NIET MEER UITGELACHEN

Tien jaar geleden werd er nog wat meewarig gedaan over de liefde van zakenman Dirk Scheringa: realistische schilderkunst. Maar met een gemiddelde van twee aankopen per week, en een nieuw te bouwen Scheringa Museum van twee voetbalvelden groot, moet de concurrentie voor musea inmiddels gekmakend zijn....

RUTGER PONTZEN

Je zult er maar mee getrouwd zijn. Een man die zijn eigen kredietbank probeert op te zetten, een failliete voetbalclub overneemt en een oude huishoudschool met klimop in de dakgoot opkoopt om er een museum in onder te brengen.

Héél vermoeiend vindt zijn vrouw Baukje die vasthoudendheid waarmee hij alle kansen aanpakt. ‘Om gek van te worden.’ Maar een ding moet je zakenman Dirk Scheringa (56) nageven: als hij eenmaal ergens de mogelijkheden van inziet, laat hij niet meer los. Met succes: ‘Ik zie nu eenmaal dingen die anderen niet zien.’

Zijn DSB-bank is inmiddels de ‘beste consumentenbank van Nederland’, zoals Scheringa zelf bezweert, tegen alle bedenkingen van verschillende consumentenorganisaties in, die de bank van agressieve verkoopmethoden beschuldigen. AZ heeft hij tot een succesvolle club weten om te smeden, met een nieuw stadion dat twee maanden geleden werd geopend. Tien jaar geleden opende hij het Frisia Museum in het Noord-Hollandse Spanbroek, dat nu tot Nederlands beste museum voor realistische kunst is uitgegroeid, reden waarom het sinds kort het Scheringa Museum voor Realisme heet.

En de ambities zijn daarmee nog niet verdwenen. Nadat Scheringa vorige week nog een bedrijf had gekocht, met zijn commissarissen vergaderde, net voor de sluitingstijd van de transfers voor AZ een contract tekende met RKC-verdediger en Jong Oranje-speler Ryan Donk, lichtte hij in de namiddag de plannen toe voor een nieuw museum in het Noord-Hollandse polderlandschap.

Niet zomaar een gebouw. Twee voetbalvelden groot – om in de gedachtewereld van de AZ-eigenaar te blijven –, met evenveel expositieruimte als het Van Abbemuseum in Eindhoven, opgetrokken uit hout, glas baksteen en natuursteen, naar een ontwerp van architect Herman Zeinstra. Met 44 daglichtzalen, waarin straks duizend schilderijen aan de muur zullen hangen.

Over de kosten wil Scheringa niets vertellen. Dat zou de aannemers die binnenkort een offerte bij hem in de bus gooien alleen maar in de kaart spelen. ‘Eind 2006 gaan er vijfhonderd palen de grond in. In juni 2008 gaan we open’, is het enige dat hij er over kwijt wil.

Het is de taal van de ondernemer. Kort van stof, liever kordaat in handelen en daadkrachtig in het realiseren van ingevingen. En vooral: zonder dat iets of iemand hem daarvan kan afhouden. Scheringa, de self made man, heeft het altijd gehad. Geboren uit een Friese moeder en Groningse vader die kazenmaker was. ‘Gereformeerd opgevoed, geen rijkdom, geen auto, viermaal verhuisd.’

Zonder de stem te verheffen, maar zichtbaar trots tovert Scheringa zijn hele carrière in twee minuten uit de mouw. Hoe hij alles in de praktijk heeft geleerd: als leerling handzetten in een drukkerij, tijdens de militaire dienst, bij de rijkspolitie in Noord-Holland waar hij begon met het invullen van de belastingpapieren van zijn collega’s (‘Ik kom ze nog steeds tegen’), een jaar rechtenstudie, korte tijd makelaar. En als lid en voorzitter van de Junior Kamer, een wereldwijde organisatie voor ondernemers onder de 40, waartoe ook Kennedy eens behoorde. ‘Met die mix kom je ver. Ik heb nu drieduizend mensen in dienst.’

Vergelijkbaar is de manier waarop Scheringa met kunst in aanraking kwam, schilderijen begon te kopen en al snel met de krapte van zijn huis te maken kreeg. Stapje voor stapje, met contacten via de Junior Kamer en kunsthandelaar Loek Brons, begaf Scheringa zich op het verzamelaarspad. Zijn eerste Willink-tekening kostte 3900 gulden. Toen volgde een Willink-schilderij, de Indische dame, uit 1971, voor meer dan 200 duizend gulden. Scheringa: ‘Daarna was de beer los. Op het laatst hing er één Willink in onze slaapkamer en drie in de keuken.’

