Film
Met ‘The Fabelmans’ keert Steven Spielberg zijn hele autobiografische boodschappenmand om
Een pijnlijke scheiding, vijftien jaar geen contact met zijn vader: niet gek dat Steven Spielberg gewacht heeft tot zijn ouders dood waren voor hij zijn jeugd kon verfilmen. Maar dat The Fabelmans er zou komen stond al vast toen de grote filmmaker nog een kleine jongen was.
Eerst een geruststelling, voor wie zich geen filmwereld zonder Steven Spielberg kan voorstellen. Het deze week in de Nederlandse bioscoop uitgebrachte The Fabelmans, een op de namen na onomfloerst autobiografische speelfilm (Fabelman = Spielberg), is niet bedoeld als de finale kroon op het werk, een afscheid van het vak van regisseur.
Spielbergs oeuvre telt inmiddels 34 speelfilms, de tv-thriller Duel uit 1971 meegerekend. En de 35e staat al aangekondigd op filmwebsite IMDB als ‘untitled Frank Bullitt project’, met Bradley Cooper als het personage dat Steve McQueen in 1968 speelde. Geen remake, zoals Spielbergs West Side Story uit 2021, maar een nieuw avontuur van de stoïcijnse agent en Ford Mustang-coureur uit San Francisco. Voorts is de 76-jarige cineast als ‘speciaal consulent’ betrokken bij het vijfde Indiana Jones-deel, te zien vanaf 30 juni, waarvoor hij de regie overdroeg aan James Mangold. En nadat hij ‘musical’ had afgestreept, liet Spielberg doorschemeren dat er ook ‘western’ op zijn lijstje staat; nog zo’n genre dat de regisseur minstens eenmaal wil betreden.
Mogelijk wachtte Spielberg op het overlijden van zijn beide ouders voor hij zich waagde aan het coming-of-agedrama The Fabelmans, waarin naast de prille wording van de filmmaker ook de pijnlijke scheiding van die ouders centraal staat. Twee mensen met moeilijk verenigbare karakters: vader een naar binnen gekeerde werkverslaafde computerpionier, moeder een gevoelige en excentrieke (hobby)pianist. ‘Als ik wist hoe beroemd Steve zou worden’ zei ze ooit tegen de pers, ‘had ik mijn baarmoeder in brons laten gieten.’ Leah Adler werd 97, Arnold Spielberg 103. Ook dat sterkt de verwachting, of hoop, dat hun enige zoon (er zijn drie Spielberg-zussen) zelfs nog een zesde decennium aan zijn carrière plakt.
Lees onze recensie
Met ‘The Fabelmans’ richt Spielberg een monument op voor zichzelf, zijn familie en de magie van film ★★★★☆
De jonge acteur Gabriel LaBelle overtuigt als de filmende tiener Sammy, die zaken vastlegt die zijn moeder liever verborgen had gehouden.
Als jongen een buitenstaander
Met The Fabelmans keert Spielberg zijn hele autobiografische boodschappenmand om. Maar het speuren naar persoonlijke motieven in zijn films was al tijdenlang een sport voor Spielberg-scholastici. Zo zijn er die uiteenvallende gezinnen en afwezige vaders, zoals in E.T., Empire of the Sun, Hook of Indiana Jones. Of dat terugkerende decor van de suburb, waar de regisseur zich als ietwat nerdy Joodse jongen een buitenstaander voelde tussen de ‘gewone’ Amerikanen; ‘Spielbug’, noemden de pesters hem. Het wordt zelfs gekoppeld aan Spielbergs fascinatie voor aliens; toch de ultieme vreemdeling.
En dan zijn er de angsten die hem als klein en uiterst fantasierijk kind kwelden – bezworen met het door Spielberg bedachte en geproduceerde Poltergeist. Ook bestaat er een tv-fragment uit 1999 waarin interviewer James Lipton aan Spielberg de verborgen boodschap van Close Encounters of the Third Kind verklaart: hoe de aliens en mensen in de film een gezamenlijke taal vinden dankzij computers (vader Arnold) en muziek (moeder Leah). De regisseur, duidelijk geamuseerd: ‘En ik zou nu graag zeggen dat ik dit allemaal zo bedoeld heb, dat ik me ervan bewust was dat het over mijn vader en moeder ging. Maar dat ben ik nu pas, op dit moment.’
De scheiding was gecompliceerd: Leah bleek verliefd op ‘oom’ Bernie, de beste vriend en collega van Arnold. Zoon Steven legde de schuld van de breuk bij zijn te weinig bij het gezin betrokken vader, met wie hij vijftien jaar lang het contact verbrak. Het kwam later allemaal weer goed tussen de Spielbergs. Zowel vader als moeder, toen al op hoge leeftijd, zegende het plan van hun zoon om de eigen familiegeschiedenis nog eens te behandelen, en nu rechtstreeks.
Pijnpunt
‘Ik wilde niemand pijn doen met de film’, zei Steven Spielberg in gesprek met het tijdschrift Time over het autobiografische The Fabelmans, waarin de scheiding van zijn ouders een grote rol speelt. ‘Er zitten geen slechteriken in. Mensen maken eenvoudigweg keuzes. En we zijn geen slechteriken omdat we die keuzes maken, ongeacht wie we daarmee pijn doen.’
Vrienden, maar ook rivalen
Spielberg kwam in de jaren zeventig tegelijk op met mede ‘movie brats’ Martin Scorsese, George Lucas, Francis Ford Coppola, John Milius en Brian DePalma. Een clubje vrienden en zielsverwanten was het, maar tegelijk waren ze ook rivalen. En weer was Spielberg het buitenbeentje; als enige van hen níét opgeleid aan een prestigieuze universiteit, waar toentertijd net de eerste generatie filmstudenten uitstroomde. Drie keer afgewezen werd hij, op basis van z’n schoolcijfers. En waar die andere filmmakers wat afstand hielden van het in de jaren zestig afbrokkelende en ingedutte studiosysteem, dat zich aanvankelijk geen raad wist met de plots ook in de bioscopen gevierde tegencultuur, trok Spielberg zich juist op aan het oude Hollywood.
Kuifje in Hollywood, zo zou je het slotstuk van The Fabelmans kunnen noemen. Hoe de jonge held – Spielberg eerde Tintin in 2011 met een speelfilm – het studioterrein binnenglipt en zelfs tot in het kantoor geraakt van de allergrootste regisseur van dat moment; een onvergetelijke scène, met de verrassingscameo van het jaar. Spielberg sloot zich rustig op in het toilet tijdens een studiotour, waarbij dagjesmensen tegen betaling langs de sets worden gereden. En bleef dan net zo lang rondhangen tot iemand hem wegstuurde, of, eindelijk, zou ontdekken hoe leergierig en kundig deze jongeman was.
De regisseur, die ook nog even als sportjournalist voor de schoolkrant werkte, dikte de eigen mythe hier en daar aan in latere interviews. Dat hij als ‘insluiper’ al over een eigen kantoor beschikte bij Universal, zónder dat iemand daar wist wie hij was. Ook trok hij in de pers soms een jaar van zijn leeftijd af; dat hielp bij het imago als jong filmgenie. Maar voor hij zijn eerste betaalde werk verrichtte voor de televisieafdeling van Universal was de autodidact wel al een volleerd vakman. De meeste filmmakers bezitten een kast vol jeugdfilmpjes en vingeroefeningen, maar Spielbergs 8mm-oeuvre is van een andere orde.
Oorlogsfilm van een 13-jarige
Pas 13 jaar oud regisseerde hij eind jaren vijftig al een 40 minuten lange oorlogsfilm, Escape to Nowhere, met schoolvriendjes als soldaten, speciale effecten, de nodige nazihelmen en een nagemaakt 50-kaliber machinegeweer. De door verontruste omstanders opgetrommelde politie kwam nog even buurten op de set in de woestijn. En Spielberg vroeg de meest antisemitische pestkop van school voor de rol van ‘squadron leader’, want die jongen leek op John Wayne. De regisseur, aan het woord in de vuistdikke biografie van Joseph McBride (Steven Spielberg: a Biography, 2010): ‘Zelfs al zat hij in mijn film, toch was ik bang voor hem. Maar nu kon ik hem wel op een voor mij veiligere plek zetten: voor mijn camera. Die camera was gereedschap, een wapen, een instrument. Ik leerde dat film gelijk stond aan macht.’
