Met cosmetica en gsm de jungle in
Alleen in Turning Back the Sun, zijn vierde roman, uit 1991, liet Thubron zich van beide kanten tegelijk zien: het boek speelde in exotische streken, maar draaide uiteindelijk toch vooral om de landschappen van de ziel, al werden die bij deze gelegenheid mooi gespiegeld door de geografische landschappen.
In De laatste stad, een vertaling van het vorig jaar verschenen To the Last City, keert Thubron terug naar deze zo logisch bij hem passende romanopzet. Hij laat een gezelschap van vijf slecht op hun expeditie toegeruste Europeanen een tocht ondernemen naar de (fictieve) Peruaanse stad Vilcabamba, waar de Inca's vijf eeuwen geleden hun laatste bolwerk tegen de Spanjaarden hadden.
Elk van de vijf reizigers heeft zo zijn eigen redenen om de tocht te maken. Zo is er de Londense journalist Richard. Ooit was hij veelbelovend; hij had het in zich om hoofdredacteur van een grote krant te worden, of een belangrijk boek te schrijven. Maar zijn temperament stond het hem niet toe die hoge verwachtingen in te lossen. Vijftien jaar lang verhuisde hij van de ene buitenlandredactie naar de andere om uiteindelijk te besluiten freelancer te worden. 'Best riskant in zekere zin. Maar hoe lang moet je blijven wachten?' Richard koestert de hoop dat de reis naar en confrontatie met Vilcabamba hem de inspiratie zullen schenken voor het schrijven van zijn grote boek.
Op zijn reis wordt hij vergezeld door zijn vrouw Camilla, wier loyaliteit duidelijk onder druk staat en die het geloof in de missies en capaciteiten van haar echtgenoot begint te verliezen.
Dan is er de Spaanse seminarist Francesco, voor wie de tocht een vorm van boetedoening is, een poging tot inlossing van de schuld van zijn voorvaderen, die de Inca-cultuur op zo brute wijze hebben weggevaagd. Het feit dat zijn vader hem naar de wreedaardige conquistador Francisco Pizarro heeft vernoemd, speelt hierbij een rol van betekenis.
Het reisgezelschap wordt gecompleteerd door een Belgisch-Frans stel: de zwaarlijvige, oudere architect Louis en zijn popperige, veel jongere derde vrouw Josiane. Hun (lees: haar) is het vooral te doen om een vakantie-ervaring die hen ver weg voert van de rugzaktoeristen in Cuzco. Josiane is dol op paardrijden, en voor zo'n jong ding moet je als oudere man wat overhebben.
De vijf reizigers worden vergezeld door een Spaans-indiaanse halfbloedgids, een kok en diverse muilezels plus ezeldrijvers. Al vanaf de eerste bladzijden is duidelijk dat de gids een zekere minachting koestert jegens zijn cliënten en dat er op deze onderneming onmogelijk veel zegen kan rusten: 'De gids, die tussen de priester en de stille Engelse zat, probeerde een welkomstwoordje uit te spreken, maar er bekroop hem een licht onbehagen. Deze mensen begrepen niets van dit land. Ze hadden chocola, cosmetica en mobiele telefoons bij zich. Wisten ze dan niet dat de sterren die boven hen verschenen anders waren?'
En zo ontwikkelt De laatste stad zich stap voor stap tot een variant op het archetypische verhaal over de confrontatie tussen 'beschaving' en 'wildernis'. Bij zijn beschrijvingen van de onbarmhartige Peruaanse jungle trekt Thubron met veel verve de rijke registers open die hem als gelouterd reisschrijver ter beschikking staan. En geleidelijk laat hij de onvermijdelijke fysieke ongemakken waarmee de ongetrainde reiziger wordt geconfronteerd het verhaal binnensijpelen. Er ontstaan wrijvingen, deels als gevolg van kwetsuren, deels doordat de reis niet precies brengt wat ervan werd verwacht, deels doordat niet iedereen precies blijkt wie hij leek of dacht te zijn.
Net als in Turning Back the Sun (waarvan geen Nederlandse vertaling beschikbaar is) slaagt Thubron er in De laatste stad in een treffende parallel te trekken tussen de fysieke buitenwereld en de psychische binnenwereld. In beide jungles kan een slecht voorbereide reiziger in ernstige problemen raken. De historische achtergronden van de (fysieke) locatie geven de gebeurtenissen in het boek nog een extra dimensie.
Natuurlijk, dat klinkt allemaal wat literairderig, en in zekere zin is het boek dat ook. Thubron heeft zijn zaakjes in literair-technische zin prima voor elkaar, en er vallen keurige analyses van De laatste stad te maken. Maar het aardige is dat je daar al lezend helemaal geen last van hebt. Thubron is een schrijver die gedreven wordt door en behoefte aan controle over zijn materiaal, maar dat gaat niet ten koste van de lezer.
'Your easy reading's damned hard writing', zei Nathaniel Hawthorne ooit. Thubron moet dit in zijn oren hebben geknoopt.
Colin Thubron: De laatste stad.
Vertaald uit het Engels door Marijke Versluys.
Atlas; 191 pagina's; euro 19,90.
ISBN 9 0450 0954 4.