InterviewJonathan Franzen

Jonathan Franzen: ‘Hoe meer een personage op mij lijkt, hoe moeilijker ik het heb’

Zes romans, meer dacht Jonathan Franzen niet in de pen te hebben. Nu is er Kruispunt, het eerste deel van een trilogie. Het verhaal speelt zich grotendeels af op één dag in 1971. Hoe kwam hij daarbij?

Hans Bouman
Jonathan Franzen: ‘Ik wil als schrijver het idee hebben dat ik met iets bezig ben dat ik nog niet eerder heb gedaan.’ Beeld HH / Redux
Jonathan Franzen: ‘Ik wil als schrijver het idee hebben dat ik met iets bezig ben dat ik nog niet eerder heb gedaan.’Beeld HH / Redux

‘Ik schrijf elke roman alsof het mijn laatste is en gebruik daarbij alles wat ik in me heb om tot een zo goed mogelijk boek te komen. Toen mijn laatste boek, Zuiverheid, af was had ik het gevoel dat ik klaar was, dat ik niets meer over had. Misschien nog één boek. Maar ja, dan gaat het leven door en ontdek je dingen in jezelf die je nog niet nader hebt uitgediept.’

Drie jaar geleden liet Jonathan Franzen (62) in een interview met The New York Times weten dat zijn volgende, zesde roman weleens zijn laatste zou kunnen zijn, omdat hij twijfelde of hij meer dan zes romans in zich had. Verbazing alom dus toen zijn uitgever eerder dit jaar het eerste deel van een trilogie aankondigde: Crossroads, in het Nederlands vertaald als Kruispunt.

Waarom wilde u dit boek schrijven?

‘In de periode na Zuiverheid begon ik mij te realiseren dat ik nooit heb geschreven over de jaren zeventig, de periode van mijn jeugd. Ik heb een geweldige hoeveelheid herinneringen aan het belangrijkste decennium van mijn leven, maar daar had ik nooit iets mee gedaan. Of ik nog genoeg in me heb om twee vervolgdelen te schrijven, zal moeten blijken. Want toen ik Kruispunt vorig jaar voltooide, had ik opnieuw het gevoel dat ik mezelf helemaal had uitgewrongen.’

In Kruispunt voert Franzen de lezer terug naar de vroege jaren zeventig. Het boek bestaat uit twee delen. Het eerste, ‘Advent’ getiteld, beslaat bijna tweederde van de roman en speelt zich af op één dag: 23 december 1971. Het tweede deel heet ‘Pasen’ en is gesitueerd tijdens de Goede Week van 1972.

Franzen vertelt het verhaal via de perspectieven van vijf personages. Hoewel hij in alle gevallen de derde persoon gebruikt, dringen we zeer diep tot hun persoonlijkheden door. De roman kan zonder aarzeling een triomf in karakterisering worden genoemd. Vader Russ (47) is een matig succesvolle hulppredikant. Hij heeft een gespannen relatie met de leider (en de leden) van de jeugdgroep van zijn kerk: Crossroads. Zijn echtgenote Marion (50) heeft een verleden met psychische problemen, die ze weerspiegeld ziet in het gedrag van haar drugs en alcohol gebruikende, hyperintelligente zoon Perry (15). Oudste zoon Clem (20), sinds een halfjaar het huis uit, overweegt te stoppen met zijn studie en zal daarom wellicht worden opgeroepen voor Vietnam. Zijn vanouds zo hechte band met zus Becky (18) heeft averij opgelopen en Becky zelf zit midden in haar allereerste, verwarrende liefdesaffaire.

Zullen de vervolgdelen verder gaan in de jaren zeventig of komen er tijdsprongen, bijvoorbeeld naar volgende generaties?

‘Mijn plan is van meet af aan geweest om, aan de hand van een aantal terugkerende personages, een periode van ongeveer vijftig jaar uit de Amerikaanse geschiedenis te beschrijven. Een echte familieroman. Ook mijn vorige boeken beschrijven gezinnen, families, maar gaan daarnaast over allerlei andere zaken. In dit geval wilde ik een familieportret schetsen over meerdere generaties.

