Ontmoetingen met het Rijksmuseum
In de Haagse Sociëteit De Witte wil J.W. Sieburgh een museum voor parlementaire geschiedenis onderbrengen. ‘Ik kreeg het idee door de locatie.’..
Jan Willem Sieburgh doet een deur open in het pand Plein 26, de Art Deco-vleugel van de deftige Haagse Sociëteit De Witte, en stapt een ronde hoekkamer binnen. ‘Hier komt een tv-studio.’ Hij schuift het gordijn opzij voor een van de hoge ramen, met uitzicht op de ingang van het Binnenhof en het Mauritshuis. ‘Stel je voor: interviews met politici tegen dit decor.’ Hij loopt een aanpalende zaal in: ‘Geknipt voor tentoonstellingen.’ Dan gaat hij de trap op naar de voormalige directiewoning. ‘En hier komt een politiek café-restaurant.’ Weer opent hij een deur, naar een dakterras dat baadt in het zonlicht.
Pal tegenover hem ligt het voormalige ministerie van Koloniën. Aan de horizon verrijzen de nieuwe kastelen van Den Haag: het spierwitte stadhuis van Richard Meyer, de wolkenkrabber van het ministerie van OCW. ‘Oud en nieuw politiek Den Haag komen hier samen’, zegt Sieburgh (56), de zakelijk directeur van het Rijksmuseum in Amsterdam.
Hij staat op het dak van de sociëteitsvleugel, gebouwd in 1930 naar een ontwerp van de architect J. Limburg. De Sociëteit is nog wel eigenaar, maar gebruikt het gebouw allang niet meer. De laatste huurder, de juridische uitgeverij Kluwer, vertrok onlangs. In dit pand wil Sieburgh ‘iets gaan doen’ met de Nederlandse parlementaire geschiedenis. ‘Ik kreeg het idee door deze locatie.’ Een marketingman van de gemeente Den Haag, die hij ontmoette op een feestje, had hem erop gewezen.
Tot zes jaar geleden was Sieburgh reclameman. Hij nam afscheid van zijn laatste bureau en genoot van een bezinningsjaar toen een headhunter hem benaderde namens het Rijksmuseum. Juni 2002 kwam hij in de directie, kort voordat het Rijks grotendeels dicht ging voor renovatie en uitbreiding. ‘Alles moest verhuizen: de kunst en de mensen die er werken. Dat schiep een nieuw klimaat en nieuwe kansen.’ Sieburgh haalde onder meer een tweede grote sponsor binnen, bank-verzekeraar ING, naast het elektronicaconcern Philips, dat al sponsor was. Verder nam hij initiatieven, zoals een boek over de rijkste 250 Nederlanders uit de Gouden Eeuw, samen met het zakenblad Quote.
‘In alles wat wij doen, proberen wij nieuwe verrassende ontmoetingen te creëren met het Rijksmuseum.’ Ter verandering en verlichting van ‘de huiswerkrelatie’, die het Nederlandse publiek volgens hem onderhoudt met zijn grootste nationale schatkamer voor kunst en geschiedenis. ‘Mensen voelen zich voortdurend schuldig over het Rijks. Omdat ze er nooit komen. Of omdat, áls ze dan gaan, onze imposante collectie hen vooral doordringt van hun eigen imposante gebrek aan kennis.’
Het nieuwste idee is een ontmoeting met de parlementaire geschiedenis in die ongebruikte vleugel van De Witte. Historische portretten, parafernalia als het bureau van premier Willem Drees: de collectie van het Rijks biedt een overvloed aan materiaal voor tentoonstellingen. Het instituut voor Beeld & Geluid in Hilversum zou oude journaals en ander bewegend beeld kunnen leveren. Interviews in de tv-studio en debatten in het politieke café op het dak brengen de actualiteit in huis. In het souterrain, waar Kluwer computertrainingen gaf, ligt nog een netwerk met aansluiting op een glasvezelkabel. ‘Een ideale plek voor een educatief programma voor jongeren die straks stemrecht krijgen’, denkt Sieburgh.
Sieburgh ziet het gedroomde Plein 26 niet als concurrent, maar als onderdeel van het toekomstige Nationaal Historisch Museum, een wens van de politiek sinds de Tweede Kamer vorig jaar vrijwel unaniem een motie van die strekking aannam van CDA’er Maxime Verhagen (inmiddels minister) en SP-leider Jan Marijnissen.
‘Zo’n museum kun je nooit in je eentje doen, en misschien zelfs wel niet op een locatie.’ Vanaf 1 mei is het Rijks tijdelijk huurder van Plein 26; in die periode wil Sieburgh ‘een business plan’ ontwikkelen. Hij schat de verbouwingskosten op een paar miljoen, en dan is er nog de exploitatie.
‘Wij willen het alleen doen als dit project zichzelf kan bedruipen.’ Hij zoekt naar mede-investeerders – inhoudelijk en financieel. ‘Er is nog niets rond’, benadrukt hij. Maar wie hij tot dusver ook meenam door het gebouw – zijn collega’s Ronald de Leeuw en Peter Sigmond, vertegenwoordigers van mogelijke partners in het project – ‘iedereen is meteen verkocht’.