CultuuroorlogIsraël

Kritische kunstenaar wordt in Israël gezien als ­verrader

Schrijvers, kunstenaars, wetenschappers en journalisten moeten in het Israël van Netanyahu op hun tellen passen.

Sacha Kester
Een parlementslid neemt in juli 2018 een foto met premier Netanyahu, nadat een omstreden wet is aanvaard die bepaalt dat Israël de staat is van het Joodse volk.  Beeld AP
Een parlementslid neemt in juli 2018 een foto met premier Netanyahu, nadat een omstreden wet is aanvaard die bepaalt dat Israël de staat is van het Joodse volk.Beeld AP

Voor Etgar Keret stortte er in 2014 een muur in. De Gaza-oorlog was in volle gang, en zijn vrouw vroeg tijdens het ­Internationale Film Festival in ­Jeruzalem om een minuut stilte voor vier Palestijnse kinderen die waren omgekomen door een Israëlische raket. De zaal rea­geerde geschokt. Boos. ‘Op ­sociale media werd nog ­dagenlang besproken op welke ­manieren ze vermoord moest worden’, vertelt Keret. ‘Zouden ze haar stenigen, of eerst tot bloedens toe verkrachten en daarna in brand steken?’

De foto bovenaan dit artikel, de omstreden wet die op dat moment was aangenomen en het het boek Animal Farm van George Orwell inspireerden Avi Katz tot een cartoon in het magazine van The Jerusalem Post. De cartoon kostte hem zijn contract met de krant.  Beeld Avi Katz
De foto bovenaan dit artikel, de omstreden wet die op dat moment was aangenomen en het het boek Animal Farm van George Orwell inspireerden Avi Katz tot een cartoon in het magazine van The Jerusalem Post. De cartoon kostte hem zijn contract met de krant.Beeld Avi Katz

Keret, die als schrijver wereldfaam vergaarde met zijn absurdistische korte verhalen, zit aan het ontbijt in een café in Tel Aviv. Een tafeltje verderop worden twee glazen wijn ingeschonken.

‘De haat was overweldigend’, zegt ­Keret. Zijn vrouw is de actrice en filmmaker Shira Geffen. Het echtpaar is gewend op straat herkend te worden, maar gevoelsmatig stond er altijd een muur tussen hun werk en hun persoonlijke leven. ‘Daar brak de haat doorheen. Plotseling waren we geen kunstenaars meer die zich kritisch uiten, maar verraders. ­Mensen die hun eigen land probeerden te vernietigen.’

Met de verkiezing van Benjamin ‘Bibi’ Netanyahu in 2009 maakte Israël een flinke ruk naar rechts en in de tien jaar dat hij aan de macht is, botste het geregeld tussen de autoriteiten aan de ene kant en artiesten, mensenrechtenactivisten, wetenschappers en journalisten aan de andere kant. Mensen die het beleid ­bekritiseren, worden door de premier ­afgeschilderd als vijanden van de staat. Een gevaarlijke ontwikkeling, vinden zij, maar onder een flink deel van de bevolking is Netanyahu razend populair en de kans is groot dat hij aanstaande dinsdag de verkiezingen wint. De campagnes gaan niet over de economie, en al helemaal niet over de Palestijnse kwestie – wel over de veiligheid van Israël, maar nooit over een eventueel vredesproces. De stembusgang is vooral een referendum over de vraag of Netanyahu mag aanblijven. Is dat het geval, dan is Bibi deze zomer de langstzittende premier van Israël.

‘Het is dubbel’, zegt Ilana Dayan. De onderzoeksjournalist en presentator van het programma Uvda, een soort Nieuws­uur, zit in haar werkkamer en kiest haar woorden zorgvuldig. ‘Israël is een fantastisch land, met een divers medialandschap, en Netanyahu is een zeer intelligente en kundige man. Tegelijkertijd is er een cultuuroorlog gaande. Iemand als ik, die als liberaal wordt gezien, zit constant in het defensief.’

In 2016 deed haar programma onderzoek naar de vertrouwelingen rond Netan­yahu, maar Bibi weigerde het daarover te woord te staan. De redactie mailde hem dertig vragen en kreeg vijf pagina’s antwoord op schrift. Dat begon met de mededeling dat ‘de extreem-linkse Dayan’ dit toch niet zou lezen, omdat zij ‘alleen maar uit was op zijn val’. ‘We hebben er lang over nagedacht wat we ermee moesten’, zegt Dayan. ‘Uiteindelijk heb ik de hele tekst op televisie voorgelezen.’

De persvrijheid in Israël is altijd groot geweest, maar volgens de Amerikaanse ngo Freedom House is die onder Netan­yahu sterk verminderd. Er wordt steeds meer politieke druk op de media uitgeoefend en de premier, die van 2014 tot ­februari 2017 ook minister van Communicatie was, valt journalisten persoonlijk aan. Ver voor Donald Trump smaalde ­Netanyahu al op de leugenachtige media en zette hij personen op sociale media weg als onbetrouwbaar. Toen hem daarnaar werd gevraagd op een conferentie voor buitenlandse journalisten, verklaarde Bibi dat hij ‘er lol in had’.

Diepe littekens

Volgens Dayan stamt de verbetenheid van Netanyahu uit zijn eerste termijn als premier. Tegen alle verwachtingen in won hij in 1996 de verkiezingen. Yitzhak Rabin, de architect van de vredesakkoorden van Oslo, was nog geen jaar eerder vermoord, en zowel de linkse elite als de media konden er niet over uit dat rechts had gewonnen. ‘Ze zagen hem niet als ­iemand van een andere politieke kleur, nee, ze verachtten hem, en lieten dat constant merken. Dat heeft diepe littekens achtergelaten bij Netanyahu, en toen hij in 2009 weer werd gekozen, nam hij wraak. Bibi won weer in 2013, en weer in 2015, en bij elke nieuwe termijn werd de sfeer grimmiger.’

Die houding beperkt zich niet tot de relatie tussen de premier en zijn zelfverklaarde ­vijanden; ook zijn achterban en andere politici keren zich tegen iedereen die ­‘anders’ denkt. Toen journalist Gideon Levy zich in 2015 in de krant Haaretz uitsprak tegen de oorlog in Gaza, werd hij door een parlementariër beschuldigd van verraad. Op straat werd hij zo vaak bespuugd en bedreigd, dat hij besloot bodyguards in te huren. Om dezelfde ­reden durft actrice Einat Weizman niet meer in Israëlische theaters op te treden: nadat iemand een oude foto op Facebook had geplaatst waarop zij een T-shirt met de tekst ‘Free Palestine’ droeg, werd ze ­zowel op sociale media als op straat agressief benaderd.

‘De afgelopen tien jaar is er in Israël een haatcultuur ontstaan’, zegt Joseph Atras. Hij is voorzitter van het bestuur van Al-Midan, het enige Palestijns-Arabische theater van Israël. Omdat de regering alle subsidie heeft stopgezet, houdt hij de boel draaiende met vrijwilligers. In 2015 voerde Al-Midan het stuk Een Parallelle Tijd op, over zes politieke gevangenen, van wie er één toestemming heeft gekregen om te trouwen. De schrijver van het stuk gebruikte brieven van gevangenen als basismateriaal, waaronder die van de Palestijn Walid Daka, die levenslang heeft gekregen voor het doden van een Israëlische soldaat.

Het stuk werd tientallen keren in het Arabisch opgevoerd zonder dat er een haan naar kraaide, maar toen er ­Hebreeuwse ondertiteling werd toegevoegd, kwamen er protesten en uiteindelijk besloot de regering de subsidie te bevriezen. ‘We zijn verworden tot een middel om meer stemmen te krijgen’, concludeert Atras bitter. ‘Arabieren zijn de vijand, en Netanyahu doet het voorkomen alsof hij ze met blote handen kan verslaan.’