‘Daarbij wil ik mezelf het genoegen schenken om zaken te exploreren die in mijn eerdere boeken niet aan de orde zijn gekomen. Ik denk daarbij aan personages die in hun leven echt dramatische veranderingen doormaken: je verwacht dat iemand zich in een bepaalde richting zal ontwikkelen en dan blijken er dingen te gebeuren die zo’n leven een totaal andere kant opsturen.’

Wat is er zo aantrekkelijk aan het schrijven over gezinnen, families?

‘Verwantschap tussen ouders en kinderen stelt ons in staat personages te vergelijken en tegenover elkaar te plaatsen. Je ziet bepaalde eigenschappen van Russ terug in zijn oudste zoon Clem, maar tegelijkertijd is er Clem veel aan gelegen om anders te zijn dan zijn vader. Dat is een extra dimensie die je in de schoot krijgt geworpen wanneer er sprake is van ouder-kindrelaties. Die relaties zijn bovendien doorgaans erg intens.

‘Stel, je gaat een lunchcafé binnen en ziet daar een moeder en haar tienerzoon zitten. Die zoon is duidelijk zeer ongelukkig, zegt geen woord, en alles wat zijn moeder doet om de jongen zich beter te laten voelen, maakt hem alleen maar ongelukkiger. En die zitten dan alleen maar een broodje te eten. Maar in die schijnbaar triviale scène schuilt een heel drama. Laat staan wanneer er sprake is van een serieus conflict over zaken die er echt toe doen.’

Religie speelt een belangrijke rol in Kruispunt. Alle vijf hoofdpersonen hebben er sterke opvattingen over – pro of contra – en alle gebeurtenissen spelen zich af rond belangrijke dagen van de religieuze kalender.

‘Ik weet niet meer waarom ik van Russ een predikant heb gemaakt, maar feit is dat ik zelf ben opgegroeid met de kerk. Ik ging twaalf jaar naar dezelfde kerk en was zes jaar lid van de jongerengroep van die kerk. Wat de kerk en de jeugdgroep betreft, heb ik voor dit boek niets hoeven verzinnen. In Kruispunt en de twee vervolgdelen wil ik verschillende soorten mythologieën onderzoeken die mensen kiezen als richtsnoer in hun leven, of waarmee ze zijn opgevoed.

‘In de jaren zeventig had religie een totaal andere status dan tegenwoordig en het leek me logisch om bij mijn onderzoek naar mythologieën te beginnen met het christendom. Dat speelt in Kruispunt een belangrijke rol. In de vervolgdelen zal dat niet het geval zijn. In 1971 was het in Amerika mogelijk om zowel progressief als christen te zijn. Vandaag de dag is dat zo goed als onmogelijk. Het christendom is de thuishaven geworden van de Republikeinen, van boze, rechtse lieden die andersdenkenden veroordelen.’

null Beeld Avalon Nuovo
Beeld Avalon Nuovo

Dit moet een onderwerp zijn dat u al langere tijd bezighoudt. In 2006 publiceerde u de essaybundel The Discomfort Zone, waarin u schrijft over de religieuze jongerengroep Fellowship waarvan u deel uitmaakte. Ook beschrijft u enkele figuren en gebeurtenissen die in Kruispunt in bijna dezelfde gedaante terugkeren. En we lezen hoe u in die tijd Robert Pirsig las, naar wie in Kruispunt de hoofdstraat is vernoemd van de buitenwijk waarin het boek speelt.

‘Ik was vergeten dat Robert Pirsig voorkomt in The Discomfort Zone. Hij was belangrijk voor me toen ik 17 was en eigenlijk is hij nog steeds belangrijk. Hij was meer proces- dan productgericht, wat een typisch jarenzeventigopvatting is: het gaat niet om het eindresultaat, maar om de ervaring die je ondergaat terwijl je aan iets werkt. En daarom ben ik blijven schrijven: omdat ik hou van het proces om aan een roman te werken. Niet omdat ik er een beloning voor wil, al heb ik daar op zichzelf geen bezwaar tegen.

The Discomfort Zone gaat erg over mij, over dingen waarvoor ik me schaam, vooral in mijn jonge jaren. In verband met de research voor dat essay heb ik veel van de pakweg dertig mensen die destijds lid waren van Fellowship geïnterviewd. Dat werd mogelijk gemaakt door The New Yorker, waarin het essay oorspronkelijk werd gepubliceerd.

‘Veel van het materiaal dat ik verzamelde kon ik niet voor het essay gebruiken. Denk aan de gang van zaken tijdens de wekelijkse bijeenkomsten van de jeugdgroep, het typische taalgebruik dat daarbij hoorde en wat die bijeenkomsten precies voor ons jonge mensen betekenden. Van dat materiaal heb ik dankbaar gebruikgemaakt in mijn roman.’

Hoe bent u aan die vijf zeer uiteenlopende en zeer uitgesproken stemmen gekomen?

‘Ik denk dat ik een natuurlijke aanleg heb om me te verdiepen en zelfs verliezen in een persoon die ik niet ben. Het is lastig om uit te leggen hoe dat precies gaat. Van het meest getroebleerde personage, Perry, vertel ik dat hij een IQ heeft van 160. Het lag dus voor de hand dat hij vaak in lange zinnen spreekt met veel moeilijke woorden en dat hij gecompliceerde redeneringen uitwerkt. Becky is het populaire meisje op school, ze is niet zo geïnteresseerd in studeren, dus haar taalgebruik is heel anders. Maar ik denk dat de stem van een personage minder te maken heeft met taalgebruik dan met de wijze waarop zijn of haar problemen worden uitgelegd.’

null Beeld Avalon Nuovo
Beeld Avalon Nuovo

Altijd in de derde persoon.

‘Ik ben van mening dat je dichter bij een personage komt wanneer die in de derde persoon tot je komt, dan via de ik-vorm. In de regel schept de eerste persoon juist afstand, omdat er verwarring bestaat tussen auteur en personage. In de derde persoon is het duidelijk: er is een auteur, maar die is totaal onzichtbaar, dus word je als lezer op een directe wijze in contact gebracht met het bewustzijn van iemand anders. Ik denk dat vertellen in de derde persoon een van de geweldigste artistieke uitvindingen is in de geschiedenis van de mensheid.’

Maakt u voordat u aan een roman begint uitvoerige profielen van de hoofdpersonen?

‘Ja. En daarin gaat de meeste tijd zitten – jaren. Het ontwikkelen van de personages is voor mij hét grote werk bij het schrijven van een roman. Het is daarbij behulpzaam als je een duidelijk beeld hebt van hoe iemand eruitziet. Het uiterlijk van Russ is bijvoorbeeld gebaseerd op de man die in mijn jeugd de solopartijen in de kerk zong. Ik kende hem niet buitengewoon goed, maar had veel sympathie voor hem, en daarmee meteen ook voor Russ. Dat is belangrijk. Een van de taken van de schrijver is altijd een bepaalde hoeveelheid sympathie voor een personage te ontwikkelen. Want ze zullen zich in de loop van je boek niet altijd even goed gedragen. Je wilt niet lezen over iemand met wie je geen enkele affiniteit hebt en die vervolgens ook nog onaangename dingen doet.’

Dat is een van uw regels als schrijver: ‘Je moet liefhebben alvorens je meedogenloos kunt zijn.’

‘Absoluut. En wanneer je eenmaal hebt bepaald waarnaar een personage streeft, dan gaat de lezer zich daarmee identificeren. Hoe dat precies werkt, is mij nog altijd niet helemaal duidelijk, maar op de een of andere manier ontstaat er bij de lezer sympathie voor het streven van dat personage.’

Tweederde van Kruispunt speelt zich af in enkele uren tijds, op 23 december 1971. In die periode gebeurt er ontzettend veel, en de vijf verhaallijnen zijn allemaal van invloed op elkaar. Het structureren en orkestreren daarvan moet een herculische klus zijn geweest, waarbij u van alle personages bijna van minuut tot minuut moet hebben bepaald waar ze op welk moment precies zijn en wat ze doen.

‘Ik ben niet begonnen met een tijdlijn, maar toen ik ongeveer 200 pagina’s had geschreven, werd het belangrijk om bepaalde zaken exact vast te stellen. Op welk moment gaat de moeder naar de bibliotheek, op welk moment komt de dochter thuis, et cetera. Als je dat niet nauwkeurig plant, zullen de lezers je daarop betrappen.

‘Dat het grootste deel van het boek zich op één dag zou afspelen, werd pas gaandeweg duidelijk, maar het was voor mij een geweldige stimulans. Ik wil als schrijver het idee hebben dat ik met iets bezig ben dat ik nog niet eerder heb gedaan. Want ik mag als verteller dan 19de-eeuwse wortels hebben, ook het modernisme is belangrijk voor mijn schrijverschap. Voor mij betekent modernisme een affiniteit met vormtechnisch experimenteren, de erkenning dat vorm net zo belangrijk is als inhoud. Natuurlijk ben ik niet de eerste romanschrijver die een boek zich op één dag laat afspelen, maar het is wel voor mij de eerste keer en dat is genoeg.’

Een andere schrijfregel die u ooit heeft geformuleerd, luidt: ‘De zuiverste autobiografische fictie vereist pure fictie. Kafka’s De gedaanteverwisseling is het meest autobiografische boek ter wereld.’

‘Dat geldt in elk geval voor mij. Als ik een roman zou schrijven over een personage als mijzelf zou ik een groot probleem hebben. Om te beginnen ben ik niet interessant genoeg, daarnaast ben ik te gecompliceerd om een personage te kunnen zijn en ten derde voel ik gewoon schaamte om wie ik ben. Dus het is altijd mijn methode geweest om mijn ideeën en gevoelens uit te drukken via een verzonnen personage.

‘Wat Kafka betreft: die voelde zich ellendig, inwonend bij zijn ouders. Als hij een verhaal had geschreven over een getalenteerde jongeman van in de 20 die een saaie baan had en nog thuiswoonde, zou dat geen interessant resultaat hebben opgeleverd. Om echt uitdrukking te geven aan de horror van zijn bestaan, moest hij zich in een insect veranderen.’

Is er een voorbeeld van zo’n ‘gedaanteverwisseling’ te geven in Kruispunt?

‘Ik zou het onmogelijk vinden te schrijven over mijn eerste verliefdheid. Te genant, vreselijk. Tegelijkertijd levert de ervaring om voor het eerst iemand te kussen een hele reeks interessante gevoelens en gemoedstoestanden op. Dus laat ik Becky die ervaring beleven in Kruispunt. We ontmoeten haar voor het eerst op de ochtend nadat ze haar eerste kus heeft gekregen.’

Maakt het voor u verschil of u vanuit een mannelijk of vrouwelijk perspectief schrijft?

‘Vreemd genoeg niet veel, behalve dat het vrouwelijk perspectief iets gemakkelijker is, omdat de kans dan kleiner is dat mijn eigen beschaamde ik het personage zal infecteren. Ik ben zo heteroseksueel dat het bij een vrouwelijk personage glashelder is: dit ben ik niet. Hoe meer een personage op mij lijkt, hoe moeilijker ik het heb.’

Op meerdere niveaus lijken ouders cruciale zaken aan hun kinderen door te geven, variërend van religieuze en morele overtuigingen tot zwakheden en kwetsbaarheden. Het lijkt een commentaar op het Amerikaanse idee dat je altijd in staat bent jezelf opnieuw uit te vinden.

‘Er is een interessante discussie te voeren over de vraag waarom Amerikanen zo aan dat idee zijn gehecht, en in hoeverre er sprake is van een collectief schuldgevoel over hoe we de Native Americans hebben behandeld. Om nog maar te zwijgen van driehonderd jaar slavernij. Ik geloof niet dat je jezelf radicaal opnieuw kunt uitvinden. Onderzoek toont aan dat meer dan 50 procent van je persoonlijkheid genetisch wordt bepaald. Omgeving en toeval zijn belangrijk, maar bepaalde zaken zijn bewijsbaar erfelijk.’

De overkoepelende titel van uw trilogie-in-wording luidt Een sleutel tot alle mythologieën. Dat is ook de titel van de studie waaraan het personage Edward Casaubon werkt, de dorre, onsympathieke huiskamergeleerde in de roman Middlemarch van George Eliot. Casaubons boek komt nooit af en na zijn overlijden is de conclusie dat al zijn observaties en stellingen achterhaald zijn. Dit lijkt me een pittig staaltje zelfironie.

‘Zeker. En misschien probeer ik hiermee ook wel het lot te tarten, omdat ik bang ben dat ik mijn eigen trilogie ook niet zal kunnen voltooien. Maar feit is dat ik, zoals gezegd, zeer geïnteresseerd ben in uiteenlopende mythologieën. In dit eerste boek is dat het christendom.

‘Casaubon mag dan een verwerpelijke figuur zijn, hij is ook een tragische man die de wereld om zich heen niet echt begrijpt. Toen ik Middlemarch las als 22-jarige, haatte ik Casaubon, zoals ik op dat moment de hele academische wereld haatte. Toen ik het boek een paar jaar geleden herlas, zag ik dat hij een indrukwekkende, aangrijpende figuur is. Je hoeft het niet met een personage eens te zijn om medelijden met hem te hebben.

‘Bovendien: de essentie van de ‘sleutel tot alle mythologieën’ is dat het project gedoemd is te mislukken. Er ís geen sleutel tot alle mythologieën.’

null Beeld Prometheus
Beeld Prometheus

Jonathan Franzen: Kruispunt. Uit het Engels vertaald door Peter Abelsen. Prometheus; 572 pagina’s; € 25 (gebonden € 35).

Wie is Jonathan Franzen?

Jonathan Franzen werd op 17 augustus 1959 geboren in Western Springs, Illinois. Zijn grootvader was een immigrant uit Zweden. Franzen studeerde aan Swarthmore College, Pennsylvania, en vervolgens twee jaar in Duitsland, in respectievelijk München en Berlijn. Hij werkte een aantal jaren als onderzoeksassistent aan de universiteit van Harvard en debuteerde in 1988 met de roman De 27ste stad (The 27th City), vier jaar later gevolgd door Strong Motion (niet vertaald).

In 2001 beleefde hij zijn internationale doorbraak met het alom geprezen De correcties (The Corrections), dat werd bekroond met onder meer de National Book Award. Ook zijn romans Vrijheid (Freedom, 2010) en Zuiverheid (Purity, 2015) ontvingen juichende kritieken. In 2010 verscheen Franzen – als eerste schrijver sinds Stephen King in 2000 – op het omslag van Time Magazine met als bijschrift ‘Great American Novelist’. Dat inspireerde sommige critici tot een tegenreactie.

Naast fictie publiceerde Franzen een aantal non-fictieboeken, waaronder de essaybundel How to Be Alone (2002), de ‘persoonlijke geschiedenis’ The Discomfort Zone (2006) en de essaybundel Farther Away (2012), waarin hij onder meer schrijft over zijn liefde voor vogels en zijn vriendschap met collega-auteur David Foster Wallace (1962-2008). In 2018 verscheen zijn essaybundel Het einde van het einde van de wereld (The End of the End of the Earth). Franzen woont in Santa Cruz, Californië, samen met zijn ‘spouse equivalent’ Kathy Chetkovich.

Crossroads of Kruispunt?

Crossroads in de naam van de religieuze jeugdgroep die een belangrijke rol speelt in de roman. De groep is vernoemd naar de gelijknamige bluessong van Robert Johnson, later gecoverd door Cream. In de Nederlandse vertaling heeft de jeugdgroep zijn Engelse naam behouden, maar is bij de boektitel voor Kruispunt gekozen, vanwege de sterk christelijke lading van dit woord.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden