Jansons zet principe op een frappante manier kracht bij
MUZIEK Zeldzaam: een magistrale lezing van het bekende Eerste Vioolconcert van Max Bruch. Zo’n uitvoering waarbij het orkest zich niet opstelt als loyale ‘begeleider’ van een solist die zijn zaak verder zelf maar invult, maar waarin het met de solist van a tot z verwikkeld is in een intieme dialoog....
Die behandelt een ‘soloconcert voor de pauze’ nooit als bijzaak. Maar met zijn inspanningen voor uitgerekend Bruch tegenover uitgerekend de Alpensinfonie van Strauss – een repetitietijd slurpende, in dit geval allerminst vergeefse tocht langs de toppen van de orkestrale virtuositeit – zette Jansons zijn principe toch op een frappante manier kracht bij.
Bruchs schreef drie vioolconcerten, maar zijn eerste is ‘het’ concert van Bruch. Violisten zeggen kortweg ‘Bruch’. Talenten spelen altijd eerst ‘Bruch’ voor ze hun tanden mogen zetten in Mendelssohn of Brahms. Het stuk draagt onbedoeld een eigen muzikaal insigne. De aanhef van de viool, die zangerig de hoogte in gaat op basis van een gebroken g-kleinakkoord, klinkt naar jeugd en hopen op een carrière.
Shaham was 17 toen hij ooit in Londen doorbrak met Bruch. De laatste keer dat het KCO Bruch speelde, bijna twintig jaar geleden (‘Bruch’ is, net als het pianoconcert van Grieg, het ijzeren repertoire zo ongeveer voorbij), was dat met de toen 14-jarige Maxim Vengerov.
Shaham is 36 inmiddels. Hij is niets van zijn jeugd kwijt, maar heeft wel van alles aan zijn palet toegevoegd. De meestal wel charmant klinkende, omfloerste overgang van Bruchs eerste deel naar Bruchs adagio had woensdag ongekende diepzinnigheid en stille pracht. Met hartelijke groeten aan Jansons, die het moment uit en te na met de solist zal hebben bekeken. Net als al die andere verrassende momenten – spitse accenten, uitgekookte vertragingen, een voetzoeker in het slotakkoord. Momenten waarop niet Jansons, noch Shaham, maar Bruch zelve (ook schepper van vergeten symfonieën en verschimmelde opera’s, kamermuziek en koorwerken) het voor de verandering eens voor het zeggen had. Roland de Beer