InterviewNasrdin Dchar
Nasrdin Dchar is na de marathonvoorstelling ‘Familiekroniek’ klaar met het verhaal van zijn ouders. Hoewel....
Dchar voert zijn voorstellingen Oumi (2011, over zijn moeder), Dad (2017, over zijn vader) en Ja (2019, over zijn vrouw Amy) achter elkaar op. De verhalen van gastarbeiders moeten verweven raken in het Nederlandse dna, vindt hij. Dus nee, hij houdt er waarschijnlijk nooit over op.
Theatermaker en acteur Nasrdin Dchar (42) was laatst voor het eerst met zijn moeder naar de film. Meskina, waarin hijzelf ook een rol heeft. Hij zenuwachtig, zijn moeder zenuwachtig. Want zappen bij expliciete grappen of scènes is er in de bioscoop, anders dan ze thuis gewend zijn, niet bij. Er komt geen bloot in de film voor. Toch keken ze de hele film gespannen naar het scherm. Vooral op de momenten dat comedian Soundos El Ahmadi in beeld was. ‘Op een gegeven beweegt Soundos haar borsten op en neer’, zegt Dchar. ‘Toen dacht ik wel: oh my God.’
Drie keer eerder zag hij Meskina en drie keer lachte hij er smakelijk om. Maar naast zijn Marokkaanse moeder is het een ander verhaal: ‘Ik kijk dan met een andere bril.’ Maar: ‘Ze vond het geweldig!’ Het ontroert de acteur dit samen met zijn moeder te kunnen doen. ‘Het is bijzonder hoe zij zich ontwikkeld heeft. Dat ze met de jaren opener is geworden en nu ook van zo’n film kan genieten. Ook al blijft het spannend.’
Niet alleen zijn moeder maakte een ontwikkeling door, zegt Dchar tijdens een gesprek in de tuin van theatercafé Floor in Rotterdam. Wie zijn drie toneelvoorstellingen Oumi (2011, over zijn moeder), Dad (2017, over zijn vader) en Ja (2019, over zijn vrouw Amy) achter elkaar ziet, ziet de acteur volwassen worden; hij werd vader, trouwde na vijftien jaar eindelijk met zijn jeugdliefde. Het bingewatchen van de drie zeer persoonlijke en succesvolle solo’s over identiteit, loyaliteit en liefde kan nu, want Dchar maakte er de ruim drie uur durende marathonvoorstelling Familiekroniek van. Het toneelstuk gaat zondag in première in Internationaal Theater Amsterdam.
Dit weekend is het ook tien jaar geleden dat Dchar zijn Gouden Kalfspeech hield. In aanwezigheid van zijn ouders nam hij de filmprijs voor zijn hoofdrol in de film Rabat in ontvangst en hield een inmiddels legendarische speech: ‘Ik ben een Nederlander. Ik ben heel trots op mijn Marokkaans bloed. Ik ben een moslim. En ik heb een fucking Gouden Kalf in mijn hand!’ De geëngageerde acteur sprak zich daarna nog veel vaker uit tegen polarisatie en voor verbinding. Zoals in 2016 tijdens een massale optocht in Amsterdam van de beweging Ieder1 waarvan hij mede-initiator was. Het was allemaal stof voor zijn theatersolo’s de afgelopen jaren: zijn zorgen over de toenemende polarisatie in de maatschappij, zijn loyaliteit aan zijn ouders, die eerste generatie gastarbeiders zijn, en zijn worsteling met zijn Marokkaans-Nederlandse identiteit.
‘Familiekroniek voelt als een soort afsluiting van de afgelopen tien jaar’, zegt de theatermaker. ‘Identiteit, familie, het migratieverhaal. Ik heb een beetje het gevoel dat ik daar nu een punt achter moet zetten.’
Waarom?
‘Dat klinkt een beetje zwaarder dan het is. Want in mijn voorstelling Adem (2020) kwamen de grote vragen ook terug. Waar ik begraven wil worden, racisme, Black Lives Matter. Ik denk dat dat altijd wel onderdeel zal zijn van de verhalen die ik vertel. Maar het migratieverhaal van mijn ouders heb ik nu wel verteld.’
‘Nasrdin zoekt nog steeds de verbinding, al kost het hem anno 2020 meer moeite’, schreef NRC over Adem. Klopt dat, raak je vermoeid?
‘Nee, juist niet. Ik zou wel willen vragen waarom de krant dat schreef. Is dat omdat ik er wat steviger inga? De toon is op het eind van Adem anders. Het heeft ergens een beetje te maken met dat woord, dat ik leerde tijdens de Black Lives Matter-demonstraties. Dat je altijd zalvend moet praten als persoon van kleur, want zodra je je stem verheft is het: hé, hé, rustig. Maar ik kom er nu niet op.’
Tone policing?
‘Dat ja. Dat gebeurt in Adem als ik zeg: ‘Ik ben het zat. Nu moet je verdorie eens naar me luisteren.’ ‘Nas, doe eens effe rustig man’, reageert mijn jeugdvriend Mike dan. Terwijl ik denk: nee, je gaat gewoon naar me luisteren.’
Ga je je toon veranderen? Geen lieve Nasrdin meer?
‘Dat is wel wat ik in Adem deed, maar in het echte leven blijf ik dat heel moeilijk vinden.’
Zoals vlak voor de pandemie in een restaurant, vertelt Dchar. Een ober dacht hem te herkennen van tv. ‘Maar niet uit Opsporing verzocht!’, voegde die er grappend aan toe. Dchar lachte het weg en zei niets. ‘Het is the story of my life’, zegt Dchar, ‘Van kleins af aan ben ik altijd bezig geweest te laten zien dat ik een goeie ben.’
Aan wie?
‘Aan witte Nederlanders die een vooroordeel hebben over Marokkanen. Ik ben opgevoed met het idee dat we ooit terug naar Marokko zouden gaan. Dat werd niet zo gezegd, maar mijn ouders bouwden wel een huisje daar. Dan settle je ook anders in Nederland: namelijk als gast. En als gast moet je je gedragen, je gedeisd houden. Ik was vroeger altijd aan het overcompenseren. Bij de ouders van vrienden, bijvoorbeeld. Altijd nederig, bescheiden, ‘u’ zeggen. Het zat ’m in kleine dingen. Dat doe ik niet meer, maar me op het moment zelf uitspreken tegen zo’n grap blijft moeilijk. In Adem doe ik dat wel.’
Benijd je de uitgesproken generatie die voor Black Lives Matter op de Dam stond?
‘Nee, maar ik vind het wel supergoed. Eindelijk gebeurt er nu iets. De tijd van stil zijn is niet meer. Hoewel ik niet stil ben geweest. Ik gebruik mijn vak. Ik spreek me uit in interviews. Ik ben trots dat ik op belangrijke momenten het lef heb gehad me uit te spreken. Of het nou gaat mijn brief in 2007 aan toneelschrijver Maria Goos, omdat ik vond dat mijn rol van frauderende Marokkaanse gastarbeider stigmatiserend was – dat vertel ik in Oumi. Of natuurlijk toen ik het Gouden Kalf won, of de vrijheidslezing waarbij ik Rutte aansprak op zijn opmerkingen dat we ons maar moeten invechten. Maar de nieuwe generatie is wel uitgesprokener. Ik merk dat ik altijd blijf zoeken naar de verbinding. Het is een andere manier.’
In Dad protesteert Mikes vader Harry tegen de komst van een asielzoekerscentrum in Steenbergen. In Harskamp waren er onlangs soortgelijke protesten tegen Afghaanse vluchtelingen.
‘Ja, hoe is het mogelijk? Het is de biblebelt hè, een plek waar mensen heel gelovig zijn. Geloof is voor mij barmhartigheid en empathie. De beelden die we gezien hebben zijn allesbehalve dat. Net als in 2015 in Steenbergen: mensen die opkwamen voor vluchtelingen kregen stenen door de ruiten, werden beledigd. Nu heb je mensen die gewoon hetzelfde doen. Harteloos en egoïstisch, vind ik het.’
Je toneelvoorstellingen blijken jaren later nog steeds actueel.
‘Ja, dat is eigenlijk ook verschrikkelijk. Daar maak ik me wel zorgen over. Dat Nederland verrechtst. Dat we een extreem-rechtse partij erbij hebben die verschrikkelijke dingen roept. Als ik vanuit de eerste emoties zou praten toen ik die beelden van Harskamp zag, dan wil ik ze de huid vol schelden. Omdat ik denk: die mensen zijn alles kwijt. Alles. En dan ga je zo doen? Dan ga je dit zeggen? Eigen volk eerst?
‘Aan de andere kant denk ik: hoeveel mensen stonden er nu eigenlijk? Honderd man? Daartegenover staan talloze mensen die helpen, die spullen doneren. Als je daarop focust, krijg je een heel ander verhaal. Een verhaal van hoop. Dat is het verhaal van een Nederland dat empathisch is en dat zegt Nederland is voor iedereen. En ik vind dat verhaal zo veel fijner.
‘Want ik zie ook veel mooie dingen. Er is meer diversiteit, meer inclusie. Ik zie het in de filmwereld, het theater. De afgelopen tien jaar, oké, vijf jaar, worden er andere verhalen verteld. Ik ben daar hoopvol over. De gezelschappen veranderen, de theaterdirecteuren; Jolanda Spoel van het Bijlmer Parktheater, Daria Bukvić van Oostpool. Maar we moeten er wel voor strijden, het gaat niet vanzelf. Mijn voorstellingen zijn daar onderdeel van. Zo voel ik dat.
‘Ik hoop gewoon dat ik mensen met mijn verhalen kan inspireren en bewust maken. Zo’n psycholoog die na Ja naar me toekwam en zei: ik heb talloze boeken over migratie gelezen, maar in deze anderhalf uur heb ik meer geleerd dan van al die boeken bij elkaar. Of een vrouw die met haar ouders kwam kijken en daarna een berichtje stuurde: ‘Mijn vader was een Harry maar hij wil nu een Ieder1-shirt.’ Dat zijn ministapjes, maar dat je dat met kunst voor elkaar kan krijgen. Daar doe ik het voor.
‘Waarom wil ik zo graag de verhalen van mijn ouders vertellen? Natuurlijk om ze te eren, maar ook omdat die verhalen onderdeel moeten worden van het Nederlandse dna. Daarvoor voel ik een enorme verantwoordelijkheid. Dus ik wil terugkomen op mijn opmerking dat ik dit onderwerp wil afsluiten. Ik kan me eigenlijk niet voorstellen dat ik niets meer over mijn ouders vertel. Ze zijn zo belangrijk voor me, ook als ze er straks niet meer zijn. Misschien is dit mijn manier om nog wat voor ze te betekenen.’
Familiekroniek, inclusief couscous in de pauze van de moeders van de Couscousbar en samengesteld door Nadia Zerouali, gaat in Internationaal Theater Amsterdam in première op 26/9. Daarna tournee t/m 27/2.
Focking lastig
De allereerste theatersolo die Nasrdin Dchar speelde was De titel is focking lastig (2010, Likeminds). Ook dit stuk had Dchars Marokkaans-Nederlandse identiteit als thema. In het toneelstuk wacht een jonge man op weg naar Marokko een op vliegveld. Het vliegtuig heeft vertraging en de jongen raakt in gesprek met andere wachtende passagiers. Hij vertelt ze dat hij worstelt met de vraag: waar hoor ik bij?