Kaler en natuurgetrouwer krijg je het niet
Het was moeilijk om bij Philip Huffs (1984) vorige roman Niemand in de stad niet te denken aan De uitvreter van Nescio. De overeenkomsten in plot waren evident, maar vooral het levensgevoel tussen de regels door was nesciaans.
Huffs derde roman, Boek van de doden, herinnert onvermijdelijk aan De Avonden van Gerard Reve. Net als Reves debuutroman speelt het zich af in de week rond Kerstmis. En sfeer is belangrijker dan een dwingend plot. Felix Post wandelt als een Frits van Egters door Amsterdam, bezoekt hier en daar een vriend, voelt zich niet vrolijk, en probeert zijn lichamelijke klachten met pillen te dempen. Een ontmoeting met zijn ex-geliefde brengt verdrietige herinneringen naar boven.
Ja, Huff kent zijn klassiekers. Felix Post verhoudt zich ook voortdurend tot zijn literaire helden, dode schrijvers als Seamus Heaney, Tennessee Williams, Ernest Hemingway. Niet dat hem dat echt helpt. Huff zou kunnen beamen wat Reve zei: 'Het is nog altijd een wijd verbreide opvatting dat een schrijver uitzicht moet bieden. Ik zie dat niet in.' Boek van de doden is Huffs somberste boek tot nu toe.
Waar Niemand in de stad de lege wereld schetste van het studentencorps, richt Huff zich in zijn derde roman op de teleurstellingen van meer of minder beroemde (bijna) dertigers. De sterke verhalen en bacchanalen die de vorige roman een haast exotische aantrekkingskracht verleenden zijn nu slechts een herinnering: dertigers beginnen aan kinderen, hebben saaie banen op de Zuidas, of snuiven treurig lijntjes coke op de wc van een huisfeestje.
En waar Huffs vorige nog enigszins monter begon, is Felix al van het begin af aan zonder illusies, ten prooi aan nihilisme. Niets vervult hem met vreugde, 'alles herhaalt zich. Altijd.' Iedereen is beroemd, komt op tv, staat in de krant; iedereen wil gezien worden, en iedereen houdt elkaar in de gaten. Een beklemmende realiteit, waaruit de roman geen uitweg biedt.
Huff schrijft in een uitgebeende, hyperrealistische stijl die in de loop van zijn oeuvre radicaler lijkt te worden. Alles móét kloppen, zelfs spelfouten in Whatsappjes blijven staan. Personages worden tot hun merkjes aan toe beschreven, en zeggen voortdurend alleen 'ja', 'nee' of 'oké'. Kaler en natuurgetrouwer krijg je het niet. Nu en dan staat Huff zich alliteraties toe, en dat was het dan wel met de versiering.
Boek van de doden blijft uiteindelijk wat bleek, vanwege een gebrek aan contrast, of op z'n minst reviaanse humor. Conceptueel in orde, maar diepzinnig wil het niet worden.