Goed en SlechtDalai Lama
Men dient te beseffen dat grote woorden pas effect sorteren als ze kleintjes in hun buurt hebben
De Dalai Lama kan nog veel leren van Nazim Hikmet, vindt Arjan Peters, als het gaat om het doseren van grote woorden.
Niet iedereen is ervan doordrongen dat je karig moet zijn met grote woorden. Tenzin Gyatso (1935) bijvoorbeeld, bekender als de Dalai Lama, toetert er in zijn pamflet Jouw revolutie (Xander; € 10,-), vertaald door Nicolet de Jong, op los. Oorlog is een anachronisme, het failliet van religie een feit, jongeren moeten ‘bij elke handeling die ze als consument verrichten’ de energievoetafdruk bepalen, en voortmaken met de ‘Revolutie van het mededogen’, want de aarde warmt onrustbarend op en ‘in 2020 is het te laat’. Lekkere boodschap om anderen mee op te zadelen, maar vooral: wat een machteloze taal, en een hooghartig wegwuiven van wat hem niet uitkomt. ‘Onze ruzies hebben marginale oorzaken.’ Hoe weet die man dat? Ik krijg prompt zin in een fundamentele ruzie.
Komt door die grote woorden, dacht ik eerst. Maar het komt vooral, bedacht ik daarna, doordat de kleinere ontbreken. In de vertaling van Sytske Sötemann is zojuist de Turkse klassieker Het epos van sjeik Bedreddin (1936) van Nazim Hikmet verschenen (Jurgen Maas; € 18,95). De dichter was communist en modernist, en vanuit de gevangenis riep ook hij op tot revolutie, maar dan in verzen waarin het volkse en het verhevene prachtig verenigd zijn: ‘Dit meer is het meer van Iznik./ Aan zijn oever ligt de stad Iznik./ In de stad Iznik/ lijkt het aambeeld van de smeden op een gebroken hart (…) Aan het meer van Iznik is de avond gevallen./ De ruiters van de bergen met hun diepe stemmen/ hebben de keel doorgesneden van de zon/ en haar bloed in het meer laten stromen./ Aan de oever zit een vrouw blootsvoets te huilen.’
De landheren moeten verdreven worden, denkt sjeik Bedreddin in de veertiende eeuw – en met die historische vertelling hintte de gevangene Hikmet in 1936 uiteraard ook naar een verhoopte opstand tegen het autocratische bewind van de Turkse Republiek.
‘Gestaag daalt de regen,/ op de warenmarkt van Serez,/ tegenover de winkel van een kopersmid,/ hangt mijn Bedreddin aan een boom.’ Die doodgewone regen, en die alledaagse kopersmid, vergroten de schok.
Je hoeft drama’s en pretenties niet te vermijden, maar dient te beseffen dat grote woorden pas effect sorteren als ze kleintjes in hun buurt hebben. Anders zitten ze maar, vadsig en drammerig, de sfeer te verzieken, zodat niets of niemand bij hen op bezoek wil komen, daar in het kille weeshuis van de grote woorden.