Witteman heeft iets gelezenSylvia Witteman
Mensen die het zonder ironie over hun ‘opus magnum’ hebben, schrijven er zelden een
Er zijn maar 55 Nederlandse schrijvers die van de opbrengst van hun boeken kunnen leven, las ik. Nou ja, daar was niks nieuws aan. Van schrijven word je nu eenmaal niet rijk, een enkeling daargelaten. Geeft niet, zolang je het schrijven als een hobby ziet, en je geld (deels) op een andere manier verdient.
Er zijn heel wat meer schrijvers in Nederland dan die 55 financieel gebenedijden: ze werken erbij, als leraar of journalist bijvoorbeeld, of als uitbater van een boekwinkel, of ze nemen een krantenwijk; er is altijd wel wat te vinden waarbij genoeg tijd overblijft voor het scheppen van veelbelovende dichtbundels (Ruiter langs drijfzand) en anders kun je natuurlijk ook gewoon lekker arm zijn, dat is zielig, dus romantisch en goed voor de inspiratie.
Toch valt er soms ook wel wat te lachen, in literatuurkringen. Zo las ik vorige week een opiniestuk met de kop: ‘Neem schrijvers in dienst, zodat ze eindelijk een normaal salaris kunnen verdienen’. De auteur, Tjeerd Langstraat, bleek zelf schrijver. Aan de verkoop van zijn debuut had hij 2.000 euro overgehouden ‘voor 4 maanden fulltime werk’ en daar kon hij niet van leven. In een aanvullende baan of een krantenwijk had hij blijkbaar geen zin; om aan de kost te komen verhuurde hij zijn huis en ging zelf op straat leven.
Romantisch en goed voor de inspiratie? Nee, klaagde Tjeerd, hij wilde een vast salaris. Van zijn uitgeverij. Met doorbetaalde vakantiedagen en pensioenopbouw. Het ging hem niet eens om het geld, nee, het ging hem erom dat hij als schrijver anders ‘niet serieus werd genomen’ door zijn uitgeverij. Hij méénde het. ‘Waar een Buwalda, Koch of Noort miljoenen in het laatje brengen en dus hun gage kunnen uitonderhandelen daar moet de debutant onbezoldigd aan zijn opus magnum beginnen’, schreef hij, en hij voegde eraan toe: ‘Dat de meeste bestselling auteurs ook ooit zo zijn begonnen is een drogreden.’
Misschien moet Tjeerd toch even opzoeken wat een drogreden ook al weer is. Ook is het mij opgevallen dat mensen die het zonder ironie over hun ‘opus magnum’ hebben er zelden een schrijven, en iets zegt me dat een vast salaris daar weinig aan zal veranderen, zelfs al doet zo’n uitgeverij er een auto van de zaak bij, en een kerstpakket en een agenda met des schrijvers persoonlijke initialen, goud op snee.
Maar goed, wie weet had ik het mis, en draagt Tjeerd Langstraat inderdaad de kiem in zich van een vlammend oeuvre, een dreunende gongslag in de kerk der vaderlandse letteren, een ruwe diamant in de duistere mijnschachten van, et cetera. Ik kocht een boek van Tjeerd Langstraat. (Tjeerd: Katsjing!) Het heette Eeuwig donker. Vol verwachting las ik de eerste zin. ‘Het is druk in de koffiebar, ondanks het vroege tijdstip.’ Het leek mij juist logisch dat mensen op een ‘vroeg tijdstip’ koffie drinken, maar nee, ik moest niet zo flauw doen en verder lezen. Ha, een misbruikt meisje! ‘Er gaat een ijskoude rilling door Carla heen wanneer ze zijn handen op haar lichaam voelt. ‘Kleed je uit, nu. Ik betaal niet om naar een paspop te staren.’ ‘Nee, alsjeblieft… ik wil niet’, fluistert ze. ‘Verdammte Hure’, slist de man.’
Terwijl ik me afvroeg of je woorden zonder s kunt slissen (nee), las ik verder. ‘Op de achtergrond wordt met veel misbaar de Duitse man van Carla afgetrokken en niet veel later komt Monica de kamer binnen. Ze ziet Vos op het balkon staan. In de kamer druppelen de laatste restjes bloed uit de doorgesneden keel van Mo op de grond.’
Nou ja, je weet het niet. Misschien kómt het nog, dat opus magnum.