'Journalistiek is niet per definitie fatsoenlijk'
Elsevier-hoofdredacteur Arendo Joustra trad onlangs terug als voorzitter van het Genootschap van Hoofdredacteuren. Door Sara Berkeljon..
‘Als je in de Nederlandse journalistiek niet plat praat, word je uiteindelijk hoofdredacteur.’ Een citaat van Jimmy Huizinga, in de jaren zestig redacteur van de Nieuwe Rotterdamse Courant. Het staat in het Handboek Hoofdredacteur, een bundel met ‘instructieve verhandelingen over de functie’, samengesteld door Arendo Joustra (52). De hoofdredacteur van Elsevier trad eind mei terug als voorzitter van het Genootschap van Hoofdredacteuren.
Een leuk citaat. Maar klopt het ook?
‘Het is niet meer dan een grappige uitspraak. Maar bij veel journalisten leeft dat sentiment nog steeds. Een hoofdredacteurschap betekent namelijk autoriteit, en een journalist controleert autoriteit. Dus wekt een hoofdredacteur achterdocht. Maar ja, iemand moet het doen hè.’
Wat is een goede hoofdredacteur?
‘Journalisten zijn werknemers met grote ego’s, die heel goed zelf denken te weten wat goed is. De hoofdredacteur moet iemand zijn die de knopen doorhakt, net als een generaal of een schipper op een zeilboot. Het doet er niet veel toe wie het is, als het maar iemand is die ja of nee kan zeggen. Iets vaker nee dan ja, overigens.’
Moet u als voorzitter van het genootschap iets vinden van de staat van de Nederlandse journalistiek?
‘Klagen over de media is van alle tijden, maar ten opzichte van het verleden is de journalistiek enorm verbeterd, met beter opgeleide journalisten en betere methoden om informatie te vergaren. Je kunt het je niet voorstellen, maar vroeger moesten rapporten per koerier of fax verstuurd worden. Nu kun je met een muisklik volgen wat er op een persconferentie in New York gebeurt.’
En in internationaal perspectief?
‘Neem Frankrijk, toch een land van intellectuelen. Daar heb je twee grote kwaliteitskranten, Figaro en Le Monde, maar die laatste is in oplage niet veel groter dan de Volkskrant. De Franse regionale kranten worden weliswaar goed gelezen, maar Nice Matin plaatst op de voorpagina foto’s van de burgemeester die een lintje doorknipt. Dat staat ver af van de meeste Nederlandse kranten. We hoeven niet ontevreden te zijn.’
Is het internet een bedreiging voor de journalistiek?
‘Ik vind niet snel iets bedreigend. Maar ik heb de hoofdredacteur ooit vergeleken met een dompteur in het circus: hij staat in het midden van de piste, om hem heen zeven tijgers. Ineens gaat het licht uit. Je moet je dan maar proberen te redden.‘
Dat klinkt bedreigend.
‘Volgens mij moet je nergens bang voor zijn. Ik zou zeggen: omarm internet. Bovendien is het in zo’n overvloed aan informatie juist belangrijk dat er journalisten zijn om de lezer door de informatiechaos te leiden. Journalistiek is in die zin alleen maar belangrijker geworden.’
Is kwaliteit genoeg om te overleven?
‘Als de Volkskrant en NRC elkaar alleen op kwaliteit beconcurreren, is dat volgens mij niet genoeg. Stel: je hebt drie vrouwen en ze zijn allemaal even mooi. Dan moet er toch méér zijn op basis waarvan je je voorkeur bepaalt? Je moet ook op politiek profiel met elkaar concurreren. De Volkskrant en NRC zijn allebei PvdA-angehaucht. Ik ben er niet somber over, maar ik vraag me af of er in deze verdringingsmarkt behoefte is aan meerdere ongeveer identieke kranten.’
Naar aanleiding van het Telegraaf-interview met de 9-jarige vliegrampoverlevende Ruben en de publicatie van de inhoud van vuilniszakken van politici werd onlangs aangedrongen op privacyregels voor de journalistiek. Een goed idee?
‘Het is ondoenlijk en onverstandig om dat soort algemene ethische regels op te stellen. De regels van NRC Handelsblad zijn niet noodzakelijkerwijs ook de regels van de Volkskrant. Dat hoeft ook helemaal niet. De Telegraaf plaatst dat interview met Ruben en iedereen zegt: bah. Zo gaat dat. Elk medium heeft zijn eigen regels. Dat is de kern van een vrije pers. Vergeet niet dat lezers en adverteerders gewoon weg kunnen lopen als het ze niet bevalt.’
Toch is er een door het Genootschap van Hoofdredacteuren opgestelde Code voor de Journalistiek. Daarin staat dat de privacy in acht moet worden genomen.
‘Zie die code als een lantaarnpaal. Je kunt je eraan vastklampen als je het even niet meer weet, maar je kunt je er ook tegen afzetten. Als hoofdredacteur kun je kiezen om op bepaalde punten van de code af te wijken.’
Wat vond u van het interview met Ruben?
‘ Je kunt het abject vinden, maar dat is een kwestie van smaak. Ik verbaasde me over de ophef. Terwijl het vloerkleed onder de euro vandaan wordt getrokken en de EU in de meest cruciale fase ooit verkeert, windt men zich in Nederland op over een interview met een slachtoffer. Maar ik moet uitkijken, want dit is Elsevier-taal, en ik spreek nu met jou als terugtredend voorzitter van het genootschap. Journalistiek is niet per definitie fatsoenlijk. Het is de taak van de journalist om feiten boven tafel te krijgen. Dat hoeft niet altijd netjes te gebeuren.’
Moet er bij het bedrijven van ‘onfatsoenlijke journalistiek’ geen maatschappelijk belang gediend worden?
‘Het belang kan ook zijn: het bevredigen van de nieuwsgierigheid van de lezers.’
Dan kun je dus ook best vuilniszakken van politici doorzoeken, zoals het roddelblad Binnenhof deed.
‘Ik zal niet zeggen dat het nóóit is toegestaan om een vuilniszak te doorzoeken. Als je staatsgeheimen wilt bemachtigen, kan dat niet op een nette manier. In dit geval was dat totaal niet aan de orde. Ik zou het slechte journalistiek willen noemen.‘
Binnenhof-hoofdredacteur Jan Dijkgraaf zei: als het Pechtold en Rouvoet niet bevalt, stappen ze maar naar de rechter.
‘Een idioot standpunt. Of je voldoet als medium aan je eigen gedragsregels, of je bent normloos. Alleen in dat laatste geval verschuil je je achter de rechter.’
Klagers kunnen ook de Raad voor de Journalistiek om een uitspraak vragen. Maar van de raad bent u geen fan, toch?
‘Ik spreek nu nog als voorzitter van het Genootschap van Hoofdredacteuren, een van de oprichters van de Raad voor de Journalistiek. Dus is het een goed instrument.’
Waarom is Elsevier dan geen lid van de raad?
‘Wij maken een fatsoenlijk blad. Dat fatsoen kan ik zelf in het oog houden, daar heb ik de raad niet voor nodig.’
Op het moment dat u hoofdredacteur van Elsevier werd, dacht u toen: dit blijf ik tien jaar doen?
‘In dit concern weet je dat je kunt blijven zo lang de cijfers goed zijn. We maken mooie blaadjes, de financiën zijn goed, de lezers zijn tevreden, de redactie komt niet in opstand. Waarom zou ik weggaan?’
Bent u vaak tevreden?
‘Zodra je helemaal tevreden bent, moet je ophoepelen, want dan heb je geen functie meer.’
Wat kan er dan beter aan Elsevier?
‘Dit interview gaat niet over Elsevier. Maar er zijn altijd dingen die beter of scherper kunnen.’
Welke dingen?
‘Ik ga niet tegen jou zeggen wat er bij Elsevier beter kan of beter moet.’
Is er iets veranderd aan het politieke profiel van Elsevier, sinds u aantrad als hoofdredacteur?
‘Men denkt altijd dat media een lijn uitzetten en dat lezers volgen. Het is eerder andersom. De invloed van de media wordt vaak overschat: iedereen schreef vanaf dag één slecht over Balkenende, maar hij won wel drie keer de verkiezingen. Onze lezers zien Elsevier niet als rechts. Zij zien de media als links, en Elsevier als objectief, feitelijk en nuchter.’
Kijkt u er ook zo tegenaan?
‘Wij hebben ons jaren geleden al uitgesproken tegen de topsalarissen in het bedrijfsleven. ‘Zij moeten zich schamen’, was de kop op de cover. Jan Marijnissen liep in de Tweede Kamer met die Elsevier te zwaaien. Ben je dan links of rechts?’
Moet je als hoofdredacteur van Elsevier niet een beetje rechts zijn?
‘Haha! Hoe oud ben je? Links en rechts zijn ouderwetse begrippen. Ik vind de PvdA een conservatieve partij, en conservatief is wat we vroeger rechts noemden. Maar het is wel waar dat wij, behalve door onszelf, als rechts medium worden gezien. Ik kijk nooit naar wat de VVD wil. We zijn al heel lang voor kernenergie. Is dat rechts? Obama is toch ook voor kernenergie? Wij kijken zonder al te veel emoties naar wat er gebeurt in de samenleving en berichten daarover. Ik zit hier niet om een rechts blad te maken.’