null

InterviewNadine Akkerman

‘Lang dacht men: die vrouwenbrieven hoeven we niet te openen, daar staat niks boeiends in’

Beeld Studio V

Letterkundige Nadine Akkerman ( 40 ) stortte zich op de rol van vrouwelijke spionnen in het 17de-eeuwse Engeland – en ging daarbij te werk als een detective op zoek naar een seriemoordenaar. Maar waarom was er tot nog toe eigenlijk zo weinig over deze vrouwen bekend?

Ianthe Sahadat

Nadine Akkerman schreef een academisch werk dat leest als een historische roman, en nu staan de filmproducenten in de rij

She-intelligencer. Spy. The Postmistress. De woorden alleen al doen de wangen van Nadine Akkerman (40) gloeien, wanneer de hoofddocent vroegmoderne Engelse letterkunde (Universiteit van Leiden) vertelt over ‘haar spionnen’.

Geheime brieven, recepten voor onzichtbare inkt, codetaal, bijnamen en vermommingen, eenzame tochten te paard door het bos – het zijn de perfecte ingrediënten voor een fijne historische roman en zo leest het vuistdikke boek van Akkerman ook. Toch is Invisible Agents geen fictie, maar een rijk geannoteerd academisch relaas over de onzichtbare vrouwelijke geschiedenis van de Britse burgeroorlogen halverwege de 17de eeuw.

Dat het onderwerp niet alleen tot de wetenschappelijke verbeelding spreekt, blijkt uit de aanbiedingen van film- en tv-producenten en verzoeken van literaire auteurs die Akkerman de afgelopen maanden kreeg.

The Times voorspelde het al met vijf sterren: ‘Schrijvers en filmmakers zullen haar boek vol onwaarschijnlijke, met detectiveachtig vermogen blootgelegde verhalen plunderen.’ The Sunday Telegraph – ook vijf sterren – noemde haar in het Engels verschenen monografie deze zomer ‘een academisch hoogstandje, hoogst origineel en in helder proza geschreven. In alle opzichten een geweldig boek.’

Nadine Akkerman, Invisible Agents: Women and Espionage in Seventeenth-Century Britain. Beeld
Nadine Akkerman, Invisible Agents: Women and Espionage in Seventeenth-Century Britain.

Waar deze episode altijd als bloedige en politieke strijd tussen de aanhangers van de koning (royalisten) en de manschappen van Oliver Cromwell (republikeinen) wordt beschreven, laat Akkerman zien dat achter elke belangrijke man, hoe kan het ook anders, een vrouw staat – zij het dat ze vaak onzichtbaar is.

Akkerman is dol op obscure onderwerpen. En op vrouwengeschiedenis. Lachend: ‘Vaak vallen die twee samen.’ Maar waarom eigenlijk? Dat begint al in de 17de eeuw, zegt ze, haar eeuw. ‘Vrouwen werden gezien als inferieure, irrationele wezens, biologisch gezien minder in staat om na te denken en eigenlijk ook niet toerekeningsvatbaar. Dingen die vrouwen opschreven, werden zodoende minder vaak bewaard. Na nog een paar eeuwen waarin we dachten dat vrouwen er niet toe deden, is er uiteindelijk weinig overgebleven. Een mooi maar pijnlijk voorbeeld is een uitgave van Constantijn Huygens met tienduizenden brieven, uit 1911. Als er een brief van een vrouw voorbijkomt, staat er: ligt in het archief daar en daar. NIET BELANGRIJK. Dat is toch ongelofelijk?’

De opmerkelijke werkwijze van postmeester Alexandrine en haar boodschappers

Akkermans relaas over de vrouwelijke spionnen begint op een grauwe ochtend ergens in 2011, in de somber ogende National Archives in Kew, Londen, die voornamelijk worden gefrequenteerd door pensionado’s op familiehistorische speurtocht. Akkerman buigt zich in het kunstlicht over de zoveelste brief van Elizabeth Stuart (1596-1662), koningin van Bohemen en zus van de Britse koning, die veertig jaar in ballingschap in Den Haag woonde en wier correspondentie Akkerman uitgeeft. Ze resideert hiervoor te Oxford, als visiting fellow aan All Souls College.

Een monnikenwerk, waarvoor ze al jaren in Europa rondtrekt van archief naar archief. Zo stuit ze uiteraard ook op zaken die voor haar onderzoek misschien niet relevant zijn, maar wel prompt tot de verbeelding spreken. Zoals de brief die Akkerman deze ochtend leest, gericht aan een diplomaat met de naam Gerbier te Brussel.

Het gaat om die ene zin. ‘Kun je me helpen mijn brieven naar Engeland over land te versturen?’ Daar klopt iets niet, denkt de letterkundige. ‘Dat kan natuurlijk niet, dus het moet iets anders betekenen.’

Ze besluit de verdere correspondentie van de diplomaat te bekijken. Zo ontdekt ze dat hij problemen had met ene Alexandrine, die hij gebruikte om geheime post te smokkelen. ‘Daar had hij een notitie over achtergelaten voor zijn opvolger. Zoals diplomaten dat vandaag de dag nog steeds doen, met instructies. Zo van: vertrouw de ambassadeur van Frankrijk maar niet. Hij werkte met Alexandrine samen, maar hij was er ook achter gekomen dat zij hem bespioneerde.’

Postnetwerken

Akkerman is meteen geïntrigeerd. Zo ontdekt ze dat Alexandrine, gravin van Taxis, een invloedrijke vrouwelijke spion was, een postmistress met een belangrijk Europees postnetwerk.

‘Om je post van A naar B te krijgen, had je boodschappers nodig’, zegt Akkerman. Of je gebruikte je eigen postbezorgers, of je maakte gebruik van een postnetwerk. Die netwerken werden door mannen gerund; Alexandrine was een uitzondering als postmeester, zij nam die baan van haar man over na zijn dood.

‘Ze had hoofdkantoren in Brussel en Gent, haar netwerk reikte tot in Frankrijk, Engeland en Portugal. Ze had een monopolie. Haar postnetwerk vormde de basis van haar spionageactiviteiten. Hoe haar spionagenetwerk er precies uitzag, weet ik niet, maar ik vermoed dat ze op allerlei plekken in Europa sleutelfiguren had die ze vertrouwde.

‘Alexandrine probeerde, in het geheim uiteraard, zo veel mogelijk belangrijke post te onderscheppen. Dat gebeurde in een zogenoemde Zwarte Kamer. In Brussel had Alexandrine zo’n kamer: mannen en enkele vrouwen openden in een achterkamertje in korte tijd alle post, lazen de brieven, decodeerden ze, schreven ze over en maakten ze weer dicht, zodat de ontvanger niet kon zien dat ermee geknoeid was.

‘Zegels nabootsen, dat was best nog een klus. Echt een ambacht. En niet alle brieven waren natuurlijk interessant. Zie het een beetje zoals Google nu met ons omgaat: alles analyseren, bekijken en bijhouden, omdat je van tevoren niet weet wat wel of niet bruikbaar is. Google doet het voor de advertenties, zij zochten geheimen en patronen.

‘Je kon uiteraard ook je eigen boodschapper inzetten om berichten over te brengen. Die moest je dan wel vertrouwen. Wat ook gebeurde: dat een boodschapper de inhoud van de boodschap zelf niet begreep of slechts een deel, of dat de brief met onzichtbare inkt was geschreven, of in codetaal. Een deel van deze geheime boodschappers was vrouw; wasvrouwen waren populair, als analfabeet konden die de inhoud van de brief toch niet lezen. Vrouwen gingen in hun eentje te paard door de bossen om de boodschap ‘morgen valt het leger Newcastle binnen’ over te brengen.’

Een 17de-eeuwse WikiLeaks

Tijdens een veldslag in 1645 is een grote hoeveelheid correspondentie onderschept. Het mondde uit in een WikiLeaks avant la lettre: The Kings Cabinet Opened. Nadine Akkerman: ‘Het was een ongeschreven wet dat je brieven van de koning niet openbaar maakt, maar het parlement voerde natuurlijk een slinkse strijd. Ze besloten het wel te doen, om te laten zien hoe achterbaks de koning en de koningin waren. Tussen de belangrijke documenten zaten ook heel veel brieven van ambassadeurs met geroddel. Net als bij WikiLeaks.’

‘The Sealed Knot’

Al speurend in de archieven stuit Akkerman telkens weer op een nieuwe (prominente) vrouw die een rol als spion heeft gespeeld. Langzaam maar zeker komt ze tot de conclusie dat vrouwelijke spionagenetwerken een belangrijk deel uitmaakten van het Britse diplomatieke verkeer in de vroege 17de eeuw.

Eerdere historici wezen al op de rol van spionnen gedurende de Britse burgeroorlogen en her en der duikt er weleens een vrouw in de academische literatuur op die ‘spionageachtige handelingen’ verricht. Maar met haar onderzoek laat Akkerman voor het eerst zien hoe georganiseerd en wijdverbreid de vrouwelijke aanwezigheid in spionnennetwerken – met aan koningsgezinde zijde namen als The Sealed Knot of The Great Trust – in deze periode was.

‘Tijdens de Britse burgeroorlogen probeerden de royalisten en de republikeinen elkaar continu te bespioneren – om uit te vinden wie wanneer wie ging aanvallen, om informatie te vergaren over veldslagen, tactieken, het gevangenzetten of bevrijden van de koning en zijn uiteindelijke executie, en later het terugkrijgen van diens zoon op de troon. Dat gebeurde op grote, georganiseerde schaal en hoewel het merendeel van de spionnen man was, waren er een hoop vrouwen als spion actief.’

Uitstekend voor een film

Een van Akkermans hoofdpersonages is Susan Hyde, de zus van Edward Hyde, een belangrijke minister. Onder schuilnamen als Mrs Simburbe of miss Edwards, werkte Hyde voor de koning. Ook zij was een postmeester, ontdekte Akkerman na verloop van tijd. Maar dan van een ondergronds postnetwerk. ‘Zij heeft in het geheim een grote politieke rol gespeeld, door voor haar broer en de koning tal van geheime boodschappen over te brengen.’

Susan Hyde kwam uiteindelijk op tragische wijze aan haar einde. ‘Ze is verraden, ontmaskerd en gevangengezet in Lambeth Prison – een van de strengere gevangenissen, waar alleen mannen zaten. Haar broer kon haar niet redden.

‘Haar verhaal zou zich uitstekend lenen voor een film. Een aardig aspect is dat niet bekend is hoe het afliep. Het enige dat ik weet, is dat ze drie weken later dood was. Ze overleed in de gevangenis, maar niemand weet hoe. Er is alleen een brief van een hofmeisje dat in eerste instantie bij haar mocht blijven. Zij schrijft dat Susan urenlang onder schot werd gehouden, dat de kleren van haar lijf werden gerukt en dat ze naakt in een cel vol ratten werd gegooid. Als ik die film zou maken, zou ik haar misschien wel laten leven en laten ontsnappen.’

Vrouwen uit alle lagen van de bevolking werden ingezet, ontdekte Akkerman. De recepten voor onzichtbare inkt gingen in sommige families over van moeder op dochter. Je had vrouwen die in dienst werden genomen, maar ook fraudeurs, die zichzelf aanmeldden.

Het eigenbelang van de Britse post

Nadine Akkerman vergelijkt de uitvinding van de Britse post als publieke dienst in 1655 met Facebook, qua heimelijk eigenbelang. ‘Cromwell was op dat moment als Lord Protector aan de macht in de tijdelijke republiek. Hij zei: kijk mensen, we hebben nou toch iets moois, daar mogen jullie allemaal gratis gebruik van maken. Dat hij in ruil wel eerst even alles wilde lezen, zei hij er niet bij. Toen mensen dat begonnen te vermoeden, gingen ze er rekening mee houden, vandaar al die recepten voor onzichtbare inkt.’

Femme fatales?

De naam Mata Hari valt snel als Akkerman vertelt over haar werk. ‘De femme fatale, de verleidster van belangrijke mannen: dat is een beetje het basisbeeld van de vrouwelijke spion. Ik denk ook zeker dat mensen, vrouwen én mannen, hun seksualiteit gebruiken om dingen voor elkaar te krijgen. Maar het lijkt erop dat vrouwen – net als mannen indertijd – vooral informatie vergaarden door brieven te openen, door af te luisteren, door te liegen en te bedriegen, veel meer dan door met iemand het bed in te duiken. Al heeft dat vast ook te maken met bewijsvoering. Pillow talk is natuurlijk niet vastgelegd.’

‘Wel lijken op spionage betrapte vrouwen minder vaak te worden bestraft dan mannen. Die laatsten werden onmiddellijk opgehangen als ze waren ontmaskerd. Bij een vrouw dacht men toch: een dame doet zoiets niet. Al moet ik hier de kanttekening bij plaatsen dat dat gold voor vrouwen uit de hogere klassen. Wat er gebeurde met vrouwelijke spionnen uit lagere klassen, weet ik vaak niet. Ik las in een brief: ik zet haar nu vast in Tynemouth Castle. Vervolgens houdt het spoor op. Werd ze weer vrijgelaten? De kans dat ze levenslang vastzat, is nihil: er was veel te weinig plek in gevangenissen en mensen moesten vaak betalen voor hun eigen verblijf in een cel. Kon je dat niet betalen, tja, dan werd je een kopje kleiner gemaakt. Dus wat gebeurde er met vrouwen die niemand zou missen? Ik kreeg er een naar gevoel bij.’

Hoe Nadine Akkerman erin slaagde een netwerk van vrouwelijke spionnen bloot te leggen

Haar onderzoekswerk had ook wel iets weg van spionnenarbeid, vertelt Akkerman. Als een medewerker van een Zwarte Kamer las ze brieven, oneindig veel brieven. In de hoop op iets interessants te stuiten, een patroon of een geheim. Vijf jaar in archieven, toen een jaar op een zolderkamer in het bos om alle archiefinformatie te ordenen en vervolgens het schrijven van haar boek op haar werkkamer.

Om overzicht te houden bestelde ze een reusachtig whiteboard, waarop ze alle namen en bijnamen van haar spionnen en bijfiguren schreef. Met lijnen visualiseerde ze de onderlinge verbanden, als een detective op zoek naar een seriemoordenaar.

Ze leerde handschriften en vouwtechnieken herkennen (brieven werden in veel gevallen op een speciale wijze gevouwen), las brieven in codetaal, wat volgens Akkerman niet zo ingewikkeld is als je zou denken. ‘Je moet een paar brieven hebben en aanwijzingen, en dan kun je aan de gang. Vaak werd het alfabet wat verschoven of werden mathematische verschuivingen gebruikt: a = 10, b = 20, c = 30. En belangrijke personen kregen hun eigen code of nummer, 160 voor de koning, 170 voor de koningin bijvoorbeeld.

‘Wat ingewikkelder was: de meeste brieven gaan nergens over. Over de gezondheid van tante Betsy bijvoorbeeld. Maar is dat echt zo of bedriegt de schijn? Je wordt paranoïde van dit werk, gaat dingen zien die er misschien niet zijn. En je moet heel veel puzzelen, want de meeste vrouwen namen meer identiteiten aan. De ene keer waren ze Isabella, de week erop Mary, dan weer Diana.

‘En spionnen liegen natuurlijk, dat maakt het voor een onderzoeker ontzettend lastig om dichter bij die waarheid te komen. Het lukt alleen door heel veel brieven te lezen en te hopen dat je op iets stuit dat je theorie bevestigt. Soms stond ik dan echt te springen in mijn kamer.’

Hoewel het boek inmiddels is verschenen, is het parallelle universum van de vrouwelijke spionnen voor Akkerman nooit ver weg. ‘Ik heb nog steeds overal aantekenboekjes: in mijn handtas, naast mijn bed, zelfs op de wc, voor als ik een ingeving heb.

‘Om mijn ontdekking van Susan Hyde als postmeester te staven, heb ik mijn bevindingen aan tal van Edward Hyde-kenners voorgelegd. Je gaat aan jezelf twijfelen, omdat er zo veel boeken over hem zijn geschreven, maar zijn zus nergens wordt vermeld. Maar iedereen vond mijn bevindingen overtuigend. Het heeft toch te maken met een andere blik, ik heb me tijdens het archiefwerk alleen gericht op haar, op elke passage waarin haar naam of een van haar schuilnamen opduikt.’

Akkerman kon niet alle geheimen ontrafelen. Zo eindigt ze haar boek met ene Blanck Marshall, wat letterlijk zoiets betekent als de Lege Agent, de Naamloze Spion. ‘Ik stuitte op een aantekening van de Spymaster, het hoofd van de geheime dienst, met de codenamen van deze spion. Vijf vrouwen- en vijf mannennamen. Nog altijd weet ik niet of Blanck Marshall een man of een vrouw was.

‘Vrouwen hadden in die tijd een groot voordeel: er werd gedacht dat vrouwen toch niet politiek actief waren. Ook was een vrouwenhandschrift, veel meer dan nu, goed te onderscheiden van een mannenhandschrift. Lang dacht men: die vrouwenbrieven hoeven we niet te openen, daar staat niks boeiends in. Al is er wel een omslagpunt op het moment dat beide partijen doorhebben: hé, zij gebruiken ook vrouwen. Mijn werktheorie is nu dat Blanck Marshall een man was die vrouwenhandschriften nabootste.’ Lachend: ‘En ik zal niet rusten tot ik dat mysterie heb opgelost.’

Nadine Akkerman, Invisible Agents: Women and Espionage in Seventeenth-Century Britain. Oxford University Press 2018; 288 pagina’s; € 22,99.

Nadine Akkerman. Beeld Rob Blackham
Nadine Akkerman.Beeld Rob Blackham

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden