Meesterverteller met een rovershart

Altijd kwam het bij Paul Biegel daar op uit: het eeuwige móeten zoeken, het eindeloze móeten vertellen. De schrijver laat een oeuvre na dat wordt bevolkt door feeën, koningen, draken, en dwergen.‘Ik wil gewoon graag een beetje vermaken, meer niet.’..

Arjan Peters

‘Het is een loeiende melkkoe, die fantasie van mij’, zei Paul Biegel twee jaar geleden in een interview. Na zestig kinderboeken en veertien bekroningen bleek de bron nog altijd niet opgedroogd. In 2005 verscheen nog het boekje Wegloop, over het jongetje dat daaraan verslaafd is. In de Volkskrant roemde recensent Pjotr van Lenteren het plastische Hollands van de ‘woordmuzikant’ Biegel. Bij hem handelde het niet om ‘de’ problemen van ‘het’ kind, maar om de onhandige verslaving van een individu.

Altijd kwam het bij Biegel daar op uit: het eeuwige móeten zoeken, het eindeloze móeten vertellen. En nooit was de ‘tover’ ver weg. Zijn boeken worden bevolkt door rovers, feeën, koningen, draken, padden en dwergen. Wat overigens niet betekent dat de boze buitenwereld geen toegang heeft tot dat aloude sprookjesuniversum: in Man en muis (2003) figureerde behalve een drugscriminele rat ook een plastic muis, behorende bij een Apple-computer.

Biegels bekendste titels, die in hoofdzaak verschenen bij uitgeverij Holland, zijn Het sleutelkruid (1962, Kinderboek van het Jaar), De tuinen van Dorr (1969), De kleine kapitein (1970, Gouden Griffel), De vloek van Woestewolf (1974), De rode prinses (1987, Zilveren Griffel), Anderland (1990, Woutertje Pieterse Prijs), Laatste verhalen van de eeuw (1999, Woutertje Pieterse Prijs) en de boeken over Virgilius van Tuil, in 2000 gebundeld in een omnibus.

Hoewel hij op zijn vijftiende in het dagblad De Tijd debuteerde met het verhaal ‘De ontevreden kabouter’, duurde het enige tijd voordat Biegel zijn stiel had gevonden. Aanvankelijk wilde hij pianist worden, maar hij was niet goed genoeg voor het conservatorium. De journalistiek was het ook niet: ‘Mijn zinnen komen niet tot leven als ik over de werkelijkheid schrijf. Als ik het allemaal uit mijn duim zuig wél.’

Vervolgens brak hij ook in 1953 een rechtenstudie voortijdig af. Pas toen hij in 1959 voor de Toonder Studio’s als leerling-tekststripschrijver begon, kwam er iets op gang. Maar toen was er ook al snel geen houden meer aan. ‘Er moet elke dag wat uit’, zoals hij zelf erkende.

‘Tegen kinderen zeg ik: de verhalen komen ergens uit mijn buik. Ze nemen dat gewoon van me aan. Tegenover volwassenen vind ik het moeilijker om uit te leggen. Die hopen altijd iets geniaals te horen als ze zo’n vraag stellen.’En met een lichtelijk kokette provocatie voegde Biegel daar dan aan toe: ‘Ik wil gewoon graag een beetje vermaken, meer niet.’

Toen hem zes jaar geleden voor de tweede keer de Woutertje Pieterse Prijs werd uitgereikt, en hij door een menigte fotografen aan het zicht van het publiek was onttrokken, riep Biegel gevat: ‘Dit was de generale repetitie. Nu gebeurt het echt, want het is voor u bedoeld.’Daarop liet hij presentator Bregje Boonstra hem de oorkonde opnieuw overhandigen.

Soms dacht hij wel eens dat hij beter een Rus had kunnen zijn, hoewel men zich kan afvragen of het als nuchter en realistisch bekend staande Nederland hem niet juist heeft aangespoord het avontuur dan maar uit zijn duim te zuigen.

Tien jaar geleden verscheen er een klein boekje met gedichten voor volwassenen, dat hij zelf uiteraard ‘nonsens’ noemde: ‘De stormwind waggelt aan het huis/ en jaagt japonnen tot op ‘t kruis’. Geestig, raadselachtig als dat moest (want kinderen hoeven niet alles te begrijpen) en met een rijke fantasie heeft Biegel een kleine halve eeuw zijn zinnen de sporen gegeven. Men neme de opening van De twaalf rovers (1971): ‘Wild en woest waren ze. Met baarden en stokken en zwaarden en met koperen rinkeldingen aan hun laarzen. ‘Te vreten!’ schreeuwden ze, en de herberg schudde en beefde van het gebeuk op de tafel. ‘Te vreten! Een heel varken en twaalf kippen en forel toe!’’ Zo begin je een beeldend, spannend boek. Ook al stelt Geip, de hoofdman der rovers, in dat verhaal op een moment van diepzinnigheid: ‘Onzin. Dat is ons hele leven.’

Zelf noemde Biegel dit een boek ‘tegen het verstand, en vóór intuïtie.’ Grimm, Andersen en Tolkien waren zijn voorbeelden, en ook de Harry Potter-boeken van Rowling kon hij waarderen. Maar over de vraag wie hij de Griffel der Griffels zou geven, hoefde hij niet lang na te denken: ‘Mezelf. Zo vals ben ik wel.’

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden