Interview
Ook bij Feyenoord-dichter Mark Boninsegna zit de manie voor de club retediep
Dichter Mark Boninsegna (44) uit zijn liefde voor Feyenoord in rauwe poëzie. Wie weet inspireert hij zijn geplaagde club zondag tot een nieuwe 6 motherfucking 2.
Zul je net zien, loopt-ie door Rotterdam op de dag na de vernedering tegen hekkensluiter ADO Den Haag, ziet Mark Boninsegna het symbool van het verval van Feyenoord op een terras zitten: Lucas Pratto, de Argentijnse miskoop.
Lachend, terwijl er toch niks te lachen valt.
Pratto zit zomaar in het wild te lunchen bij DoDo Café, samen met een onbekende man en vrouw, en niet eens als aangeschoten wild. Boninsegna weet ook nog haarscherp vast te stellen dat er sprake is van bijzonder moderne zwarte gympen, en een kek kakikleurig tenue. Zich opgedoft dus, alsof-ie een leuk uitje heeft verdiend.
Zo’n cruciale gebeurtenis op klaarlichte dag, daar moet je wat mee, als Feyenoord-dichter. Misschien iets voor het vervolg op de net verschenen bundel 6 motherfucking 2 – 62 onmisbare Feyenoord-gedichten. Kijk, die Pratto is misschien een hartstikke lieve man, zegt de poëet, maar hij kan er helemaal niks van. Zag je ’m koppen! En een geld dat zo’n gozer kost!
Dan gaat het clubbestuur ook nog zitten miepen, en hem als supporter vragen of hij wil afzien van de vergoeding voor het niet fysiek beleven van zijn seizoenkaart.
Dacht het niet, zegt-ie. Alsof hij zo ruim in de slappe was zit.
In zijn royale bundel is het een boodschap die vrij tussen de linies beweegt: een Feyenoord-supporter zit nooit verlegen om een zeikstraal. Hij vergelijkt de cynische genegenheid van Het Legioen met het filmpersonage Rocky Balboa: ‘ze blijven komen/ ondanks alle klappen/ die ze krijgen’. En: ‘Feyenoorder ben je voor het leven/ een bestuurder ben je maar voor even’.
Hij ziet het zo: Feyenoord is ware liefde, eentje waar je veel geduld mee moet hebben. In een echte relatie kan het fout gaan, kan het gebeuren dat je relatie op de klippen loopt. Bij Feyenoord is dat onmogelijk, daar kom je nooit meer van af. Hij gaat niet de volle honderd procentjes helemaal op, de vergelijking, maar hij gooit ’m er toch uit: Feyenoord is als een vrouw, niet zo mooi meer als ze was, de jaren gaan tellen, maar de manie zit retediep.
Ja, en dan heb je weleens zo’n dag, een dag na verlies tegen de nummer laatst, dat alles naar z’n grootje lijkt te gaan. Dat ‘hunnie’ ook nog eens kampioen zijn geworden, en de klassieker tegen ‘020’ zondag aanstaande is, en vaste krachten Steven Berghuis en Jens Toornstra geschorst zijn. Als hij dan loopt van de ontmoetingsplek, de Feyenoord-fanshop in het Centraal Station van Rotterdam, op naar zijn kantoortje in de stad, dan ontsnapt er een vloek en een diepe zucht. Dan is de dichter Mark Boninsegna (44), zoals altijd met scherp getrokken kuif, tochtlatten en getinte brillenglazen, ondergeschikt aan de supporter.
een religie gelijk
met rituelen en symbolen
dompelen we ons onder
in Kuip en fontein
Zijn opa die David heet, zijn vader David en David, zijn zeven jaar oudere broer, hebben hem naar Feyenoord geleid. Het was zoals in de rooms-katholieke kerk: op een dag kreeg je het heilig vormsel. Deel van je opvoeding. Het hoorde erbij, Feyenoord, iedereen in Berkel en Rodenrijs, waar hij opgroeide en nog steeds woont, was voor Feyenoord. In het klaslokaal van zijn basisschool hing een Feyenoord-poster. Hij sliep in een Feyenoord-pyjama.
Op 15 april 1987 was het eindelijk zover, hij mocht naar het stadion, met zijn broer en diens vaste verkering, naar een wedstrijd ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van De Kuip: Feyenoord tegen Beerschot. ’t Is afgezaagd, hij weet het, maar als je eenmaal dat stadion binnenloopt, dan ben je verkocht, en wel om het hele plaatje: staal, beton, al die rauwe koppen, die mentaliteit, dat Rotterdamse.
Wat-ie zich vooral herinnert was dat Vak S helemaal losging, met gezang en vuurwerk. En net voordat-ie wegging, stak de 10-jarige Boninsegna zijn jatten door het hek, en wist hij de hand te leggen op een plukje gras. Dat moest mee. Thuis lag het een tijdje te pronken op een soort altaar, totdat zijn moeder dat gebruinde hoopje gras wegflikkerde.
Nu gaat-ie al twintig jaar naar het stadion, met zijn vast cluppie, elke thuiswedstrijd. Eerst naar café De Ara, indrinken, dan op naar De Kuip, tweede ring, vak QQ.
Boninsegna zit in zijn schrijfhok, en op zijn praatstoel. Zo’n fijn plekkie voor zichzelf om te schrijven, omringd met favoriete boeken en muziek, is hem niet komen aanwaaien. Net als zijn vader ging hij al jong aan het werk als tuinder. Middelbare school maakte hij nooit af, thuis werd hij alles behalve aangemoedigd om achter de schoolboeken te kruipen. Een kwarteeuw zat hij in de tomaten en paprika’s. Op het laatst mocht hij vooral afgezanten van het voormalig Oostblok aansturen op een gerberakwekerij. Sinds twee jaar is hij volledig afgekeurd wegens artrose aan zijn knieën, en heeft hij zich vol op de schrijverij gestort.
Dat-ie dichter werd lag niet voor de hand, maar hij werd het toch. Hij voelde zich altijd al een vreemde eend in de bijt, eentje die de rauwe randjes opzocht, zoals middels een nauwgezette verkenningstocht door het drugswezen. Twee figuren gaven zijn dichtershart een kickstart: Jim Morrison, zanger van The Doors, en Jules Deelder, dichter uit de buitencategorie. Die zag hij op televisie, en hij dacht: ‘Ik wil net zo worden als hem, wat hij ook is.’
Je kunt wel zeggen dat hij zo op zijn 16de een beetje ging aanklooien. Zelf gedichten maken. Eerst in het Engels, en zelfs met muziek erbij. Daarna in het Nederlands. En: zelf op zoek naar literaire geestverwanten. Connecties. Zo kwam hij uit bij de Beat Poets van Jack Kerouac en Allen Ginsberg. Bij Charles Bukowski. Bij Rotterdamse dichters als Riekus Waskowsky en C.B. Vaandrager. Recht zo die gaat, maar dan op papier. Klare taal.
Als rock ’n’ roll poet par excellence had hij vooral zijn toon gevonden op het podium, want op papier beklijfde zijn poëzie maar niet. Voormalig Dichter des Vaderlands Tsead Bruinja zei het hem onomwonden: het is helemaal niks, Mark. Ho ho, wacht effe, dacht hij, hij stroopte zijn mouwen op, dichter zijnde, dat zullen we nog wel eens zien. Dus werd het schaven. Schrijven. Proberen. Wegmieteren. Doordonderen. Niet ophouden. Totdat hij vijf jaar geleden dacht: oké, nu gaat het wat worden. In 2018 debuteerde hij met Levensinkt, waarover een recensent schreef: ‘De gedichten van Boninsegna zijn meer dan moeite waard in their own right.’
ZES MOTHERFUCKING TWEE!!
Als het om Feyenoord gaat, valt er veel te dichten, bemerkte hij als huisdichter van Hand in hand, het periodiek van de supportersvereniging. De titel van een bundel was er al snel, een euforische, in hoofdletters uitgestoten slotregel uit het gedicht Zes-twee, een poëtische herinnering aan een historische overwinning in januari 2019 tegen ‘dat clubje uit Noord-Holland’.
Twee keer in dat potje scoorde Robin van Persie, de meest poëtische Feyenoord-figuur in zijn optiek. En dan bedoelt hij de teruggekeerde Van Persie. De oudere versie, grijs aan de kuif en aan de slapen, die nog één keer liet zien hoe goed-ie was. Hoe simpel voetbal eigenlijk is, als je een goeie speler ziet, toch een ongekende gebeurtenis in De Kuip. En dan is er ook nog de Hongaarse antiheld József Kiprich, ‘de tovenaar van Tatabánya’, puffend, met een sleep in zijn nek en een beginnend buikje, waarover hij dichtte: ‘als hij naar een vliegtuig kijkt/ kopt hij de bal er per ongeluk nog in’.
Boninsegna is aangeland op de Coolsingel, de boulevard van winst en verlies, vijf minuten lopen van zijn schrijfhok. Als het misgaat, gaat het hier gigantisch mis, en als er wat te vieren valt, kun je het duizend keer uitvergroten, op dit meetpunt van de Feyenoordiaanse gevoelstemperatuur. Waar hij stond met zijn ‘goddeloze kameraden’, en bij welke overwinning, dat kan hij op de tegel nauwkeurig aangeven. Binnen nu en vijf jaar moet het kunnen, om hier weer te staan, zo optimistisch is hij wel.
Als dichter kan hij beschrijven hoe voetbalgeschiedenis werd geschreven in 1970, of zet hij grote spelers als Willem van Hanegem, Coen Moulijn en Henke Larsson in het zonnetje, en doopt hij zijn pen diep voor romantisch voetbalsentiment. Maar wat kan hij meer doen voor een dolend elftal, als poet without a cause?
Boninsegna pakt zijn bundel en leest, terwijl op de terrassen gewoon wordt doorgeborreld, het gedicht Meer! Meer! Meer Feyenoord! voor, zijn gulzige liefdesverklaring vol kruitdampen, overgelopen pisbakken, vieze koffie, evenementenbier en gejuich uit duizend kelen, eindigend met de zin: ‘en smaakt alles steeds naar meer’.
Stel je voor dat hij dit gedicht zou mogen voorlezen in de kleedkamer, komende zondag, voorafgaand aan Feyenoord-Ajax, of op de middenstip. In verschillende talen desnoods, met oude beelden erbij. En dat het elftal dan, opgepept door de dichter, met 6-2 wint, 6 motherfucking 2. In een harde, slechte en vieze wedstrijd, met supporters uitbundig dansend in de pis. Dat zou wat zijn.
Mark Boninsegna: 6 motherfucking 2 – 62 onmisbare Feyenoord-gedichten
Uitgeverij Douane; € 17,50.
Geen familie
Mark Boninsegna is geboren als Mark van den Bulk. Boninsegna is de naam van zijn half-Italiaanse vrouw. Nee, zij is geen familie van Roberto Boninsegna, de legendarische Italiaanse centrumspits uit de jaren zeventig van onder meer Inter Milan en Juventus. Dat vroeg Willem van Hanegem hem ook al, bij hun eerste ontmoeting.