Loyaliteitswet

Het besluit om Al-Midan zijn geld te ontnemen, komt van Miri Regev, voormalig woordvoerder van het leger en sinds 2015 minister van Cultuur. Ze legde financiële sancties op aan gezelschappen die niet optreden voor kolonisten in de bezette gebieden, ontwierp een wet die ‘fatsoenlijke kleding’ voor artiesten voorschrijft en presenteerde de Loyaliteitswet, die haar het recht zou geven artiesten en instellingen fondsen te ontzeggen als ze kritiek uitoefenen op de staat Israël. De vrijheid van meningsuiting zou gewaarborgd blijven, maar, zo zei ze, ‘ik ben geen pinautomaat’.

‘Er is geen sprake van directe censuur’, zegt Chen Tamir, curator bij het Centrum voor Hedendaagse Kunst in Tel Aviv, ‘maar artiesten en instellingen zijn voorzichtig geworden. Ze willen geen problemen.’

En dat terwijl kunst en de natie in het verleden innig met elkaar verbonden ­waren. Het idee voor het land Israël en het zionisme ontstonden bij de schrijver Theodor Herzl. Het nationale theater ­Habima was er eerder dan ­Israël zelf, en de staat werd op 14 mei 1948 uitgeroepen in het Tel Aviv Museum. ‘Kunst geeft vorm aan de werkelijkheid’, zegt Tamir. ‘Theatermakers, filmmakers, dichters en schrijvers hebben altijd een centrale rol gespeeld in het debat over wie we zijn. De kunstwereld kan het discours echter niet met gebonden handen op gang houden.’

Haim Weiss, hoogleraar literatuur, ­ervaart hetzelfde aan de Ben-Gurion Universiteit in Beersheva. ‘Ik zie dat mensen steeds minder hun mond opendoen. Als ik tijdens de les iets kritisch zeg, krijg ik een paar dagen later van het universiteitsbestuur te horen dat er over me is ­geklaagd. Dat heeft geen gevolgen, ik word niet ontslagen of gekort op mijn ­salaris, maar de boodschap is duidelijk: er wordt op je gelet!’

Begin jaren negentig heerste er in ­Israël een heel ander klimaat: links was aan de macht, het land kende een actieve vredesbeweging en schrijvers publiceerden kritische essays, waarop politici weer reageerden met een essay. Maar het vredesproces mislukte, er volgde een golf van zelfmoordaanslagen en een tweede intifada. Rechts won de verkiezingen met de belofte hier hard tegen op te treden. Het vredesproces was van tafel: de Palestijnen moesten eerst maar eens bewijzen dat er met hen te praten viel.

Al die tijd bleven de media uiterst ­kritisch. ‘Alsof Israël zich ergens voor moest verontschuldigen’, zegt Matan ­Peleg, voorzitter van Im Tirtzu, een ngo die rechts bewustzijn en het zionistisch gedachtengoed in Israël promoot. ‘Het was demoraliserend en mensen begonnen zich eraan te ergeren. Ik weet nog dat mijn vader zich woedend afvroeg waarom al die columnisten hun eigen land zo afvielen, terwijl er juist behoefte was aan kracht en eenheid.’

Wat zeker hielp, zegt de 38-jarige Peleg, was de komst van sociale media. ‘Hierdoor konden linkse media niet meer ­dicteren wat je moest denken, en vonden burgers hun informatie zonder tussenkomst van de elite.’

Hij pakt er een grafiek bij: een driehoek die is opgebouwd uit drie lagen. Het topje is de elite (wetenschappers, ­media, non-gouvernementele organisaties, cultuur en het juridische systeem, staat er voor de duidelijkheid bij geschreven), in het midden de politiek, onderaan de burgers. Peleg tekent een paar pijlen. ‘Het volk kan de politiek maar eens in de vier jaar ter verantwoording roepen. De elite doet dat elke dag. En de politiek correcte elite (hup, nog een pijl, van de top naar beneden) hamert er elke dag op dat we zwak en slecht zijn.’

Wat Peleg betreft is het een goede zaak dat dit wordt aangepakt. ‘Er zijn nu meer rechtse geluiden op tv en in de kranten. Buitenlandse activisten die Israël zijn Joodse karakter willen ontnemen, zijn niet meer welkom. En wij geven geregeld lezingen op universiteiten, omdat iemand daar het rechtse bewustzijn moet promoten.’ Want vergis je niet, onderstreept Peleg, de positie van Israël is zoveel meer dan een filosofisch onderwerp. ‘We moeten heel, heel sterk blijven, anders wordt ons land vermorzeld. Het is geen spelletje: mensen sterven hier!’

Dat is precies de reden waarom Miki Kratsman, een fotograaf die het conflict al meer dan dertig jaar volgt, niets over de cultuuroorlog wil zeggen. Hij zou in 2010 samen met de Chinese kunstenaar Ai Weiwei duizenden portretten van ­Palestijnen exposeren in het Museum voor de Kunsten in Tel Aviv, maar de tentoonstelling ging niet door. Formeel omdat er een foutje in de planning was geslopen, maar de meeste Israëlische kunstenaars beschouwen het als een geval van zelfcensuur.

‘Moet ik daarover klagen?’, zegt Kratsman (60) in een café in Tel Aviv, vol mooie, jonge mensen aan het bier of een cocktail. ‘Aan de andere kant van de muur gaan er mensen dood, en wij hebben het over problemen in de cultuur­sector?’

Kratsman wijst om zich heen, en zegt dat 90 procent van dit cafépubliek soldaat is. Elke Israëliër moet drie jaar het ­leger in, en dient daarna tot zijn 40ste nog elk jaar een maand als reservist. ‘Dat doet iets met je manier van denken. En dat maakt het zo gemakkelijk voor Netan­yahu om de democratie af te breken. Want dit is geen democratie waarin de rechten van elke ingezetene beschermd worden. Ik kan morgen op een kistje in de stad gaan staan en zeggen wat ik wil – er zal mij niets gebeuren. Maar een ­Arabier hoeft het niet te doen!’

Democratie verkruimelt

Ook Nir Baram noemt Israël ‘een niet-­democratisch, racistisch land’. De zeer getalenteerde 42-jarige schrijver wordt wel gezien als de opvolger van David Grossman en de vorig jaar overleden Amos Oz. Net als Grossman in de jaren tachtig, ging Baram in 2015 naar de bezette gebieden om daar te praten met de bewoners. Wat resulteerde in een boek en een televisieserie.

Dat er onder Israëliërs nauwelijks wordt gepraat over de Palestijnen, of over een vredesproces, komt niet door de cultuuroorlog, stelt Baram. ‘We leven in het grootste Joodse getto ter wereld. Een comfortabel getto, zeker, en ook nog een met een internationaal vliegveld. Maar we zijn alleen nog onder elkaar. Voor veel mensen is het prima zo, met de Palestijnen achter de muur, en er is weinig interesse voor het lijden van de Arabier die men niet kent en die men vreest.’

Toch zullen we er samen uit moeten komen, zegt Baram. ‘We zitten hier op een klein stukje land en het enige alternatief is oorlog. Daarom móét Netan­yahu weg. Nadat hij alle mogelijkheden voor een oplossing heeft geëlimineerd en de haat heeft aangewakkerd, zal de apartheid in dit land alleen maar toenemen. Wat er nog over is van onze democratie, zal verder verkruimelen.’

Een nieuw vredesproces komt er pas door maatschappelijk debat, zegt Etgar Keret. ‘Dat werd altijd in gang gezet door filmmakers, dichters en schrijvers, en nu is dat dood. Israël heeft vaak oorlog moeten voeren, maar daarbij mogen we de belangrijkste strijd niet uit het oog verliezen: die met onszelf.’

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden