Kil spel tegen een wand van smeltende ijsblokken
THEATER..
In weinig toneelstukken wordt de complexe relatie tussen vader en zoon indringender getoond dan in De moed om te doden van de Zweed Lars Norén. Tijdens een doorwaakte nacht vol drank bestoken een vader en zoon elkaar met bittere verwijten. De onmacht om je eigen vlees en bloed lief te hebben of te haten, hoge verwachtingen die omslaan in minachting, alles komt naar buiten.
Hard en meedogenloos flitsen de verwijten heen en weer. De twee mannen hebben zo onwrikbaar stelling genomen dat er weinig anders dan treurnis overblijft. De zoon verafschuwt zijn vader vanwege zijn drankzucht en zijn serviele gedrag. De vader koketteert met ziekte en eenzaamheid. Hij schept op over zijn horecaverleden en probeert zijn zoon, bij wie hij logeert, over te halen tot wat normale vriendelijkheid.
Zodra de vriendin van de zoon zich vertoont, verandert de vader in een charmante bon-vivant. Hij laat haar rijkelijk delen in zijn wijn en overlaadt haar met complimenten. De zoon heeft de alcohol afgezworen en vertrekt. Onafwendbaar komt het moment waarop de vader zich aan het meisje wil vergrijpen. Onder de ogen van zijn zoon. Dan liggen alle ingrediënten klaar voor de finale afrekening.
Alize Zandwijk die het stuk bij het RO Theater regisseert, had de beschikking over twee voortreffelijke acteurs. Herman Gilis als vader - met bril en pruik om zijn te jonge uiterlijk te compenseren - en Mark Rietman die met zijn gemillimeterde kop een sterke variant neerzet van Kiet, zijn veel geprezen rol in de televisieserie Oud Geld.
Aanvankelijk zitten ze simpelweg aan een tafeltje te praten. Gilis met een nasale stem die hem iets zeurderigs en onzekers geeft. Maar daaronder woelt de opschepper, de dronkenlap die van geen vrouw af kan blijven, alleen oog heeft voor zichzelf en zijn zoon kleineert wanneer hij de kans krijgt.
Gilis toont dat door groteske accenten: een hard, ongearticuleerd uitschietende stem of wijd zwaaiende armen. Zulke grote gebaren tillen het spel weliswaar de grote zaal in, maar ze zijn tegelijkertijd zo grof dat ze nauwelijks ruimte laten voor subtiliteit. De vader wordt zo te vaak gereduceerd tot een brallende praalhans met wie we moeilijk mee kunnen voelen.
Tegenover zoveel geweld heeft Rietman het moeilijk met zijn ingehouden, krampachtige figuur. Schokkerig trekt hij met zijn hoofd, zijn schouders en handen kennen geen moment rust en zijn tenen wippen gedurig op en neer. Toch is hij de enige die ontroert. De jonge, mij onbekende Anke Engels als de vriendin van de zoon, jongleert daar onbekommerd naturel, maar volstrekt levensecht tussendoor.
Vooral in de enscenering zoekt Zandwijk naar manieren om het realisme van de gebeurtenissen een meer universele betekenis te geven. De kale toneelvloer wordt gedomineerd door een kolossale achterwand van traag smeltende ijsblokken. Dat voegt niet alleen letterlijk kilte toe - de kou slaat als een golf de zaal in - de omgeving heeft de knusheid van een lege fabriekshal, elk sprankje liefde moet hier wel verkillen.
In dat abstracte decor krijgen de acteurs alle ruimte, maar ze missen ook het houvast van handelingen om tegenwicht te bieden aan de tekst. Dat geeft de dialoog, vooral in de eerste helft, iets monotoons. Pas als de acteurs loskomen van de tafel, slaat de beklemming toe. Meedogenloos. Dat slot is ronduit onthutsend. Dan zie je ook de vader even breken. Was dat maar eerder gebeurd.