BOEKRECENSIEMijn lieve gunsteling
Met haar duistere, tomeloze tweede roman laat Marieke Lucas Rijneveld zien hoe sterk fictie kan zijn ★★★★☆
Na De avond is ongemak is de tweede roman van Marieke Lucas Rijneveld opnieuw het verslag van een obsessie. Onmogelijk om dit duistere, tomeloze verhaal koeltjes te ondergaan. Of zelfs maar weg te leggen.
‘Lieve gunsteling, ik zeg het je maar meteen: ik had je in dat steilorige hoogseizoen als een zweer met een hoefmes uit de klauwlederhuid moeten verwijderen, ik had ruimte moeten maken bij de tussenklauwspleet zodat mest en vuil ertussenuit zouden vallen en niemand je kon infecteren, misschien had ik je enkel wat moeten pellen en bijschaven met de slijper, je moeten reinigen en droogwrijven met wat zageling.’
Geen andere schrijver dan Marieke Lucas Rijneveld kan schuilgaan achter deze zin, meanderend, vol komma’s die haken naar een volgende metafoor, beeld op beeld stapelend, verschillende registers bespelend, met een voorliefde voor de bijbelse beeldspraak en het vocabulaire van de veearts. Met deze zin begint haar nieuwe roman, Mijn lieve gunsteling.
Rijneveld, nog altijd pas 29 jaar, de dochter van een gereformeerde boer uit Nieuwendijk, een dorpje in Noordwest-Brabant, bleek een natuurtalent. Haar poëziedebuut uit 2015, Kalfsvlies, werd bekroond met de C. Buddingh’ Prijs en is nu aan zijn elfde druk toe. Dat The Discomfort of Evening, Michelle Hutchisons Engelse vertaling van haar debuutroman, onlangs werd bekroond met de Booker International Prize, behoeft hier nauwelijks meer vermelding.
Stortvloed
Marieke Lucas Rijneveld – ‘Lucas’ voegde ze zelf toe aan haar naam, om te markeren dat zij ‘schemert’ tussen meisje en jongen – maakte een droomstart in de letteren. Toch werd haar schilderachtige stijl niet alleen geprezen. In nogal wat recensies van De avond is ongemak klonk het verwijt dat de schrijver met die stortvloed aan metaforen haar doel voorbijschoot. Het was te veel, het ging te ver.
Met evenveel recht kan dat worden gezegd van haar tweede, kloeke roman. 368 pagina’s in een ademloos ritme zonder één alinea. Het is te veel, het gaat te ver. Toch is daar niet alles mee gezegd. De gedichten en romans van Rijneveld zijn, naar goed zwart-romantisch recept, obsessionele bezweringen van liefde en dood. Daarin kun je nooit ver genoeg gaan.
In De avond is ongemak kan Jas, een androgyn pubermeisje dat opgroeit in een streng gereformeerd gezin op een boerderij in Brabant, alleen maar ontsnappen aan de verpletterende rouw om de dood van haar broer, de stugge zwijgzaamheid van haar ouders en de gesel Gods door haar ongebreidelde fantasie. Ze verliest zich in perversiteiten en martelt de wezens van wie ze het meest houdt: de dieren. Of die martelingen ook werkelijk plaatsvinden of slechts bestaan in de duistere krochten van haar verbeelding, is onzeker. Ook in haar fantasie schemert het.
De criticus van The New York Times, Parul Sehgal, vond de martelingen angstig echt. In haar bespreking van The Discomfort of Evening maakte ze persoonlijk excuus aan alle padden in de wereld, vanwege het huiveringwekkende lot dat hun in de jas van Jas beschoren was, de jas die Jas niet meer uitdeed na de dood van de broer, haar harnas tegen de boze buitenwereld. De jas die de diepe leegte in haar ziel moest verhullen.
Van ik naar je
Ook Mijn lieve gunsteling is het verslag van een obsessie. Maar ditmaal is het perspectief gedraaid. Een 49-jarige veearts vertelt hoe hij in de zomer van 2005 tussen de blaarkoppen op een boerderij een amour fou opvat voor een jongensmeisje van 14, ‘met blonde haren als korenhalmen en een inktzwarte fantasie’. Onafwendbaar dringt hij het beklemmende en duistere leventje binnen van ‘mijn vurige voortvluchtige, mijn kleine praaldier’.
De ‘ik’ uit De avond is ongemak is de ‘je’ uit Mijn lieve gunsteling geworden. In een interview in de Volkskrant vertelde Rijneveld dat zij een paar korte verhalen had geschreven vanuit het oogpunt van jongens, omdat ze dan rauwer durfde te zijn, minder schaamte voelde. ‘Mijn nieuwe boek schrijf ik misschien wel vanuit Lucas of een andere jongen. Ik vind het interessant om te kijken wat er dan gebeurt.’