De keuze voor het verzamelen van magisch-realistische schilderkunst was een instinctieve aangelegenheid. ‘Het sluit aan bij mijn karakter. Als je zo’n vrouwenportret van Carel Willink bekijkt dat ik in mijn kantoor heb hangen: die aderen op de handen, de fijnmazigheid van de netkousen, de sieraden. Willink is een superkunstenaar, met dezelfde hang naar perfectie als ik.’

Inmiddels hebben Dirk en Baukje Scheringa duizend tekeningen, schilderijen en beelden gekocht, de afgelopen tien jaar met een gemiddelde van twee per week. Noodgedwongen moeten ze nu uit de verbouwde huishoudschool aan de Spanbroekerweg verhuizen, hoewel Scheringa nog steeds lyrisch wordt van de ijzeren kozijnen en het jaren-vijftig-tegelwerk.

Reden waarom, hoe veel groter het nieuwe museum ook mag worden, het nieuwe gebouw volgens Scheringa dezelfde warmte moet uitstralen als nu. ‘Geen doodse tempel, maar een museum met een menselijke maat. Iedereen moet zich behaaglijk voelen. Want van al dat lopen en kijken word je moe.’

Gekmakend voor de concurrentie moet zo’n gebouw zijn, dat in een paar jaar uit de grond zal worden gestampt, op eigen grond, met eigen geld en een eigen collectie. Hoewel Marja Bosma, conservator van een van de grotere deelcollecties realistische kunst, in het Centraal Museum in Utrecht, zegt geen last van Scheringa’s kooplust te hebben. ‘Scheringa is een late speler op de markt. Natuurlijk passeert hij ons links en rechts door zijn grotere budget, maar gelukkig hadden wij al een goede verzameling realisten opgebouwd.’

Mirjam Westen, conservator hedendaagse kunst van het Museum voor Moderne Kunst in Arnhem, met een van de belangrijkste openbare collecties (magisch) realistische kunst in Nederland, zegt op Scheringa wel jaloers te zijn, vanwege de fondsen die hij tot zijn beschikking heeft. ‘Hij kan naar beursen gaan en kopen; hoewel de meeste topwerken er wel uit zijn.’ Toch heeft Westen geen hoge pet op van de organisatie en het beleid van het Scheringa Museum. ‘Ze bellen me op of ik een voorbeeld wil geven van een marketingplan. En ze lenen minder ruimhartig uit omdat dat gelijk ten koste gaat van de vaste opstelling.’ Het Scheringa Museum heeft namelijk alle werken op zaal hangen, in tegenstelling tot andere musea die een selectie maken: de rest van de werken bevindt zich in depots.

Scheringa zelf prijst de samenwerking die hij met de andere musea heeft, ook op het gebied van bruiklenen. Hoewel: ‘Museumdirecteuren die wat openhartiger worden, zeggen soms dat ze ons inderdaad benijden, omdat wij dingen zo snel kunnen aanschaffen. Wij hebben in Nederland nu het eerste schilderij van Lucian Freud kunnen kopen, terwijl andere musea dat ook hadden gewild.’

De aanschaf van Lucian Freuds provocerende schilderij geeft wel aan dat de smaak van het echtpaar in de loop der tijd is veranderd. Tien jaar geleden zou de aankoop van een vrouwelijk naakt, wijdbeens gezeten in een rood leren fauteuil, ondenkbaar zijn geweest: ‘Eng, schokkend, niet netjes’.

De aankoop van het schilderij van de internationaal vermaarde Engelsman past ook in de veranderende doelstellingen van het Scheringa Museum. In 1996 begonnen als museum voor Nederlandse magisch-realistische kunst, met werk van Willink, Schuhmacher, Koch, Hynckes en Ket, zijn de Scheringa’s na verloop van tijd overgaan op buitenlandse realistische schilderkunst uit het interbellum, van onder anderen Dalí, Anton Rädenscheidt, George Grosz en Tamara de Lempicka. Met name de aankoop van De Lempicka’s schilderij La musicienne was memorabel: Scheringa, telefonisch vanuit Spanbroek, nam het tijdens de veiling in New York op tegen concurrentcollectioneur Madonna – en won.

Intussen koopt het echtpaar ook internationale figuratieve kunst van recentere data. Tot de topwerken horen foto’s en schilderijen van Marlene Dumas, Rineke Dijkstra, en de Amerikaanse grootverdieners Eric Fischl en Alex Katz, van wie begin 2007 in Spanbroek de eerste Nederlandse tentoonstelling wordt georganiseerd, in samenwerking met de Langen Foundation in het Duitse Neuss.

Of het nu je smaak is of niet, het Scheringa Museum onderscheidt zich wel. In zekere zin is het zelfs een trendsetter: wie tien jaar geleden met realistische kunst aankwam, werd uitgelachen. Nu niet meer. De 19de-eeuwse en moderne figuratie zijn hot.

Bovendien heeft de internationale collectie het aanzien van het museum goed gedaan. Aanvragen voor bruiklenen komen dagelijks binnen. Sommige kunstwerken zouden permanent aan andere musea uitgeleend kunnen worden. Ook particuliere verzamelaars weten steeds beter de weg naar het museum te vinden als het gaat om schenkingen. Ze blijken in de krant te hebben gelezen dat het museum speciale interesse in magisch realistische kunst heeft, en zijn bereid het te verkopen, hoewel de handel soms wel tweemaal zoveel biedt. ‘Ze weten dat het schilderij bij ons een mooi plekje krijgt,’ legt Scheringa uit.

Om gegadigden daarbij op een idee te brengen staat achterin de onlangs uitgekomen bestandscatalogus: ‘Het museum kan u adviseren over legateren van werk aan de Foundation. Schenkingen kunnen voor particulieren belastingvoordeel opleveren’ – gevolgd door een telefoonnummer.

Niet dat Scheringa zelf ooit heeft overwogen delen uit zijn verzameling bij bestaande musea onder te brengen of te verkopen: ‘Het is nooit een optie geweest. Ik hou van dingen opbouwen en zelf ontwikkelen. Een oude school opknappen om er mijn verzameling in onder te brengen. Je kunt natuurlijk nooit al te ver vooruit zien, maar we hebben voorzieningen getroffen waarmee ons museum honderd jaar zelfstandig kan doorgaan.’

Evenmin zal de Noord-Hollandse zakenman zijn energie steken in het adviseren van de museumwereld, hoe welkom tegenwoordig de betrokkenheid van vermogende particulieren ook is. Want de ‘normale’ overheidsmusea hebben volgens Scheringa te veel trammelant om hun voorstellen, beslissingen en aanvragen aan diverse commissies en raden voor te leggen: ‘Nederland is een procedureland. Niet gericht op hoe je iets mógelijk, maar ónmogelijk maakt. Er zijn te veel regels, er is te veel wetgeving. Betonnen muren waar je doorheen moet. Daar word ik zó moe van. Het kost ook zoveel negatieve energie.’

Gelukkig toont Den Haag, volgens Scheringa, tegenwoordig steeds meer gezond verstand door te dereguleren. Net als sommigen gemeenten en provincies. ‘Dat moet wel, anders zijn we hier over tien jaar een openluchtmuseum. Komen de Chinezen kijken hoe de koeien er hier bij lopen, voor de gezelligheid. Niet voor de melkproductie, want die is er dan niet meer. Op den duur zal zoiets tot enorme welstandsdaling leiden.’

In alles een onafhankelijk zakenman die ook nooit bij de overheid om geld voor zijn museum heeft gebedeld. Twee dagdelen per week struint hij samen met zijn vrouw en de directeur van het museum, Emily Ansenk, galeries en de belangrijkste beurzen af, zoals in Maastricht en Basel.

‘Het is mooi om van een jonge kunstenaar vijf, zes schilderijen te kopen, te kijken hoe hij zich verder ontwikkelt, en dan weer wat te kopen.’

In die zin denkt de ‘slimme zakenman’, zoals Scheringa zichzelf noemt, over kunst net als over zijn DSB of AZ: ‘In alles wat ik aanpak, moet de kwaliteit hoog zijn. In mijn bedrijf, het museum, de voetbalclub. Daarvoor zorg ik dat ik goede directies heb die ik kan coachen met mijn visie. Ik coach coaches. Daar ben ik de hele dag mee bezig.’

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden