SignalementenWeek 2
Ook interessant, en wel hierom
Met onder meer de kolderieke verzen van Kees Stip en het laatste boek van Anton Valens.
Daniël de Waele verzamelt verhalen die de Bijbel net niet haalden
Hoe is de Bijbel tot stand gekomen? Het allereerste begin is te lezen in de Bijbel zelf. In 2 Koningen 22 staat vermeld hoe onder het bewind van koning Josia de priesters een ‘oeroud’ wetboek aantroffen onder de tempel in Jeruzalem. Daarin stonden de wetten waaraan het volk zich moest houden. Deze (toch wat verdachte) vondst was bedoeld als startsein voor een grondige religieuze hervorming, om Juda weerbaar te maken tegen de Babylonische dreiging. Maar helaas, 25 jaar later viel Jeruzalem en begon de ‘Babylonische ballingschap’.
Dat was het einde van het koninkrijk maar het begin van de Bijbel. Wat had het volk misdaan? Hoe kon het volk Gods gunst weer terugkrijgen? Om die bange vragen te beantwoorden werd de geschiedenis onderzocht, werden verhalen verzameld, commentaren geschreven en nieuwe teksten gecomponeerd. Een deel van die teksten vond, samen met dat wetboek, een plek in de Bijbel. De honderden andere teksten die daarbuiten vielen vormen, zoals Daniël de Waele schrijft, de ‘vergeten rijkdom’ van het jodendom. Vlot en helder, maar ook gedetailleerd bespreekt hij een groot aantal van die verhalen en commentaren; de traditie die het joodse geloof uniek maakt.
Daniël de Waele: Vergeten rijkdom. KokBoekencentrum; 352 pagina’s; € 26,99.
Nederland is altijd een land van immigranten geweest, blijkt uit dit lezenswaardige boek
Bij elke immigratiestroom wordt vergeten dat Nederland een land is van immigranten. In Hete bliksem, vreemde smetten probeert voormalig Volkskrant-journalist Sietse van der Hoek dit nog eens te onderstrepen met de naoorlogse geschiedenis van migranten (Indonesiërs, Molukkers, Turken, Marokkanen, Surinamers, Antillianen, Bosniërs en nu Syriërs en Oekraïners) die hier komen. Nederland staat altijd open voor invloeden van buitenaf.
Centraal staat de Assense warenhuisfamilie Van der Veen, die meteen na de oorlog de naam veranderde in het Amerikaans klinkende VanderVeen, omdat ook nylonkousen moesten worden verkocht. Zoals zoveel winkelfamilies waren ook zij in de 19de eeuw afkomstig uit Duitsland, zij het dat ze niet katholiek waren maar gereformeerd. Van der Hoek plaatst hun lotgevallen en die van de nieuwkomers in een kader van nationale en internationale ontwikkelingen – niet alleen politiek maar ook cultureel. En telkens blijkt dat alle immigranten na drie of vier generaties al zo in Nederland zijn geïntegreerd of geassimileerd dat alleen nog de naam aan de afkomst herinnert. Het is een thematisch en zeker ook lezenswaardig geschiedenisboek.
Sietse van der Hoek: Hete bliksem, vreemde smetten – Hoe een warenhuis en Nederland door migratie werelds werden. Nijgh & Van Ditmar; 384 pagina’s; € 24,99.
Laatste, lezenswaardige novelle van Anton Valens die nu pas mocht verschijnen
Vorig jaar november overleed Anton Valens op slechts 57-jarige leeftijd. Zijn novelle Een wagon vol duivels had hij voltooid, maar hij wilde dat deze pas na zijn dood gepubliceerd zou worden. Dat is nu gebeurd.
Valens blonk uit in het scheppen van mensen met rafelranden, gekwelde mannen in de doodlopende steeg die ‘leven’ wordt genoemd. Postuum heeft hij ons twee nieuwe personages van deze snit geschonken: een ik-figuur, veertiger, en zijn iets oudere kennis Stanley. Beiden leiden een weinig spectaculair leven. Stanley was ooit danser en wil nu gaan zingen. Hij vraagt de ik-figuur hem daarbij te helpen. Wat volgt, is een hilarische beschrijving van Stanleys eerste optredens voor een handjevol publiek, in een haveloos pand. Om het zaaltje enigszins te vullen, plaatst de verteller enkele ingelijste foto’s van pissebedden op de stoelen. De optredens zijn doordrenkt van treurigheid. Een nieuwe Aznavour lijkt Stanley niet te worden.
Het geploeter van de twee mannen wordt typisch valensiaans beschreven: humoristisch, licht-karikaturaal en schrijnend. Het verhaal als zodanig heeft weinig om het lijf, maar de artistieke ambities van Stanley werken zowel amuserend als ontroerend. En dat alles geschreven in een laconieke stijl die doet grimlachen. ‘Het was een grauwe dag, alsof het weer er in zijn algemeenheid mee opgehouden was.’ Alleen al om zulke zinnen is deze novelle het lezen waard.
Anton Valens: Een wagon vol duivels. Atlas Contact; 112 pagina’s; € 19,99.
Door de gedichten van Kees Stip kun je blijven bladeren
Een puntdichter, zo noem je de maker van korte, spitsvondige gedichten. Gedichten met ultralichte lading, soms kolderiek en vaak met een flinke scheut spot. Puntdichters werken in de Angelsaksische traditie van het light verse, maar wij hebben er ook een, een echte: Kees Stip (1913-2001). Het bekendst werden de dierenversjes die hij in de jaren vijftig van de vorige eeuw schreef voor de Volkskrant, onder het pseudoniem Trijntje Fop.
Dichter en tekstschrijver Ivo de Wijs had het goede idee om in de dundrukreeks van Van Oorschot een bloemlezing te maken van de mooiste en grappigste Stip-gedichten. In Puntgaaf zijn de dierengedichten in de meerderheid. Zoals ‘Op een bokking’: ‘De drang iets beters te bereiken/ mocht zeker bij een bokking blijken/ die aan de universiteit/ van Groningen werd opgeleid/ en daar, dat zien wij niet zo veel,/zich klaar liet stomen voor makreel’. Sommige gedichten zijn ultrakort: ‘Hoe bent u, glimworm, zo gaan glimmen?/ – Het ging vanzelf, ik had het imme.’ Soms is Stips humor bitter, zoals over de man voor het vuurpeloton: ‘Dank u, geen blinddoek./ Ik onthoud graag gezichten.’ Of: ‘Een bek als die van een dictator/ ging open bij de alligator.’ Over het eigen gemoed gaat het zelden, per ongeluk bijna, zoals in ‘Nederland’: ‘O grote goede god almachtig/ wat maakt uw neerslag mij neerslachtig.’ Een heerlijk boekje, om in te blijven bladeren.
Kees Stip: Puntgaaf. Van Oorschot; 280 pagina’s; € 27,50.
‘Epke – Van top tot teen’ is het opzienbarende verhaal van een wonderkind
Epke Zonderland, de rekstokmagiër uit Lemmer, bij leven een legende en bij het grote publiek vooral vermaard dankzij één oefening die 47 seconden duurde – met de geheimzinnige toverformule ‘Cassina-Kovacs-Kolman-Gaylord’ waarmee hij duizend liter zweet veranderde in goud, die miljoenen Nederlanders ineens konden reproduceren en waarmee de nalatenschap van commentator Hans van Zetten tot drie woorden werd teruggebracht: ‘En hij stáát!’ (‘En ik sta ook!’): de olympische finale aan de rekstok tijdens de Spelen van 2012 in Londen, een van die momenten voor de eeuwigheid in de geschiedenis van de Nederlandse sport.
Tien jaar later is er een boek over Zonderlands leven dat natuurlijk Epke heet, voor de zekerheid met de ondertitel ‘Van top tot teen’. Het werd geschreven door voormalig Volkskrant-sportjournalist John Volkers, die als verslaggever zo ongeveer alle sporten heeft gedaan, die tien Zomerspelen versloeg, van Los Angeles 1984 tot en met Tokio 2021, en die zich razendsnel ontwikkelde tot een expert in elke sport waarover hij in zijn krant schreef. Waaronder turnen dus.
Volkers had een neus voor naderend succes: hij volgde de Nederlandse volleybalploeg naar het goud van Atlanta 1996, hij stond langs het ijs bij de opkomst van Sven Kramer, hij volgde de onwaarschijnlijke ontwikkeling van Epke Zonderland en deed op perfecte wijze wat een sportjournalist wordt geacht te doen: de sportheld én diens sport bij de lezers aan de ontbijttafel brengen.
Dat is moeilijker dan je zou denken: het mannenturnen was in Nederland een relatief onbekende sport tot Epke en Lord of the Rings Yuri van Gelder aan het firmament verschenen. Er was nog een probleem: anders dan Van Gelder was Epke de ideale schoonzoon. Voor opzienbarende verhalen buiten de sport moest je niet bij Zonderland zijn, geen affaires en schandalen, geen liefdesperikelen, amper clashes: gewoon een toegewijde student medicijnen die in het turnen zijn levensvervulling had gevonden en die daarin geduldig, beschaafd en ijverig zijn aangeboren talent tot bloei bracht, tot hij de absolute top had bereikt.
In Epke zet Volkers het nog eens allemaal op een rijtje, tot Epkes afscheid in Tokio – daarin bijgestaan door Zonderland zelf, die elk Volkers-hoofdstuk laat volgen door zijn eigen visie op de sport en zichzelf. Het is het opzienbarende verhaal geworden van een wonderkind dat het niet van een vreemde had en wiens opa al op zijn handen over de nok van de boerderij liep.
Het boek stáát!
John Volkers: Epke – Van top tot teen. Ambo Anthos; 288 pagina’s; € 21,99.