beroemdste (en dus voor bijna niemand onverwachte) modulatie uit de kamermuziekliteratuur komt toch aan. Het applaus is gul, zo gemeend. Dit heeft ons goedgedaan.
Twee documentaires en een album
Van Jansen zullen we meer horen en zien deze zomer. Na zes jaar komt er eindelijk weer een studioalbum van haar uit, haar eerste conceptuele bovendien. In de lockdown kreeg ze de beschikking over twaalf Stradivarius-violen: op 12 Stradivari (met Antonio Pappano als pianist) kunnen we vergelijkend warenonderzoek doen. Er werd ook een documentaire over gemaakt: Falling for Stradivari, die ook begin september verschijnt.
Wie nog meer over violen wil weten, kan haar zien in een andere film, The Quest for Tonewood (vanaf 16 september in de bioscopen), waarin vioolbouwer Gaspar Borchardt op zoek gaat naar de perfecte esdoorn voor een viool voor Jansen. Verder is zij vanaf 14 september op tournee met Amsterdam Sinfonietta: ze soleert dan in De vier jaargetijden van Vivaldi.