InterviewKarmit Fadael
Karmit Fadael: ‘Het lijkt alsof je meer je best moet doen om serieus genomen te worden als je je uiterlijk belangrijk vindt’
Een relletje zorgde ervoor dat iedereen in de muziekwereld op zijn minst haar naam leerde kennen. Na haar studie aan het conservatorium dacht componist Karmit Fadael dat ze zou moeten schrapen om te overleven, maar inmiddels gaat het haar voor de wind. En dat terwijl ze toch echt geen moeilijk kijkende oudere man in fleecetrui is.
Karmit Fadael (25) opent een lade van een kast in haar Hilversumse studentenhuis. Ze haalt er een paar witte loafers uit. ‘Dit is vintage Gucci, model 1953. Echte classics, tweedehands gekocht voor 50 euro. Ik hou van dat vakmanschap. Toen ik hier vorig jaar naartoe verhuisde, heb ik tien zakken kleding weggedaan. Ik heb nu veertig, vijftig paar schoenen over. Ik vind dat best schappelijk voor een vrouw.’
Fadael, componist van de Instagram-generatie, half-Israëlische met Friese tongval, wil iets rechtzetten. De hedendaagse componist hoeft niet ‘een moeilijk kijkende oudere man in fleecetrui’ te zijn. Van haar lichting studenten compositie is ongeveer de helft vrouw. ‘Maar in het wereldje lijkt het nog wel alsof je meer je best moet doen om serieus genomen te worden als je je uiterlijk belangrijk vindt. Ja, ik maak serieuze muziek én selfies.’
Je hoort haar verder niet klagen: daarvoor heeft Fadael momenteel weinig reden, althans, niet wat haar werk betreft. Het Residentie Orkest voert dit seizoen stukken van haar uit, de Vrienden van het Radio Filharmonisch Orkest gaven haar een stipendium om vier werken voor dat orkest te componeren. Een daarvan, Nachtgezang, gaat zondag in première in Podium Witteman op NPO 2. Het is als het interview plaatsvindt nog niet af, maar er komen klankschalen in voor en een lithofoon, een soort xylofoon met stenen – altijd leuk.
Succes dus, en dat terwijl ze na haar studie, aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag, dacht dat ze zou moeten schrapen om te overleven. Ze werkte als babysitter, als fondsenwerver en marketeer. Dat waren dan nog de betere baantjes.
‘Toen ik in 2019 net afgestudeerd was, geen werk had en mijn huur niet meer kon betalen, had ik een gesprek met een van mijn docenten. Hij zei: als ik jou was, zou ik snel iets zoeken, in de schoonmaak is altijd plek. Dat was aardig bedoeld. De klassieke muziek is natuurlijk echt een rotsector om geld in te verdienen. Toen heb ik twee weken in een hotel gewerkt, in de turndown. Weet je wat dat is? Dat is een service die alleen vijfsterrenhotels bieden. Het betekent dat als gasten gaan slapen, jij de gordijnen voor ze dichtdoet, terwijl ze erbij zijn. Je zet een theetje voor ze en zet het bed klaar zodat ze er meteen in kunnen schuiven. Ik voelde me alsof ik in een diepe put was beland waar ik niet uit kon komen.’
Gelukkig kwam er een compositieopdracht. Een relletje zorgde ervoor dat iedereen in de muziekwereld op zijn minst haar naam leerde kennen. Op 12 oktober 2019 zou er een kort stuk van haar worden uitgevoerd bij de inauguratie van Karina Canellakis als dirigent van het Radio Filharmonisch Orkest. Voortaan zou Karmit Fadael kunnen zeggen dat haar werk was gespeeld in het Concertgebouw in Amsterdam, bij een historisch evenement nog wel: voor het eerst kreeg een professioneel Nederlands symfonieorkest een vrouwelijke chef-dirigent.
Maar het verrassingsstuk werd geannuleerd, hoewel het al af was. Het was aangevraagd door de concertserie de ZaterdagMatinee, maar de directie van het orkest zei dat ze nooit een uitvoering hadden toegezegd. Een teleurgestelde Fadael deed haar verhaal in de Volkskrant: ‘Mij werd verteld dat het orkest het niet wilde doen omdat er te veel van het concert afhing: het zou bepalend zijn voor hoe er tegen Canellakis en het orkest zou worden aangekeken.’ Orkestdirecteur Roland Kieft reageerde dat het korte stuk ‘zou afleiden van de hoofdtaak’ (een symfonie van Sjostakovitsj) en wilde ‘dat risico niet nemen’.
Fadael: ‘Ik kreeg een paar bezorgde reacties. Die mensen dachten dat ik zelf de krant had benaderd, wat niet zo was, en dat het career suicide was om me hierover uit te spreken. Er waren ook wat organisaties die juist wilden meeliften op het schandaal, die zeiden: dan gaan wij het wel uitvoeren.
‘Als componist moet je dankbaar zijn als je eens wordt gespeeld, je moet vooral geen kritiek uiten. Ik was ook bang wat er zou gebeuren na dat nieuwsbericht. Nee, ik weet niet of het stipendium dat ik nu van het orkest heb gekregen, iets met de rel te maken heeft. Maar ik denk inmiddels wel dat het goed is om een beetje voor jezelf op te komen.’
Ze heeft een werkbeurs van het Fonds Podiumkunsten gekregen voor een vioolproject. 9.500 euro, daarmee is ze een half jaar van de straat. Zijn er eigenlijk nog wel componisten die een stuk maken gewoon omdat zij dat willen, zonder dat ze een uitvoering in het vooruitzicht hebben? ‘Ja, dat komt nog voor, maar weinig. Zo’n beurs kun je alleen krijgen als je optredens kunt opgeven. Ik zou het ook niet kunnen, denk ik, zonder duidelijk doel. Ik voel me bevoorrecht, maar ik werk ook hard. Ik denk dat dat door mijn moeder komt. Zij heeft het goede voorbeeld gegeven.’
Hoe dat werken – componeren dus – er dan uitziet? Fadael werkt het liefst zoveel mogelijk zonder computer, gewoon met potlood en lijntjespapier. Tot ze de partituur invoert in het programma Finale, het onder componisten beruchte notatieprogramma (‘echt een bitch’). ‘Bij het ene stuk denk ik meteen na over concept en vorm, een andere keer ga ik eerst improviseren. Dan zing ik en tegelijkertijd speel ik viool. Dat neem ik dan op en als er iets bij zit, schrijf ik dat uit. Daar voeg ik dan tegenstemmen aan toe. Vaak komt er iets heel kleins, dat vergroot ik dan uit en orkestreer ik.’
Wat vinden haar huisgenoten daarvan? ‘Haha. Het meisje in de kamer naast mij vindt het niet altijd even leuk, geloof ik, en de rest vindt het prima. Zij hebben er vrede mee, ze wisten waar ze aan begonnen toen ik hier kwam wonen. Eén meisje zegt dat ze er altijd heel erg van ontspant. Ik denk dat ze het irritanter vinden als ik toonladders studeer.’
De stukken die ze maakt, zou je kunnen omschrijven als miniaturen met het grote gebaar. Ze is eerder melodisch dan ritmisch georiënteerd, uit haar instrumentatie spreekt een nieuwsgierigheid naar klankmogelijkheden. Dat veel van haar stukken niet langer dan vijf minuten duren, is geen keuze, zegt ze. ‘Ik ben er wel aan toe om grotere vormen uit te proberen, maar je moet er wel voor worden gevraagd. Ik droom ervan om grote stukken voor een orkest te schrijven, maar een opdracht moet ook op het juiste moment komen. Aan de andere kant: als het Concertgebouworkest me om een symfonie zou vragen, zou ik nooit nee kunnen zeggen.’
Lachend: ‘Die korte composities passen wel bij deze tijd. Meer kunnen de mensen nu toch niet aan.’
Een van die korte stukken is Parting, dat in januari online in première werd gebracht door het Radio Filharmonisch. Het idee ontstond na het overlijden van haar vader, begin vorig jaar. Hij, een Israëlische ex-profvoetballer met ouders uit Egypte en Jemen, was in de tachtig. Kort na de geboorte van Karmit – in het Duitse kuuroord Treuchtlingen, waar haar moeder werkte als fysiotherapeut – gingen hij en haar Friese moeder uit elkaar. Haar moeder verhuisde naar Sneek, waar Karmit opgroeide.
‘De relatie met mijn vader was moeizaam. Ik had hem twee jaar niet gezien toen ik werd gebeld om bij hem langs te komen omdat hij dood zou gaan. Hij was zo vermagerd dat ik hem niet herkende. Voor mijn gevoel kon een ouder niet doodgaan. Als dat dan wel gebeurt, is dat heel gek. Ik realiseerde me ineens dat ik ook mijn moeder kan verliezen. Iedereen werd ineens zo sterfelijk voor me. Je beseft plotseling wat het leven is.
‘Parting gaat niet zozeer over hem, maar over het stervensproces. Ik ben niet de enige die het afgelopen jaar iemand heeft verloren. Wel heb ik er onze achternaam in verwerkt in een naammotief, de letters gekoppeld aan noten. Ik denk nu dat hij al langer dementerend was dan ik doorhad. Hij wist niet dat ik componeerde, ik dacht dat hij er niet geïnteresseerd in was. Ik denk dat hij wel trots zou zijn geweest op het stuk.’
De dood van haar vader had ook een positief gevolg. Ze wist ergens vagelijk wel van het bestaan van een halfzus, maar had het weggestopt. ‘Toen hij ziek werd, een paar jaar voor zijn dood, zei een neef van ons: het gaat slecht met jullie vader, nu gaan jullie het samen maar uitzoeken. Het was heel leuk om haar te ontmoeten. Had ik ineens een zus van 47 in Lelystad. Sindsdien ben ik tante van vier neefjes en nichtjes. We zien elkaar best regelmatig, we volgen elkaar op Insta.’
Ze wil haar familiegeschiedenis beter leren kennen, zegt ze. ‘Als 12-jarige besloot ik dat ik geen Ivriet meer met mijn vader wilde praten, ik weigerde gewoon. Nu probeer ik het weer op te krikken. Ik kijk Israëlische series, volg Israëlische influencers. Vorig jaar zou ik er voor het eerst naartoe gaan, maar dat ging niet vanwege corona.’ Wat ze verwacht? ‘Een rumoerig, chaotisch land, waar mensen luid praten en iedereen overtuigd is van zichzelf.’
De connectie met het land van haar vader blijkt uit titels van haar werk, zoals Sababa (het Hebreeuwse equivalent van ‘cool’) en Yachal. ‘Ik hou van Midden-Oosterse muziek, maar ik denk niet dat je dat heel duidelijk in mijn composities kunt horen. Laatst vroeg iemand: doe je ook iets met je achtergrond? Ik had de indruk dat diegene een diversiteitspuntje wilde scoren. Dan doe ik niet meer mee.’