Het is onmogelijk om het resultaat van haar experiment louter te lezen met welwillende interesse. Je kunt het verhaal niet koeltjes ondergaan. De veearts waarschuwt al in de eerste regel dat hij zijn verliefdheid als een zweer met een hoefmes uit de klauwlederhuid heeft moeten verwijderen. Zeker, de scènes waarin het porseleinen meisje haar opwachting maakt, zijn droomachtig. Maar eigenlijk is het verhaal vanaf het eerste woord een nachtmerrie.
Op een volstrekt onverdachte manier zoekt het meisje zijn aandacht. Ze begint plotseling tegen de veearts te praten en laat hem toe in haar kinderlijke verbeelding. Als hij in de stal de blaarkoppen heeft verzorgd en behandeld, komt ze aan met een emmer water met een blok groene zeep en wast zijn handen. In onschuld.
Als je goed leest, merk je dat zij zelden iets zegt dat écht over haarzelf gaat. Ze rouwt om haar dode broer, ‘de verlorene, de verlatene’. Ze hult zich in citaten uit de wereldliteratuur, van Roald Dahl tot Melville en van Harry Potter tot Lieve jongens. Ze schrijft songteksten van Kurt Cobain en Kate Bush op rouwkaarten. Ze voert imaginaire gesprekken met Freud, Beatrix en Hitler. De ene keer voelt ze zich een otter – ik zou hier een excuus kunnen maken aan alle otters, voor het lot van die ene, wiens geslacht eruit wordt gesneden dat rottend en verterend onder haar meisjesbed wordt bewaard – dan een kikker en dan weer een vogel. In haar fantasie slaat ze haar vleugels uit en vliegt weg.
Maar de veearts laat haar niet ontsnappen. Hij weet dat hij haar onaangetast moet laten, maar kan zijn hitsigheid niet beteugelen, ‘en toen boog ik me over je heen en drukte mijn lippen op de jouwe, en ik proefde de weerstand zoals ik die voelde wanneer ik een drenchgun in de bek van een ooi duwde om haar te injecteren tegen maden en ik de lens van het pistool tussen de kiezen en de wangzak stak, maar je was weerloos, mijn hemelse uitverkorene, je was zo weerloos, en ik drong met mijn tong tussen je lippen en proefde de zoetheid van je binnenste, ik liet mijn handen over je vleugels glijden en we stegen samen voor even op, daarna liet ik mijn lichaam op je neerdalen en je kon geen kant meer op…’
Trauma
In interviews heeft Rijneveld verteld dat ze in haar jeugd misbruikt is door een docent van haar middelbare school. ‘Verder kan en wil ik daar niks over zeggen. Ik ben toen grotendeels gestopt met praten, het lukte niet meer, ik was emotioneel op. Ik heb een jaar niet gesproken.’
Zou deze roman voor haar een lange, pijnlijke stilte vullen? Zou de opdracht ‘aan jou’ gericht zijn aan haar jongere, weerloze zelf?
Als dat al waar is, dan is de roman niet blijven steken in een therapeutisch verslag. En zelfs niet in een afrekening. Ook in De avond is ongemak bleef Rijneveld begripvol en barmhartig over het grimmige zwijgen van de ouders van Jas en de angstige beklemming van het geloof, ‘aldaar zal wening zijn en knersing der tanden’ (Lukas 13:28).
In Mijn lieve gunsteling krijgt de veearts een geschiedenis, een misbruikende moeder, die zijn latere daden deels verklaart – maar natuurlijk allerminst goed maakt. Door zijn perspectief te kiezen, dat van ‘de donswerker, de kinderlokker’, heeft Rijneveld het trauma niet van zich afgeschreven, maar naar zich toe gehaald. Via zijn woorden, waarin de verdediging voor de magistraten van de rechtbank al doorklinkt, wordt het porseleinen meisje naar de diepste duisternis gevoerd. Niets blijft haar bespaard.
Geregeld wilde ik Mijn lieve gunsteling wegleggen, omdat sommige plastische beschrijvingen me vervulden met weerzin en walging. Maar ik kon het niet. Ik wilde het ook niet. Ik moest wel doorlezen, me laten meeslepen door Rijnevelds tomeloze taal. Ik nam een voorbeeld aan haar kwetsbare heldin, wier fantasie zelfs standhoudt tegen de verwoestende werking van geweld en misbruik. Tegen het allerergste. Zo sterk kan fictie zijn.
Marieke Lucas Rijneveld: Mijn lieve gunsteling. Atlas Contact, 368 pagina’s, € 24,99.