Nederlandse architectuur in 250 topstukken
Het boek geeft een beeld van 'idealen, ambities en toekomstdromen'
Kan het zijn dat het ontwerp van een gebouw, op papier, in maquette, de kijker nader brengt tot de architect dan het gebouw zelf? Het boek Nederlandse architectuur in 250 topstukken - Bewaard door het Nederlands Architectuurinstituut draagt een aantal van die bijna persoonlijke ontmoetingen in zich. Met ontwerpen van Hendrik Berlage bijvoorbeeld, van de toren van de Koopmansbeurs in Amsterdam.
In zijn tekeningen zie je bouwmeester Berlage twijfelen wat het hoogtepunt op het bekende beursgebouw moet worden. Een slanke, kerkachtige torenspits? Hij schetst een kleine tien varianten, in keurige dunne potloodlijnen. En verwerpt ze weer, zal blijken bij de bouw. Het werd een hoekige kasteeltoren.
Het NAi in Rotterdam geldt als het nationale museum voor architectuur. Het bezit, zoals getoond in het boek, loopt uiteen van fraai uitgewerkte presentatietekeningen (met zachte tinten ingekleurde arbeiderswoningen Het Schip in Amsterdam van Michel de Klerk, 1917) tot maquettes, zoals van de Merry-Go-Round, een onconventioneel ontwerp voor een recreatiewoning van Ira Koers (2009, in het boek gedateerd op 1938).
Uitgesproken futuristisch is de schets met potlood en houtskool van architect Hendrik Wijdeveld, die in de hongerwinter van 1944 (!) een spectaculaire fantasie op papier zette voor elf kantoortorens in een ruig natuurlandschap, opgesteld rond een immense glazen koepel. Daaronder is een 15 kilometer diepe schacht gedacht voor geologisch onderzoek.
Al die topstukken zijn nogal studieus geordend in hoofdstukken als 'Experiment' en 'Nieuwsgierig'. Om onduidelijke redenen worden ze niet-chronologisch opgediend; bijvoorbeeld eerst Koolhaas (1986), dan Rietveld (1932), dan Van den Broek en Bakema (1970).
Dit is het eerste overzicht dat is gewijd aan 'de grootste architectuurcollectie ter wereld', zoals het NAi zijn verzameling omschrijft, 'een onuitputtelijk reservoir van ideeën, idealen, ambities, fantasieën en toekomstdromen'. Soms reiken de tekenaars tot grote hoogte, zoals te zien is aan het ontwerp van het Rijksmuseum in Amsterdam. Architect Pierre Cuypers maakte rond 1890 een bijna 3D-achtige voorstelling van het gebouw.
Het doet beseffen dat één ding ontbreekt in het boek; de computertekening van de moderne architect. Hoe zou het NAi de bits en bytes bewaren van de hedendaagse ontwerpers?
Het boek lijkt een feest in deze donkere tijd voor de architectuur, maar stelt toch teleur. Het is vooral de ontwerper, De Designpolitie in Amsterdam, die de schatten van het NAi in de weg is gaan zitten. Je hunkert naar grote, paginabrede reproducties van de mooiste stukken.
Maar de ontwerpers hebben alle pagina's koortsachtig bekleed met cijferrasters, stippellijnen en boven- en onderkoppen. Onderaan iedere bladzijde wordt de lezer verzekerd dat we hier te maken hebben met Nederlandse architectuur in 250 topstukken die worden bewaard door het Nederlands Architectuurinstituut. En van dat laatste kunnen we alleen maar zeggen: gelukkig maar.