BoekentipsSlavernij
Ons slavernijverleden staat ook dit jaar volop in de schijnwerpers, daarom hier een lijst met leestips
De nieuwe expositie Slavernij in het Rijksmuseum kunnen we nog even niet bezoeken. Maar lezen kunnen we altijd, zeker nu met extra leestijd in de lockdown. Volkskrant.nl/opinie presenteert hieronder een lijst met aanraders. Van een wandelgids en Anton de Kom, via nieuwe inzichten naar de slavenschepen en Afrika. Ook kort vier klassiekers van historici. En als bonus vier meeslepende jeugdromans.
Eindelijk is het dan zover: op 12 februari zou de opening zijn van de lang aangekondigde en vooraf al veelbesproken tentoonstelling over de slavernij in het belangrijkste museum van Nederland, het Rijksmuseum in Amsterdam. Maar vooralsnog blijft het museum dicht, natuurlijk wegens de coronacrisis. Wel zal de expositie langer blijven staan dan gepland. Op de expositie worden tien levensverhalen die verband houden met het slavernijverleden verteld aan de hand van uiteenlopende voorwerpen. Die verhalen staan ook in een bijbehorend boek: Slavernij. Dat is al wel uit (zie verderop in deze lijst).
Dat er zoveel te doen is over de tentoonstelling in het Rijksmuseum, die al sinds 2017 in voorbereiding is, komt omdat de roep om het slavernijverleden een prominentere plek te geven in het Nederlandse geschiedenisonderwijs de afgelopen jaren steeds meer weerklank heeft gevonden. Dit werd nog versterkt door de onverwacht hoge opkomst bij de betogingen tegen racisme in de zomer van 2020, geïnitieerd door Black Lives Matter na de dood van George Floyd in de VS door toedoen van een witte politieman. Er wordt gesproken over de mogelijkheid van een Nationaal Slavernijmuseum, naar het voorbeeld van Liverpool. De expositie in het Rijksmuseum is niet echt een vingeroefening voor zo’n museum geworden maar levert, met de grote nadruk op inleving in verhalen van betrokkenen toen en nazaten nu, wel een goede aanzet.
Gelukkig hebben we ook de boeken over slavernij. In deze tijd van lockdowns en andere beperkingen is lezen als vanouds de ideale virtuele ontdekkingsreis naar het verleden. Daarom hieronder een keur aan leestips over van alles wat te maken heeft met ons slavernijverleden.
Drie boeken om te beginnen
Gids slavernijverleden
Hoe verweven slavernij altijd is geweest met het dagelijks leven van Amsterdammers is op een verrassende manier te zien aan de Gids slavernijverleden Amsterdam. Die past bij wandelingen door de stad, of speciale excursies onder leiding van Jennifer Tosch, Black Heritage Amsterdam Tours. Er bestaat geen snellere en leukere manier om te worden bijgeschoold over het slavernijverleden en hoe het doorwerkt in onze tijd en omgeving. Gebouwen, adressen en gevelstenen geven aanleiding tot verhalen die bij elkaar een samenhangende geschiedenis, van de mensenhandel naar het slavernijbestaan in Suriname en de Antillen naar de zoektocht van zwarte Nederlanders nu naar het verleden van hun voorouders. Opvallend is helemaal achterin het boek de stadsplattegrond met alle Amsterdammers die bij de afschaffing van de slavernij in 1863 compensatiegeld ontvingen voor hun aandelen in slaven, terwijl de vrijgemaakte slaven niets kregen en nog verplicht tien jaar op ‘hun’ plantages moesten doorwerken. Online is de plattegrond te zien met de informatie over wie de begunstigden waren - soms heel gewone Amsterdammers.
Ook voor andere steden bestaan slavernijgidsen, zoals: Geert Oostindië en Karwan Fatah-Black: Sporen van slavernij in Leiden (2017). Margriet Fokken en Barbara Henkes: Sporen van het slavernijverleden in Groningen.(2016). Esther Captein: Wandelgids sporen van slavernij in Utrecht (2013).
Anton de Kom: Wij slaven van Suriname
Wat maakt Anton de Koms klassieker Wij slaven van Suriname uit 1934 nog altijd zo’n meeslepend boek, ook bij herlezen? Het moet wel te maken hebben met zijn schrijfstijl en de uitgekiende afwisseling van geschiedenis, aanklacht tegen slavernij en kolonialisme, en persoonlijke herinneringen. Opeens kan hij overgaan in de tegenwoordige tijd en zijn verbeelding aan het werk zetten: hij geeft een rondleiding op een slavenschip, vertelt een verhaal over het leven in slavernij op een plantage, maar brengt ook het milieu van blanke kolonisten tot leven. Hij richt zich bij herhaling tot de witte, Nederlandse lezer, dat geeft iets indringends.
Toch is het boek vooral voor de gekoloniseerde Surinamers, de ‘wij’ en ‘ons’ in zijn vertoog. Het perspectief van de geschiedschrijving door Nederlandse historici, die hij uitgebreid citeert, draait hij om naar dat van de onderdrukten. Zijn taalgebruik is soms ouderwets, maar dat stoort niet. Zijn eigen levensverhaal helpt ook: sociaal activist in Suriname, verbannen, in Nederland actief als verzetsstrijder en in 1945 gestorven in een concentratiekamp. Begin 2020 verscheen de 16de druk, een mooie gebonden uitgave met drie nieuwe, verhelderende inleidingen.
Expositieboek Rijksmuseum: Slavernij
Slavernij is de titel de tentoonstelling in het Rijksmuseum (2021) en het bijbehorende boek. Na een inleidend overzicht over de Nederlandse slavernijgeschiedenis door Eveline Sint Nicolaas volgen tien verhalen rond personen, net zoals de expositie is opgebouwd. De vele afbeeldingen van voorwerpen, schilderijen, documenten en kaarten uit de tentoonstelling helpen de lezers bij het maken van een voorstelling van hoe het is toegegaan in die 250 jaar. De objecten geven hun verhaal over slavernij niet meteen prijs: je moet nauwkeurig kijken, verder zoeken en vaak kennis van de historische context hebben om goed te begrijpen hoe de relatie met slavernij precies zit. De tien losse achtergrondverhalen geven daarbij veel verheldering en inzicht. En bij elkaar komen toch de belangrijkste onderwerpen in de Nederlandse slavernijgeschiedenis voorbij.
Over de hoofdpersonen zelf is vaak betrekkelijk weinig te achterhalen. Het verhaal van de Afrikaan João Mina begint met verslagen van verhoren in Brazilië uit de archieven. João was waarschijnlijk uit het slavenfort Elmina in het huidige Ghana naar Brazilië verscheept. Hij was daar weggevlucht van een Portugese plantage naar Nederlands gebied in 1646 en werd ondervraagd over zijn leven onder de Portugezen. Het is voor auteur Stephanie Archangel de opmaat voor uitleg over bijvoorbeeld de suikerhandel en de harde slavenarbeid die daarvoor werd afgedwongen, en over de mensenhandel aan de West-Afrikaanse kusten. Hoofdpersoon Wally komt beter uit de verf bij een reconstructie van een drama op een plantage in Suriname, dat tegelijk een goede algemene indruk geeft van het leven op de plantages.
Voor het verhaal van de Bengalezen die in Azië aan slavernij werden onderworpen en verscheept naar Indonesië, en ook naar Kaapstad, om dwangarbeid te verrichten, zijn documenten over meer dan een persoon nagetrokken. Sommigen van de tien hoofdpersonen zijn legendarisch geworden als verzetshelden en dan spelen liederen en mondelinge overlevering een belangrijke rol, zoals bij Surapati in Indonesië en Tula op Curaçao. Een opvallende verschijning in een boek over slavernij is Oopjen, van het beroemde Rembrandt-duo Marten en Oopjen. Onderzoek laat zien hoeveel slavernij heeft bijgedragen aan hun rijkdom, vooral van Oopjen en haar tweede echtgenoot. Een glimp van de verborgen slavernij achter veel van de rijkdom van de ‘Gouden Eeuw’.
De expositie en het boek willen ‘een meerstemmig verhaal’ vertellen, schrijven samenstellers Valika Smeulders en Eveline Sint Nicolaas. Vanaf de bekendmaking in 2017 dat het Rijksmuseum voor het eerst een expositie aan slavernij zou wijden, brak de publieke discussie los. In een slothoofdstuk maken historici de balans op over hoe er onder hun vakgenoten (negen van hen zijn geïnterviewd) nu over slavernij wordt geschreven vanuit uiteenlopende opvattingen. Het Rijksmuseum heeft wel een nieuwe positie gekozen: het perspectief van de slachtoffers en hun nazaten staat nu centraal.
Twee nieuwe standaardwerken
Er kwamen onlangs twee boeken met nieuwe inzichten uit (een derde nieuw standaardwerk is in de maak en staat voor juni gepland): ‘Nederland en de Slavernij’ van de historici Pepijn Brandon en Matthias van Rossum. De teneur: we moeten niet langer kijken naar de slavenhandel en de slavenarbeid als ‘zwarte bladzijden’ of de ‘keerzijden’ van onze geschiedenis, een ‘schandplek’ op ons verder glorieuze verleden, maar als wezenlijk onderdeel van onze economische, sociale en politieke geschiedenis. Dat verleden werkt op allerlei manieren door in ons hedendaagse leven, niet alleen voor de nazaten van slaafgemaakten, maar voor iedere Nederlander.
Over Amsterdam
Het belangrijkste boek over het Nederlandse slavernijverleden dat de afgelopen tijd is uitgekomen is De slavernij in Oost en West, het Amsterdam onderzoek een bundel artikelen van (meest jonge) historici. Amsterdam staat centraal in dit boek, in opdracht geschreven voor de gemeente. Er komt een breed scala aan onderwerpen aan bod. Voor het eerst in de geschiedschrijving maakt de slavernij in Azië onder de VOC een integraal onderdeel uit van de studie. Tot voor kort was dit een veronachtzaamd verleden, maar jonge historici zijn druk in de weer om die lacune te vullen, zo zei samensteller Pepijn Brandon in een interview met de Volkskrant.
Sommige hoofdstukken schetsen het grotere beeld, terwijl andere interessante gevalsstudies bevatten van personen (slavenhandelaren, burgemeesters, een abolitionist) en gebeurtenissen (een opstand in Suriname, het relaas van de vestiging Nieuwer Amstel aan de Delaware in Noord-Amerika). De bundel is verder bijzonder omdat een flink deel van de artikelen speciaal ingaat op de debatten rond de slavernij en de handel in mensen, in de tijd van de misdaden zelf, maar ook sinds de Tweede Oorlog tot nu.
De auteurs nemen stelling tegen de opvatting onder sommige oudere historici dat de slavenhandel weliswaar een verwerpelijke praktijk was, maar dat die weinig heeft bijgedragen aan de Nederlandse economie en ook een marginale rol speelde in de belevingswereld van de Nederlanders. Het economische belang was veel groter dan vaak wordt voorgesteld als je de neveneffecten, indirecte betrokkenheid als scheepsbouw en de rol van de door slavenarbeid verkregen grondstoffen en de hele verkoopketen die daarbij hoort in ogenschouw neemt. Bovendien waren de Nederlanders veel beter op de hoogte van de gruwelen van de slavernij in de koloniën dan tot voor kort werd gedacht, door vlugschriften en toneelstukken. Enkele auteurs in dit boek waren eveneens betrokken bij een onderzoek naar de bijdrage van alles wat met slavenhandel had te maken, uitgezocht voor het jaar 1770.
Het rijk geïllustreerde boek bevat artikelen over veelbelovende initiatieven in Amsterdam en levert bijdragen aan de discussies over erkenning van het pijnlijke verleden, genoegdoening (voor slachtoffers en hun nazaten) en hoe het slavernijverleden het best naar voren kan worden gebracht in het onderwijs en in musea. Het enige opvallende gemis in deze bundel, dat geven de samenstellers ook toe, is een sectie artikelen over wat er zich in Afrika heeft afgespeeld tijdens de mensenroof.
Over Rotterdam
Ook de gemeente Rotterdam liet een onderzoek doen naar het slavernijverleden van de stad en haar inwoners. De historicus Alex van Stipriaan, met een lange staat van dienst als deskundige vooral over de geschiedenis van het Caribisch gebied, schreef een uitputtende studie Rotterdam in slavernij. Anders dan de caleidoscopische benadering van de bundel over Amsterdam, presenteert Van Stipriaan al het beschikbare materiaal uit archieven in detail. In bijlagen zijn lijsten met namen van schepen en manschappen die onder de vlag van de West-Indische Compagnie (WIC) aan de mensenhandel meededen opgenomen, en ook van verkochte slaven in Suriname, betrokken ondernemers en zo meer. Dat maakt dit boek tot een naslagwerk van statuur.
Waar hij kan, op basis van bronnen, vertelt Van Stipriaan biografische verhalen die het verleden tot leven wekken. Hij maakt duidelijk hoeveel invloed de geschiedenis van de mensenhandel en de dwangarbeid in de koloniën in Amerika hadden op de Rotterdammers, velen vonden werk op schepen, in koloniën of in handel in producten die met slavenarbeid waren verkregen. Nog veel meer hoorden erover van familie en vrienden. Rotterdam in slavernij volgt in dit betoog de Amsterdamse bundel, waaraan Van Stipriaan overigens ook een artikel bijdroeg.
Van wat er aan de Afrikaanse kusten is voorgevallen heeft Van Stipriaan materiaal voor een treffende gevalsstudie gevonden. Het hoofdstuk over het Rotterdamse fregat de Willem en Carolina biedt een gedetailleerd en levendig verslag van de dagelijkse praktijk aan boord van een slavenschip en de ingewikkelde onderhandelingen met Afrikaanse gezagsdragers en mensenhandelaren. Voor een Afrikaans perspectief tast Van Stipriaan in het duister, bij gebrek aan bronnen, en leidt hij uit Europese verslagen en zijn inlevingsgevoel af hoe het voor Afrikaanse slachtoffers moet zijn geweest. Voor het leven op de slavenplantages in Suriname presenteert Van Stipriaan een reconstructie van de geschiedenis van de ‘Rotterdamse’ plantage Driesveld/Tessié.
Twee slachtoffers vertellen
Het grote probleem bij de geschiedschrijving van de slavenhandel is de eenzijdigheid van de bronnen: die zijn bijna uitsluitend te vinden bij de Europese slavenhalers en kooplieden, in de archieven van compagnieën en gemeenten in Europese steden. Wat zich in Afrika heeft afgespeeld, weten we ook alleen uit de verslagen van de buitenstaanders, die vaak weinig begrepen van de voor hen vreemde culturen en machtsverhoudingen. Veel studies zijn reconstructies op basis van deze bronnen, die zoveel mogelijk van gispartijen en misvattingen zijn gezuiverd. Er bestaan slechts een paar ooggetuigenverslagen van Afrikanen.
Equiano’s reizen
De autobiografie van Olaudah Equiano is een van de weinige getuigenissen uit eerste hand van een ontvoerde Afrikaan, die als slaaf naar Amerika werd verscheept omstreeks 1755, als 10-jarige. Hij ontkwam aan plantagearbeid in West-Indië en werd in Virginia gekocht door een Engelse marine-officier, die hem als hem als ‘huisslaaf’ of persoonlijke bediende inzette. Hij ging mee naar Engeland en op militaire campagnes in Europa, maakte zeereizen en kon zich vrijkopen op zijn 21ste, na twee keer te zijn doorverkocht. Hij leerde lezen en schrijven dankzij zijn relatief bevoorrechte positie onder de onvrijen.
Equiano, of Gustavus Vassa zoals hij ook werd genoemd, speelde een belangrijke rol in de beweging voor afschaffing van de slavernij. Zijn autobiografie was een veel gelezen tekst in die kringen werd in vele talen vertaald. Hij vertelt over zijn jeugd in Eboe, in het zuidoosten van het huidige Nigeria, waar zijn vader ook slaven had, en over hoe hij zelf met zijn zusje werd ontvoerd en meegenomen. Na omzwervingen belandt hij op een Europees slavenschip. Hij beschrijft de vreselijke omstandigheden tijdens de reis. Het is beknopt, maar een van de weinige verslagen vanuit het perspectief van de gevangenen aan boord. De Nederlandse vertaling, Equiano's reizen, door Karel Roskam dateert al uit 1977 en is alleen nog antiquarisch te verkrijgen.
Barracoon
De Amerikaanse schrijfster Zora Neale Hurston, beroemd geworden door Their Eyes Were Watching God, interviewde aan het begin van haar carrière ‘de laatste slaaf’, die nog in leven was. Dat levensverhaal onder de titel Barracoon werd pas in 2018, ruim negentig jaar later, gepubliceerd. Een Nederlandse vertaling van Robert Dorsman verscheen in 2020. Cudjo Lewis, zoals hij in Amerika heette, was in 1860 een van de laatste slachtoffers van de illegale mensenhandel, die na de officiële afschaffing nog meer dan een halve eeuw doorging. Hij vertelde uitgebreid over zijn leven in Yorubaland (in het huidige Nigeria), met als naam Kossola, en Hurston schreef het op in zijn verbasterde Engels. Ook de verwoesting van zijn woonplaats door het leger van het machtige Dahomey-rijk, de gruwelijke moordpartijen en hoe hij als slaaf werd weggevoerd en behandeld, komen uitgebreid aan bod.
Dat zou een reden kunnen zijn waarom het manuscript zo lang op de plank bleef liggen, vermoedt Deborah Plant die een inleiding en nawoord schreef, omdat deze kant van het slavernijverleden gevoelig lag onder zwarte Amerikanen. Lewis vertelde over de barakkenkampen, de ‘barracoons’, aan de kust waar gevangenen wachtten op transport per kano naar de slavenschepen en over de overtocht op het schip Clotilda. In Alabama werden de gevangenen te werk gesteld op plantages, maar na een jaar werden de ‘eigenaren’ veroordeeld door de rechter en kwamen de Afrikanen vrij. Zij stichtten een eigen dorp in Alabama, ‘African Town’, nu Plateau geheten. Het is een aangrijpend verhaal dat, ook al is het gebeurd ruim na de periode die gewoonlijk als de tijd van de slavenhandel wordt gezien, een goed beeld geeft van de beleving van de slachtoffers.
Twee studies over hoe het toeging op de schepen tijdens de overtochten
Ook hierover is weinig bekend. Pas de afgelopen twee decennia verschijnen er studies van historici die zoveel mogelijk proberen te achterhalen.
Marcus Rediker: The Slave Ship
Het verhaal van Equiano staat samengevat en van context voorzien in de studie The Slave Ship van de Amerikaanse historicus Marcus Rediker. Dit boek uit 2007 geldt als de intensiefste poging op basis van bronnen te achterhalen hoe het moet zijn geweest op de vaarten over de Atlantische Oceaan, voor de gevangen Afrikanen en ook voor de bemanningsleden. Daar is eigenlijk schokkend weinig in detail over bekend of opgeschreven in al die eeuwen. Rediker presenteert veel van het materiaal dat er wel is, en noemt de namen van de auteurs en betrokkenen voor zover mogelijk. Daarmee krijgt de geschiedenis van de trans-Atlantische mensenhandel, die vaak noodgedwongen in nogal algemene bewoordingen wordt geschetst, een emotionele lading.
Wat voor man was John Newton bijvoorbeeld, ‘de bekendste kapitein in de geschiedenis van de Afrikaanse slavenhandel’? Rediker reconstrueert de vier overtochten met menselijke lading die Newton maakte, en beschrijft hoe deze man berouw kreeg en een van de voorvechters van de anti-slavernijbeweging in Engeland werd. Ook interessant is Redikers weergave van het wel en wee van misschien wel het bekendste slavenschip, de Brooks, dat model stond voor het beroemde plaatje van een volledig met gevangenen volgepakt dek, waarmee de beweging voor afschaffing van de slavernij campagne voerde.
In veel debatten onder historici, schrijft Rediker in zijn conclusies, gaat het te veel over cijfers, zoals aantallen doden, en raakt de kern uit zicht: de extreme ongelijkheid aan boord tussen een kleine groep mensen die terreur mochten uitoefenen en een menigte slachtoffers die de terreur moest ondergaan en soms probeerde zich ertegen te verzetten.
Leo Balai: Het slavenschip Leusden
Het baanbrekende werk voor Nederland over de overtochten is Het slavenschip Leusden het proefschrift van Leo Balai dat in 2011 voor het eerst werd gepubliceerd en waarvan later een dunnere versie uitkwam, binnenkort opnieuw in herdruk. Balai heeft de archieven in Middelburg, Den Haag en Amsterdam uitgeplozen naar de tien slavenreizen van het schip Leusden tussen 1720 en 1738. Op 1 januari 1738 verging het schip aan de monding van de Marowijne in Suriname en verdronken 664 gevangen Afrikanen aan boord. De bemanning had de Afrikanen in het ruim opgesloten en de luiken dichtgetimmerd, waardoor zij stikten of verdronken. De bemanningsleden en zestien Afrikaanse gevangenen wisten in een twee roeiboten Paramaribo te bereiken. Het drama geldt als een van de dodelijkste rampen met een slavenschip, maar bleef lang vrijwel onbekend.
Balai kampte met gebrek aan bronnen bij het reconstrueren van het dagelijks leven aan boord van de Leusden. Hij refereert vaak aan het boek van Rediker, die meer verhalende bronnen voor de Engelse schepen had, maar het is onduidelijk in hoeverre de situaties op Nederlandse en Engelse schepen overeen kwamen. Mogelijk was het op de Engelse schepen nog iets erger voor de gevangenen. De instructie op Nederlandse schepen was om de gevangenen zo gezond mogelijk te houden voor de verkoop op Sint Eustatius en Suriname, maar bij conflicten of uit angst voor een opstand (er waren minstens tien keer zoveel gevangenen als bemanningsleden) werd hard ingegrepen. Zelfs op de laatste reis, die heel snel en probleemloos verliep tot de fatale dag dat het schip op een zandbank vastliep, werd een brutale gevangene geëxecuteerd.
Balai gaat verder in op de rol van ‘bomba’s’, meestal vrije Afrikanen die in dienst waren als opzichter en tolk, op veel schepen een of twee. Hij komt toch ver bij de reconstructie van de tien reizen en weet veel te vertellen over hoe het schip werd gebouwd (de Leusden was tamelijk uniek als slavenschip gebouwd) en hoe weinig plek er per gevangene was, welke lijfstraffen gangbaar waren, hoe zwaar de Europese matrozen het hadden, over gevallen van mislukte pogingen tot muiterij, uitbraken van ziekten en confrontaties met slavenschepen uit concurrerende landen. Het is aannemelijk, vindt Balai, dat een keuze aan gevangen vrouwen stelselmatig werd verkracht, gezien de term voor hun bevoorrechte plek aan boord: ‘het hoerengat’. Het zwaarst was vaak het verblijf voor de kusten van West-Afrika (van Ghana tot Angola); vaak kruisten de schepen maanden rond voordat er genoeg gevangenen waren gekocht van Afrikaanse handelaren of machthebbers (de Engelsen betaalden meer) om het ruim volledig te vullen. Balai beschrijft dat bijvoorbeeld voor de laatste, fatale reis van de Leusden.
Leo Balai publiceerde verder het zeer rijk geïllustreerde overzichtswerk Geschiedenis van de Amsterdamse slavenhandel (2013).
Een studie en een roman over de rol van Afrikaanse handelaren en machthebbers
Een van de neteligste kwesties in de geschiedenis van de trans-Atlantische slavenhandel is de rol van de Afrikaanse verkopers van gevangenen aan Europese kapiteins en kooplieden. Er bestonden bij de volkeren in Afrika allerlei vormen van onvrije personen, en er was al een eeuwenlang mensenhandel via de woestijnroutes in de Sahara en vanuit Oost-Afrika naar de Arabische wereld. Daarover schreef de Zuid-Afrikaanse historicus Ronald Segal Islam’s Black Slaves (2001). Maar de trans-Atlantische slavenhandel met zijn aanzuigende werking van een snel groeiende vraag had desastreuze gevolgen voor veel Afrikaanse samenlevingen, terwijl andere juist groot en machtig werden door oorlog te voeren en de krijgsgevangen aan de Europeanen te verkopen. Dat werd al beschreven door de Guyanese historicus Walter Rodney in A History of the Upper Guinea Coast (1970) en zijn nog altijd invloedrijke How Europe Underdeveloped Africa (1972).
Perbi: inheemse slavernij in Ghana
Akosua Adoma Perbi, een Ghanese historica, deed een stelselmatig onderzoek naar vormen van inheemse slavernij in het verleden door middel van oral history, interviews met vertellers van traditionele verhalen, overleveringen, legenden en liederen. A History of Indigenous Slavery in Ghana (2004) gaat terug tot de 15de eeuw. Het gevangen nemen en te werk stellen van personen uit naburige gemeenschappen was het begin van een zekere staatsvorming bij een aantal volken. Het Ashanti-rijk (of Asante) is daarvan het duidelijkste voorbeeld. Onderworpen volken moesten soms ‘tribuut’ betalen in de vorm van personen die arbeid moesten verrichten, de rest van hun leven of tijdelijk, bijvoorbeeld als ‘onderpand’ tot een schuld was vereffend.
Het lot van slaven liep sterk uiteen: sommigen moesten zich stuk werken in de mijnen (goud) of waren ijzerbewerkers, anderen maakten deel uit van adellijke families en konden zelfs hoge functies bekleden. Zulke onvrijen werden nooit verkocht aan de Europeanen, evenmin als volksgenoten. Perbi geeft een uitgebreid overzicht van de vele vormen van onvrije arbeid in alle regio’s van Ghana, maar over de beleving komen we niet zo veel te weten.
Attah: roman over de slavenmarkt van Salaga
Daarvoor moeten we bij een roman zijn: De honderd waterputten van Salaga (2018) door Ayesha Harruna Attah. Het is het verhaal van twee vrouwen, afwisselend verteld. Wurche is een adellijke dochter van een machtige vader in Salaga, dankzij de waterbronnen een bruisend kruispunt van handelswegen – ook die van slavenhandelaren. Aminah groeit op veel verder naar het noorden, in Botu, een fourageerplek langs een belangrijke karavaanroute van de Sahelsteden naar het zuiden. Haar vader is een beroemde schoenmaker, die zijn waar verkoopt op reizen naar andere steden. Tot hij niet meer terugkomt.
Er hangt altijd dreiging in de lucht in het leven van Aminah. Attah roept die krachtig op. Aminahs moeder en de hele familie verdienen aan de komst van de handelaren door voedsel te verkopen, maar ze wantrouwen de mannen op hun paarden of dromedarissen die de lange stoet gevangengenomen mannen, vrouwen en kinderen voortdrijven. Wanneer zullen Aminah en haar dierbaren aan de beurt zijn? Die dag komt onherroepelijk en zo belandt Aminah na een lange en barre voettocht in Salaga en wordt verkocht als slavin, uiteindelijk die van Wurche.
Een journalistiek boek over de banden tussen Ghana en Nederland
Marcel van Engelen publiceerde met Het kasteel van Elmina in 2013 een boeiende journalistieke zoektocht naar de oude banden tussen Ghana en Nederland. Verwondering over de Nederlandse namen op een speciale begraafplaats bij het slavenfort Elmina gaf de aanzet. Hij presenteert historisch materiaal, zoals de boeken van Pieter de Marees, in een vlotte stijl, afgewisseld met stukjes reisverslag en interviews (onder andere met historica Akosua Adoma Perbi). Hij reist diep het land in naar het noorden, via de Ashanti-regio om de oude slavenroutes te achterhalen en vertelt ondertussen onderhoudend over de geschiedenis. Hij maakte ook een aardig hoofdstuk over de historikerstreit onder Nederlandse historici, het geschil dat hij samenvat als ‘dramatiseren versus relativeren’.
Vier klassiekers over de Transatlantische slavenhandel
Emmer
De discussie onder historici over hoe de geschiedenis van de slavenhandel te beschrijven is vooral aangezwengeld door historicus Piet Emmer met zijn overzichtswerk De Nederlandse slavenhandel 1500-1850 uit 2000. In 2019 kwam hij met een nieuwe versie. Emmer werd vooral door ingezonden stukken in de media controversieel, deels door ongelukkige vergelijkingen (zoals de ruimte in een vliegtuig met die in een slavenruim, weggelaten in de nieuwste editie van zijn boek) en krijgt vaak het verwijt het drama van de slavenhandel te bagatelliseren, wat hij ten stelligste ontkent: hij weerlegt emotionele overdrijvingen van een grote misdaad die al erg genoeg is. Los van die vete blijft zijn economisch-historische studie een echt standaardwerk.
Postma
Nog uitgebreider is het andere standaardwerk, The Dutch in the Atlantic Slave Trade (1990) van Johannes Postma van de Mankato State University in de Verenigde Staten. Ook Postma geeft vooral een economische geschiedenis, met heel veel cijfers en statistieken. Die heeft hij samengesteld uit de bronnen in archieven, die erg eenzijdig gericht zijn op de zakelijke kant, kasboeken en andere verslagen voor de aandeelhouders en de West-Indische Compagnie (WIC). Postma documenteert de verschillende fasen van de mensenhandel, die volgens hem pas echt op gang kwam door de vraag naar slavenarbeid in de kortstondige Nederlandse kolonie in Brazilië onder prins Johan Maurits, minutieus. Hij becijferde dat de sterfte aan boord (vooral door ziekten) van Nederlandse slavenschepen 15 procent was. Maar veel Afrikanen stierven al eerder, in de gevangenkampen of kerkers van forten als Elmina en bij het lange wachten tot de schepen gevuld waren; dat meegerekend kwam Postma op 20 procent voor zowel WIC-schepen als de vrije handelaren. Nog afgrijselijker wordt het, schreef Postma, als je bedenkt hoeveel mensen die uit hun dorpen waren ontvoerd al stierven tijdens de tochten naar de kust.
Den Heijer
Henk den Heijer is waarschijnlijk de grootste kenner van het bronnenmateriaal in archieven en oude uitgaven van de boeken als die van Willem Bosman en Olfert Dapper. Hij schreef publieksboeken zoals over de West-Indische Compagnie (WIC), maar zijn belangrijkste boek blijft Goud, ivoor en slaven uit 1997, over de handel op West-Afrika door Hollandse en Zeeuwse ondernemers. Hij geeft veel aandacht aan de rol die Afrikanen speelden bij de handel: die waren veel machtiger en initiatiefrijker dan voorheen werd gedacht.
Nimako en Willemsen
Kwame Nimako en Glenn Willemsen zijn in hun klassieker The Dutch Atlantic (2011) kritisch over de benadering van de westerse historici. (Nimako komt uit Ghana en Willemsen had een Surinaamse achtergrond.) Die maken zich te druk over vragen als hoe belangrijk de slavenhandel was voor de welvaart in de Nederlanden, en of het überhaupt veel heeft opgeleverd. Mensenhandel wordt te veel gezien als een gewone tak van de economie, net als handel in hout of voedsel, betogen zij. De auteurs proberen juist een groter systeem te schetsen, waarin de slavenarbeid van gevangen genomen Afrikanen een sleutelrol speelde. Niet alleen in de economische ontwikkeling maar ook in het ontstaan van racisme met alle gevolgen van dien en tot op de dag van vandaag.
Vijf jeugdboeken over de mensenroof
Dappere zeevaarders bevolkten vroeger een genre avontuurlijke jeugdboeken met als vlaggedrager De scheepsjongens van Bontekoe. Koksmaatjes, ketelbinkies en andere kinderen aan boord van zeehelden als Michiel de Ruiter of Piet Hein, groeiden zelf op tot helden en kapiteins. Zoals Scheepsmaat Woeltje in het slot van de drie boeken van zee-romancier K. Norel Schipper Wessels. De slavenhandel werd niet zozeer vergoelijkt, maar kreeg een heel ondergeschikte plek. Dat veranderde eind jaren zestig.
Miep Diekmann: Marijn bij de Lorredraaiers
De vermaarde schrijver Miep Diekmann zette in 1967 een trend met Marijn bij de Lorredraaiers. Wel een witte jongen als titelpersonage, maar met een zwarte tegenspeelster, Knikkertje. Op Curaçao eind 17de eeuw neemt het gezin van commissaris De By het dochtertje van hun overleden huisslavin op alsof het een eigen kind was. Knikkertje gaat zelfs mee naar school, al wordt daarover onder de Hollanders schande gesproken. Als de ouders bij een orkaan in Willemstad omkomen is het voorbij met de idylle. Marijn is leerling-chirurgijn en belandt op zee bij smokkelaars, de lorredraaiers, en is zelfs even een witte slaaf; zijn zusje Oeba en Knikkertje komen terecht op de plantage van de man van de oudste zus. Diekmann schrijft dat ze zich op historische gebeurtenissen en bronnen baseert. De sfeer onder de witte gemeenschap op Curaçao is gespannen en argwanend naar iedereen. Het geweld onderling in de ruwe wereld van kapers, slavenhalers en vrijbuiters, en tegen de zwarte gevangenen en dwangarbeiders tekent het leven van iedereen. De Afrikanen krijgen een gezicht in het personage Goliath. Diekmanns boek is een avonturenverhaal en een hopeloze liefdesgeschiedenis (Marijn en Knikkertje), maar ook een aanklacht tegen de slavernij.
Lydia Rood: Anansi’s web / Dans om het zwarte goud
Lydia Rood vertelt in Anansi’s web (2000, in herdruk kreeg het de titel Dans om het zwarte goud) het verhaal van de slavenhandel vanuit steeds wisselend perspectief: koopmanszoon Willem, die meevaart naar Elmina in Ghana, de Ghanese jongen Kofi, die gevangen wordt genomen en op een slavenschip naar Suriname wordt gezet, zijn vriend Kwaku en andere personages op plantage Fortuin in Suriname. Het derde deel speelt pal na de afschaffing van de slavernij in Suriname 1863, vanuit het meisje Abeni, die bij de vrije Marrons in de bossen leeft en nu vrijuit naar Paramaribo kan gaan. Door de vertellingen heen voert Rood drie jongeren op in hedendaags Amsterdam (Ghanees, Surinaams, Hollands), die toneelstukjes maken van de beroemde verhalen van Anansi de Spin, oorspronkelijk uit Ghana, doorverteld in Suriname. Dat helpt bij de inleving bij de vele taferelen uit het verleden.
Rob Ruggenberg: Slavenhaler
Rob Ruggenberg, schrijver van historische jeugdromans, heeft voor zijn boek met slavenhandel als thema, Slavenhaler (2007), een originele invalshoek gekozen: de Zeeuwse jongen Tyn hoort van zijn vader op diens sterfbed dat hij een halfzusje heeft aan de West-Afrikaanse kust en die gaat hij zoeken door op een slavenschip aan te monsteren. Misschien niet zo’n aannemelijk verhaal, maar wel stof voor een spannende avonturenroman. Het halfzusje Obaa heeft het moeilijk in het dorp waar ze met haar lichte huidskleur met argwaan wordt bekeken als magische brengster van ongeluk. Ze wordt ontvoerd door Ashanti-slavenjagers. Een verkrachter schopt ze ondanks haar boeien dood. Na allerlei verwikkelingen komt ze in een slavenkaravaan uit het binnenland terecht. Als ze wordt gebrandmerkt aan de Slavenkust (eerst duwt ze nog een Hollandse matroos de gloeiende stang in zijn buik) herkent Styn haar, omdat ze op zijn vader lijkt. Tijdens de ruwe overtocht komt de kennismaking. De reis leidt naar Brazilië, waar Obaa op een plantage moet gaan werken, maar Tyn en Obaa weten te ontsnappen. Ook graaf Johan Maurits van Nassau speelt nog een (onaardige) rol in het boek. Slavenhaler is vlot geschreven en er komen veel historische elementen voorbij.
Cynthia McLeod: Tutuba
De bekende Surinaamse romanschrijver Cynthia McLeod (haar debuut Hoe duur was de suiker? werd succesvol verfilmd) goot de studie van Leo Balai over de laatste reis van de Leusden in de vorm van een novelle: Tutuba (bibiotheekadvies: vanaf 13 jaar). Dat is de naam van een meisje van 15 aan boord van het schip, een van de zestien overlevenden onder de gevangenen. Het perspectief ligt bij haar; McLeod heeft zich zo goed mogelijk ingeleefd in hoe de reis voor haar verlopen kan zijn. Het begint met de ontvoering door een bende rovers van haar en haar tante even buiten het dorp, gevolgd door een gewelddadige tocht naar de kust. Tutuba is daar verbijsterd door de angstaanjagende aanblik van de lelijke witten, die ze voor het eerst ziet. McLeod wisselt Tutuba’s ervaringen op het schip af met die van kapitein Outjes. Tutuba komt bij de ‘bevoorrechte’ seksslavinnen op het dek terecht en dat is haar redding bij de scheepsramp en massamoord doordat de bemanning het ruim met de gevangenen dichttimmerde. McLeod beschrijft het drama indringend. In Suriname wordt Tutuba verkocht om als slaaf op een plantage te werken, nog 28 jaar. Outjes wordt niet vervolgd.
Arend van Dam: Syntax Bosselman
Arend van Dam schreef het jeugdboek De reis van Syntax Bosselman, verhalen over slavernij (2018). Hij wisselt het gefictionaliseerde verhaal van Syntax Bosselman, een van de Surinamers die naar Nederland werden gehaald voor de wereldtentoonstelling van 1883 in Amsterdam, af met verslagjes van zijn eigen zoektocht naar de geschiedenis van de slavernij. Wat hij las, plaatsen die hij bezocht (zoals fort Elmina in Ghana), deskundigen als Gloria Wekker die hij sprak. Die journalistieke benadering houdt alle losse onderdelen van het slavernijverleden, verspreid over eeuwen en continenten bij elkaar. Van Dam geeft ook nog korte, levendige beschrijvingen van hoe het kan zijn gegaan bij allerlei historische gebeurtenissen, van de oprichtingsvergadering van de WIC tot de opstand van Tula op Curaçao. Zo nodigt hij de jonge lezers uit mee op zoek te gaan, staat stil bij zijn eigen witte, Nederlandse blik en weet van begin tot eind te boeien.