Matthijs van Nieuwkerk kiestWalter Tevis
Ook in boekvorm is The Queen’s Gambit een weergaloos sprookje
Matthijs van Nieuwkerk maakt om de week een keuze uit de stapel nieuwe boeken. Vandaag The Queen’s Gambit van Walter Tevis: ‘Een dank-je-wel-voor-alles aan zijn helden.’
De hele wereld schaakt! Dankzij Netflix. Godlof. Toverfee is de jonge schaker Beth Harmon, die in een sprookje van de Amerikaan Walter Tevis uiteindelijk de Russische wereldkampioen verslaat. Schaakborden van Buenos Aires tot Tokio zijn voorlopig uitverkocht. Tevis schreef The Queen’s Gambit in 1983. Een jaar later was hij dood. Arme man. Niet dat hij helemaal zonder glans het Eeuwige Schrijvershuis betrok, hij had de succesvol verfilmde boeken The Hustler en The Color of Money tenslotte ook geschreven. Maar een avondje in je goeie goed naar elkaar zwaaien bij de Oscars is toch iets anders dan de bejubelde afzender zijn van een wereldwijde schaakkoorts. Deze week verscheen, na het immense succes van de tv-serie, de Nederlandse boekvertaling van The Queen’s Gambit.
Weliswaar nog een beetje rozig van de serie kan ik toch zonder veel gevaar zeggen dat de roman zich qua leesplezier met gemak laat meten met de schaak-must-reads Schachnovelle van Stefan Zweig en The Defence van Nabokov. Dat laatste boek is trouwens vooral dankzij de naam van de schrijver op z’n hoogst een curiosum.
In zijn nawoord bij The Queen’s Gambit schrijft Tevis: ‘Het superieure schaakspel van grootmeesters als Robert Fischer, Boris Spasski en Anatoli Karpov is jarenlang een bron van genot geweest voor spelers als ik.’ Tevis schreef in wezen een dank-je-wel-voor-alles aan zijn helden.
Terug naar 1983 en Anatoli Karpov.
Een persoonlijk voetnootje.
Karpov en ik zitten naast elkaar op de achterbank van een stinkende taxi. We zijn verdwaald in een haveloos arrondissement van kris-krasstraatjes in Brussel. Ergens in die asgrauwe negorij moet een filatelist wonen die de dag ervoor voor veel geld een zeldzame postzegel aan Karpov heeft verkocht. Via de telefoon. Dat vertelde Karpov mij toen hij bij het instappen in Sheraton Brussel uitlegde dat we via een kleine omweg naar Amsterdam zouden rijden. Karpov spaart postzegels. Hij tekende met zijn wijsvingers een driehoek in de lucht. Zo! Geen gewone zegel, begreep ik. Eropaf!
Toen we een halfuurtje en veel Russisch geknars later eindelijk voor een piepkleine etalage stonden en ik zag hoe Karpov door een Heksje Bezemsteel werd binnengelaten, vroeg de chauffeur mij wie deze snuiter was. Ik zei dat het de wereldkampioen schaken was, die postzegels spaarde. Hij draaide zich om. Viesser? Nee niet Fischer. De man tikte met zijn wijsvinger op zijn voorhoofd. Gekke lui, die schakers. Een van de saaiere van deze – excusez le cliché – gekke luyden kwam inmiddels alweer de deur uit. Envelopje in de hand. Terug op de achterbank bekeek en streelde Karpov zijn nieuwe zegel als een pasgeboren baby. Eindbestemming desgevraagd: een kluis in Moskou.
Ik schreef in die jaren als freelancer samen met Mark van den Heuvel mijn eerste stukken voor Het Parool. En dat waren interviews met schakers. We vielen als fanatieke amateurspelers met onze kont in de boter, want schaken was in die jaren onversneden rock-’n-roll. Althans in ons land. En ook maar heel even. Muziekkrant Oor knalde een foto van Jan Timman op de cover met de tekst: ‘The Best of the Rest.’ Want zo was het: de Russen Karpov en de nieuwe boy-wonder Gari Kasparov maakten weliswaar onderling wel uit wie de allerbeste was, wij hadden de Nummer Drie. En hoop doet leven. Op die hoge golf van spanning & sensatie surfden wij een jaartje paginagroot met alle hoofdrolspelers mee. Totdat duidelijk werd dat Timman de kroon nooit op zijn hoofd zou zetten en de schaakkopij een droeve aftocht inzette richting het vertrouwde perkje van de zaterdagse schaakrubriek.
Dit was bijna veertig jaar geleden. En nu zijn de schaakborden uitverkocht.
Het is de schakers zelf niet gelukt. Daar was een weergaloos sprookje van Walter Tevis voor nodig.
Walter Tevis: The Queen’s Gambit. Uit het Engels vertaald door Liesbeth Kramer-Plokker. Meulenhoff; 368 pagina’s; € 15,99.