Firelight (1964), gemaakt rond zijn 16de en met 500 dollar aan budget, betrof een voorstudie van Close Encounters of the Third Kind – een sciencefictionfilm vol ufo-ontvoeringen en mysterieuze lichten aan de hemel. Bejubeld door de lokale krant en eenmalig vertoond in de bioscoop van Phoenix, Arizona, waar het vanwege van vaders werk meermaals verkaste gezin Spielberg midden jaren vijftig was neergestreken. Online zijn fragmenten te vinden van de (vele) vroege Spielberg-producties, waarvan enkele in The Fabelmans op verrukkelijke wijze zijn gereconstrueerd.
Geboren entertainer
‘Hij zou die zeldzaamheid onder regisseurs kunnen zijn – een geboren entertainer’, schreef Pauline Kael in 1974 bij de release van Spielbergs officiële speelfilmdebuut, het gezinsdrama The Sugarland Express. Wat technisch vakmanschap betreft volgens haar ‘een van de meest fenomenale debuutfilms in de filmgeschiedenis’. Maar de invloedrijke recensent van The New Yorker vroeg zich tegelijk ook af of er wel iets schuilging onder het oppervlakte bij deze jonge nieuwe regisseur. Dat Kael ‘absoluut gelijk’ had, zei de filmmaker daar later zelf over in de HBO-documentaire Spielberg, uit 2017. ‘Ik was nog niet volwassen. Dat moest nog gebeuren, maar ik groeide op dóór de films die ik later ging maken.’
Hij is nog niet klaar, zei Spielbergs oud-assistent en huidig producent Kristie Macosko Krieger onlangs in gesprek met The Hollywood Reporter. ‘Ze zullen die filmcamera uit zijn handen moeten rukken. Hij is op aarde gezet om films te maken.’
De autofictie-golf
Corona is al als (mede)schuldige aangewezen: tijdens de lockdown hadden (ook) filmmakers veel tijd over, wat ze noopte tot introspectie. Misschien toch eens beginnen aan die, al of niet verhulde, autobiografische film? De streamingplatforms worden eveneens genoemd als motor onder de inmiddels al ‘autofictie-golf’ gedoopte trend: de Netflixen, Amazons en Apples houden filmmakers een grote zak geld én carte blanche voor, wat gevestigde filmmakers in de verleiding brengt om het eigen leven eens als onderwerp te kiezen. Een verplicht nummer voor wie zich wil meten met giganten als Bergman (Fanny en Alexander) en Fellini (Amarcord). Filmersbio’s zijn echter geen gegarandeerde successen bij het publiek en daarom vaak ook minder populair bij de traditionele studio’s, dus wie de kans krijgt er eentje te maken, móét ’m pakken.
De Mexicaan Alfonso Cuarón legde het huidige pad uit met het schitterende Roma (2018), verteld vanuit het gezichtspunt van zijn oude kindermeisje. Landgenoot Alejandro González Iñárritu volgde in 2022 met Bardo, False Chronicle of a Handful of Truths. En vanuit Italië was er de Napolitaanse vorming van cineast Paolo Sorrentino in È stata la mano di Dio (The Hand of God, 2021) – alledrie gemaakt voor Netflix. De Spanjaard Pedro Almodóvar verkende de eigen ziel in het het sterke melancholische Dolor y gloria uit 2019, met Antonio Banderas als zijn alter ego.
Ook de Angelsaksische regisseurs dragen bij: naast het deze week in de Nederlandse bioscoop uitgaande The Fabelmans van Steven Spielberg was er Belfast van Kenneth Branagh (2021) en Armageddon Time (2022) van James Gray, en gaat in april Empire of Light uit, waarvoor Sam Mendes zich liet inspireren door zijn eigen jeugd met een psychisch instabiele moeder.
IFFR, nog gaande tot en met zondag, heeft óók autofictie op het programma staan. Maar dan van het meer verhulde slag: ‘emotionele autofictie’, doopte de Schotse filmmaker Charlotte Wells haar drama over een getroebleerde vader en zijn dochter op vakantie. Aftersun is hét debuut van het jaar.