Jac P. Thijsse: Onbekommerde natuurpromotor
Hoe Jac. P. Thijsse Nederlanders voor de natuur wist te winnen, laat Dik van der Meulen op treffende wijze zien in een beknopte biografie.
non-fictie
Dik van der Meulen
Jac P. Thijsse – Natuurbeschermer en schrijver
KNNV Uitgeverij; 95 pagina’s; € 12,95.
Voor Jan Wolkers waren er als jongen maar twee schrijvers: God, de auteur van de Bijbel, en Jac. P. Thijsse, die de Verkade-albums had geschreven. Als Jan bij zijn grootouders op de Amsterdamse Overtoom logeerde, lag hij op het bed van zijn jonge ooms, die in de familie ‘de plantenjongens’ werden genoemd en er met vlindernet en botaniseertrommel op uittrokken, urenlang te bladeren in de albums. Hij vergaapte zich niet alleen aan de prachtige plaatjes van de natuur, de vlinders, de bloemen en de vogels, maar hij laafde zich vooral aan de taal van Thijsse.
Zoals het voor de jonge Wolkers was, zo moet het voor vele andere kinderen en volwassenen zijn geweest: Jac. P. Thijsse maakte ze enthousiast voor de natuur. Zijn lofzang op al wat groeit en bloeit was onweerstaanbaar. Niet voor niets begint Dik van der Meulen zijn beknopte biografie van de natuurbeschermer en schrijver met een ontroerend briefje van de
8-jarige Menno aan de bekende schrijver van de Verkade-albums. Op de envelop de tekening van een takje met fel rode bessen, dat het jongetje had herkend als ‘de geldersche roos’. Nummertje 56 uit Het Winteralbum van Thijsse. Dat jongetje was Menno ter Braak.
Kootje Thijsse – geboren in 1865 te Maastricht en opgegroeid in Grave, Woerden en later in Amsterdam-Oost – was zelf als jongetje ook al begeesterd door de natuur. Hij spijbelde om in het groen uit wandelen te gaan. Koo verloor zijn passie niet toen hij op de kweekschool studeerde en voor de klas terechtkwam. Integendeel: zijn onderwijzerschap wakkerde die juist aan. Ook in de klas kon Thijsse ‘onbekommerd’ – dat ene woord stond naast twee getekende spreeuwtjes op zijn ex libris – en onvermoeibaar getuigen van zijn liefde voor de natuur.
Toen Thijsse in 1890 als 24-jarige werd aangeboden hoofd van de Franse school op Texel te worden, verklaarden zijn collega’s hem voor gek. Wat was er nou op zo’n schapeneiland te beleven? Maar voor hem was Texel het paradijs. Dagelijks trok hij erop uit om de flora en fauna van het eiland te determineren, geregeld met een kluitje leerlingen achter zich aan. Hoewel hij al na tweeënhalf jaar naar de wal terugkeerde om hoofd van een school in de Jordaan te worden, vond hij: ‘Texelaar zal ik blijven tot het eind.’
Die woorden stonden in misschien wel het mooiste boek dat hij bijna veertig jaar later zou publiceren, en waarin hij veel persoonlijke herinneringen verwerkte: het Verkade-album Texel. De carrière van Thijsse als schrijver begon toen hij de kans kreeg om samen met de al gevestigde Amsterdamse schrijver Eli Heimans een handleiding van de stedelijke natuur te schrijven. De samenwerking was een succes en werd gestaag voortgezet in schitterende en kleurig geïllustreerde natuurgidsen als In sloot en plas en Door het bosch.
Pas echt overweldigend werd het effect van zijn onbekommerd uitgedragen natuurliefde toen Thijsse door de firma Verkade werd gevraagd albums te schrijven, waarvoor klanten de plaatjes konden sparen bij hun beschuit, cacao en ontbijtkoek.
‘Ze hebben me nu gevraagd om te schrijven voor de reclame. Dat doe ik vast niet’, zou Thijsse volgens Dik van der Meulen bij thuiskomst tegen zijn vrouw hebben gezegd. Maar hij deed het wel. En het maakte hem in Nederland geliefd en beroemd.
Zijn pen gebruikte Thijsse als wapen om de natuur te beschermen. In zijn column in het Handelsblad protesteerde hij op 16 november 1904 tegen het voornemen van de gemeente Amsterdam om het vuilnis van de stad in het Naardermeer te storten. Met succes. Het Naardermeer werd gered en het leidde tot het besef dat natuurhistorische landschappen behouden en gekoesterd moesten worden. Overigens zonder zijn geloof in de vooruitgang te verliezen. Thijsse prees in een nog asfaltloze tijd zelfs de auto – omdat die zo goed als schuilhut voor het vogelen kon dienen.
Thijsses actie voor het Naardermeer leidde in 1906 tot de oprichting van Natuurmonumenten, een organisatie die voorwaar nog steeds een belangrijke rol heeft te vervullen. Want dat is het paradoxale aan de confrontatie met de natuurbeschermer Thijsse: zijn poëtische beschrijvingen van ‘de heerlijke Hollandsche weiden’ waarin ‘’t riet weergalmt van rietzangers en karakieten’ en ‘geroep en gejodel van de kleine steltlopers klinkt’ vervullen je met weemoed over een voorgoed verloren wereld.
Jac. P. Thijsse slaagde erin tijdens zijn leven – hij stierf tijdens de Hongerwinter, na een vruchtbaar leven – de blik van de mensen te draaien. Hij wist ze te doordringen van de schoonheid en de waarde van de natuur. Thijsse was niet de allereerste die dat deed. Schrijvers als Rousseau, Thoreau en Frederik van Eeden waren hem voorgegaan. Maar Thijsse was hier te lande wel de belangrijkste, omdat hij in wervende en wervelende stijl de mensen voor de natuur wist te winnen.
Dik van der Meulen laat dit treffend en overtuigend zien in zijn biografie. Het enige jammere is dat die zó beknopt is gebleven. Want alles in het leven van Jac. P. Thijsse, inclusief de door hem beschreven bloemen en bomen, vlinders en vogels, ruist en roept, kwettert en kweelt om méér.