Met oog voor het gestolen moment
Macht, klasse en identiteit: de veelbelovende fotografen van nu schuwen in hun portretten de grote thema’s niet.
1. Eva Roefs (29)
Roefs wist voor haar projectTrompettersteeg van anonieme passanten monumentale portretten te schieten.
Het was Eva Roefs, ons fotografietalent van het jaar, opgevallen dat de Zweedse klimaatactivist Greta Thunberg, nog altijd een tiener (totdat ze komende januari 20 wordt) vaak op dezelfde manier op de foto stond. En in haar geval is vaak dan ook echt heel vaak. Daar was ze weer, met die wat strenge, norse blik in het gezelschap van volwassenen die niet echt wilden luisteren naar haar onheilstijding.
Dus had Eva Roefs bedacht dat ze alleen met Greta wilde zijn. En om echt contact te maken moest de entourage de deur uit. Als je met zijn tweeën bent kun je je alleen tot elkaar verhouden. En zie je opeens weer hoe jong ze nog is. Zo stond ze eind oktober op de cover van het Volkskrant Magazine, met een zeldzame glimlach en met die inmiddels zo bekende grijsblauwe ogen die ons in dit geval geamuseerd en nieuwsgierig aanstaren. Meer een blik van: ‘wat denkt u er zelf eigenlijk van?’. De redactie van het magazine had er voor de zekerheid nog deze quote uit het interview bij gezet: ‘We slaapwandelen nog steeds naar de afgrond’.
Ook bij de foto’s binnen in werd deze invalshoek doorgezet. Op twee portretten domineerden kleurige bloemen. En zo verschoof subtiel het beeld van strenge Greta op haar eeuwige strafexpeditie naar de Zweedse tiener die zo veel van de wereld houdt dat ze zich er niet bij kan neerleggen dat we naar de haaien gaan. En dat begon met de blik van de fotograaf, die iets anders wilde laten zien.
Eva Roefs, geboren in het Brabantse dorpje Loosbroek, weet ook wel dat je het als fotograaf niet voor het uitzoeken hebt. Op reportage in Los Angeles om de Britse kunstenaar David Hockney vast te leggen, eveneens voor Volkskrant Magazine, weet je ook wel dat je de regie niet in handen hebt en dat je het moet doen met de gegeven momenten. Snel toeslaan, en door. ‘Maar of ik nu Hockney of Dientje uit de Achterhoek fotografeer, het is belangrijk dat ik contact heb met mensen.’
Roefs studeerde aan de kunstacademie St. Joost in Den Bosch. ‘Ik voelde me niet echt een kunstenaar. Ik wist altijd al dat ik fotograaf wilde worden en mensen wilde fotograferen.’ Misschien niet zo vreemd met een vader die fotograaf was. ‘Ik deed op mijn 13de al mee met de wedstrijden van Kunstbende’. Haar voorbeelden zijn grote Nederlandse portretfotografen als Rineke Dijkstra en Dana Lixenberg, onder handbereik ligt een boek van de Amerikaanse Mary Ellen Mark.
Meteen na St. Joost begon ze bij Volkskrant Magazine, eerst als stagiair, waar ze in totaal zes jaar werkte. ‘Ik leerde over deadlines, opdrachten, reisfotografie. En over werkethiek.’ Ze begon voor zichzelf toen ze het gevoel had dat ze moest uitvliegen. Een maand later begon corona en ging de wereld op slot. Van uitvliegen kon geen sprake meer zijn, het werd tijd voor een plan B. Eva Roefs woonde in een van de kleurrijkste buurten van de oude binnenstad van Amsterdam. Ze besloot dat niets haar vaste voornemen om voor haar 30ste een fotoboek te maken in de weg stond. Ze richtte een studio in aan de Trompettersteeg, een negentig centimeter brede steeg midden op de Wallen, en haalde haar buurtgenoten voor de camera. ‘Ik vond het belangrijk dat alle groepen vertegenwoordigd waren’.
Het leidde in september 2021 tot haar eerste fotoboek: Studio Trompettersteeg, ook de titel van haar eerste expositie op het fotofestival Naarden, waar haar werk een hoogtepunt was. Inmiddels heeft ze een nieuwe studio, waar twee van de prints uit de Naarden-expositie hangen. Prachtig hoe ze van de anonieme passanten in de buurt monumentale portretten heeft gemaakt. Analoog geschoten allemaal, waarbij je als fotograaf een hogere graad van concentratie bereikt. Ze wil wegblijven van het idee dat af en toe rond digitale fotografie hangt: als je maar genoeg schiet, zit er altijd wel wat tussen. ‘Of niet’, zegt ze. Voor het Trompettersteeg-project kreeg ze onder meer de portretprijs bij de Zilveren Camera en de nominatie voor belofte van het jaar bij de Mercurs. Een van de foto’s, een meisje met twee knotjes, die ook in haar studio hangt, kwam op de shortlist van de Rabo Photographic Portrait Prize 2022 en is nog te zien in Depot Boijmans in Rotterdam.
Ze moest onlangs de burgemeester van Amsterdam, Femke Halsema, fotograferen. Weinig tijd, veel mensen om haar heen. ‘Ik nam haar mee naar een hoekje bij een kopieerapparaat. Dat is dan mijn studio.’
2. Jesper Boot (26)
Boot maakte met zijn afstudeerproject een doordachte analyse van macht en fotografie.
We kunnen rustig zeggen dat het project Power, waarmee Jesper Boot in 2019 afstudeerde aan de HKU in Utrecht, én het gelijknamige fotoboek uit 2021 met een dreun landden in de Nederlandse fotografiewereld. Het concept van de serie was al intrigerend genoeg. Boots maakte studie van talloze foto’s waarop moderne politici zijn afgebeeld, van persconferenties tot aan zogenaamde gestolen momenten: overleg in de coulissen van de macht, vaak met telelenzen vastgelegd. Deze beelden reconstrueerde hij vervolgens met zijn ouders in de hoofdrol, in het huis van zijn ouders. De production value was huis, tuin en copyshop, aangevuld met spullen uit huis. Een kleurig jasje werd aangeschaft om de moeder van de fotograaf voor Merkel te laten doorgaan.
Boots doorbrak vervolgens steeds zijn eigen illusie door te laten zien dat hij de sets in de woonkamer van het ouderlijk huis had gebouwd. Power was veel dingen tegelijk: een doordachte analyse van fotografie en macht, maar ook een intiem familieportret, waarbij de ouders door alle hoepels springen om zich te verhouden tot het kunstproject van hun zoon. De foto’s doken bijvoorbeeld ook op in de fototentoonstelling Ouders in het Fotomuseum Den Haag. Boot won de talentenprijs van het fotofestival in Leiden, en in 2021 koos de Volkskrant het boek als een van de tien mooiste Nederlandse fotoboeken van het jaar.
3. Tengbeh Kamara (26)
De Nederlands-Liberiaanse fotograaf onderscheidt zich met warme en krachtige portretten over identiteit en klasse.
Een van de panelleden omschreef zo waarom Tengbeh Kamara (1996) op de talentenlijst thuishoorde: ‘Een plots steil stijgende lijn in verband met recent werk, gemaakt in Liberia, en de recente tentoonstelling in het Natuurhistorisch Museum Rotterdam. Tengbeh heeft potentie komend jaar door te breken.’ De expositie in Rotterdam droeg de titel Trots – Bloemen en de LHBTQIA+ gemeenschap, een samenwerking met Rotterdam Pride. Tengbeh, Nederlands-Liberiaans, identificeert zich als non-binair en onderzoekt als zwart en queer fotograaf identiteit en klasse. En niet alleen die van de fotograaf zelf, maar ook die van de vele gemeenschappen waartoe hen zich verhoudt, zoals een serie van queer stellen in de sloppenwijken van Monrovia, Liberia. Maar ‘onderzoekt’ klinkt in het verband van de portretten van Tengbeh weer veel te analytisch. Kijk (bijvoorbeeld op het Instagramaccount @tengbehkamara) naar de warme en krachtige portretten gemaakt voor de expo in het Natuurhistorisch Museum: negen mensen met bloemen in alle kleuren van de Pridevlag.