InterviewAleid Truijens
‘In haar dagboeken is Hella Haasse een emotionele, soms labiele vrouw’
Aleid Truijens werkte zeven jaar aan de biografie van schrijver Hella S. Haasse (1918-2011), de grote eenling tussen Hermans, Mulisch en Reve.
Het Haasse-kastje is net uitgeruimd. Hoge stapels boeken staan op het bureau van Aleid Truijens, in het werkkamertje naast de entree van haar Amsterdamse benedenwoning. Zevenenhalf jaar werkte zij aan Leven in de verbeelding, haar biografie van schrijver Hella S. Haasse (1918-2011). Niet fulltime – ‘dat is niets voor mij’ – maar naast haar werk als columnist en boekrecensent voor de Volkskrant.
Haasse geldt als een van de allergrootste Nederlandse auteurs van de vorige eeuw. Ze schreef historische romans als Het woud der verwachting, Mevrouw Bentinck en Een nieuwer testament, romans over Nederlands-Indië (Oeroeg, Heren van de thee, Sleuteloog), waar Haasse opgroeide, en veel meer. Bijzonder zijn haar autobiografische teksten, in 2003 gebundeld in Het dieptelood van de herinnering; Haasse vermengde al genres en schreef al over het combineren van schrijven en moederschap toen nog bijna niemand dat deed. Of begreep. Ondanks haar succes bleef ze een eenling, een klasse apart: je had de Grote Drie – Hermans, Reve, Mulisch – én Haasse.
Haar biograaf had aan materiaal geen gebrek. Naast de tientallen romans, essay- en verhalenbundels waren er brieven, aantekeningen, een zwart schrift met ‘verboden gedachten’, zoals Haasse zelf zei. Truijens kreeg toegang tot het volledige literaire en persoonlijke archief – zestig volle dozen in het Literatuurmuseum in Den Haag. En ze sprak uitgebreid met vrienden, collega’s en familie, onder wie Haasses dochters, Ellen en Marijn van Lelyveld.
‘Geweldig natuurlijk’, zegt Truijens, ‘en heel anders dan bij mijn vorige biografie, over de schrijver en musicus F.B. Hotz. Daar was ik blij met elke brief. Maar het was ook overdonderend. Er kwam een soort lawine aan materiaal op me af. Dan opende ik een doos en kwamen daar zestig agenda’s uit tevoorschijn. Aan de ene kant denk je: wat een vondst! Maar je kunt ook niet meer doen alsof ze er niet zijn. Je moet ze alle zestig doornemen, blaadje voor blaadje, dag na dag.’
Al dat speurwerk leidde tot ‘opmerkelijke nieuwe informatie’, zoals de uitgeverij het verwoordt; een dubieuze stap van Haasses vader, pijnlijke details over haar huwelijk. Om de onthullingen was het Truijens niet te doen. ‘Het was niet dat ik dacht: nu ga ik dit lekker allemaal naar buiten brengen. Ik voelde er ook wel enige schroom bij, maar het zou raar zijn om er niks mee te doen. Hella heeft dit haar leven lang met zich meegedragen, en daarom is het relevant voor mijn verhaal.’
Een ‘mevrouw’, zo stond Hella S. Haasse bekend. Keurig getrouwd met jurist Jan van Lelyveld, de vader van haar twee dochters. Aan het literaire leven zei ze nauwelijks deel te nemen. Truijens: ‘Ze presenteerde zich altijd als een wijze, hoffelijke, bescheiden vrouw. En dat wás ze ook. Ik heb haar een paar keer geïnterviewd en toen dacht ik al: volgens mij heb jij ook heel andere kanten. Je kon, als het opnameapparaat uit stond, enorm met haar lachen, ze kon ineens heel vilein zijn. Dat liet ze nooit zien aan de buitenwereld. Nu weet ik dat dat masker een noodzaak was, een manier om overeind te blijven.’
Het idee van een biografie over haarzelf stond Haasse toch tegen?
‘Ja, ze wilde niet dat die tijdens haar leven werd geschreven. Maar tegen het einde besefte ze dat ze zo’n boek niet zou kunnen tegenhouden. Ze heeft het besproken met haar dochters, er zijn wat namen gevallen van mogelijke biografen, en daar zat ik kennelijk bij.
‘Vlak voor haar dood is er nog flink wat door de papierversnipperaar gegaan. We weten niet precies wat. Er was nog een zwart schrift, zeggen de dochters, maar dat heeft ze vernietigd. Volgens Ellen ging dat schrift over de kinderen en kleinkinderen. Misschien zat er ook werk bij dat ze mislukt vond. Maar ze heeft dus ook veel wél bewaard, inclusief dat dagboek.’
Wat trof u daarin aan?
‘Ik schrok ervan dat het zó heftig was. Haasse straalde altijd een soort evenwicht uit, maar in dat dagboek is juist een emotionele, soms labiele vrouw aan het woord. Ze greep ernaar in momenten van wanhoop, dat weet ik ook wel. Ze vergroot het drama uit. Waarschijnlijk had ze dat ook wel nodig voor haar werk. Want in haar boeken zit allebei, zowel het evenwicht als het drama, geprojecteerd op haar personages.
‘Haasse vond het moeilijk kunst en leven te verbinden, om een leven te leiden met anderen én op te gaan in haar werk, maar ze wilde ook niet kiezen. Haar werkelijke leven, zei ze altijd, was haar leven in de verbeelding. In het echte leven moest ze veel moeite doen om zich staande te houden – in de buitenwereld, maar ook in haar huwelijk.’
U kreeg de liefdesbrieven tussen Hella en haar man Jan onder ogen, maar de helft ontbreekt. Wat is er gebeurd?
‘Hella heeft de brieven van Jan bewaard, maar die van haar zijn nergens meer te vinden. Hella heeft er na Jans dood nog naar gezocht. Misschien heeft hij ze wel weggegooid, ik weet het niet. Er zit één brief van haar bij, en daarin maakt ze het uit. Dat was in de oorlog, toen zijn ze een tijd uit elkaar geweest.’
Hella’s keuze voor Jan – een complexe, wat afstandelijke man – lijkt u een beetje te verbazen.
‘Ik ben niet de enige. Ook mensen in hun omgeving hebben wel gedacht: waarom gaan ze niet uit elkaar, als het zo slecht gaat? Maar Hella wilde per se vasthouden aan haar keuze. En ik denk dat ze gewoon dol was op Jan, dat ze echt veel van hem hield.
‘Hella en Jan hadden een gedeelde belangstelling voor literatuur en films. Ze konden fel met elkaar discussiëren. Dus dat intellectuele, daarin vonden ze elkaar wel. Maar de romantische, erotische band was er niet echt. Ze voelde zich niet door hem gekend. Als liefdesrelatie was het toch behoorlijk moeizaam.
‘Misschien voert het ver, maar het huwelijk met Jan lijkt een motor achter haar schrijverschap; haar boeken gaan steeds weer over onmogelijke relaties. Zelfs als ze in een andere eeuw spelen, zoals Mevrouw Bentinck of Heren van de thee. Jan was ook een soort project van haar. Haar leven lang heeft Hella haar best gedaan om hem te benaderen, te doorgronden. En altijd maar denken: ooit gaat het beter tussen ons, ooit zal ik hem bereiken. In zekere zin is dat ook gebeurd, in de laatste jaren. Dat vind ik dan wel weer knap.’
Zelf schetste ze toch een heel ander beeld van haar liefdesleven?
‘Voor de buitenwereld deed ze alsof haar huwelijk stabiel was, ook in haar autobiografische werk. Haasse heeft altijd gezegd: er is maar één man in mijn leven geweest, en dat is Jan. Nou, het waren er op z’n minst twee. Met haar jeugdvriend Douwe, die ze nog kende uit Batavia, heeft ze praktisch op kamers gewoond.
‘Aan een neef en nicht vertelde Hella ooit dat Wim Sonneveld haar ten huwelijk had gevraagd, in de tijd dat ze samen in het theater werkten. Een vriendschapshuwelijk, dan konden ze allebei lekker hun gang gaan. Dat leek haar toch niet zo’n goed idee.’
Na haar schooltijd in Nederlands-Indië kwam Hella Haasse naar Amsterdam om te studeren. Eerst een tijdje Scandinavische talen aan de Universiteit van Amsterdam, daarna schreef ze zich in voor de toneelschool. Toen ze klaar was, ging ze aan de slag in het theater, onder meer bij Wim Sonneveld en Cees Laseur. Het was inmiddels oorlog; acteurs moesten zich inschrijven bij de Kultuurkamer om te mogen blijven optreden. Haasse heeft zich nooit persoonlijk aangemeld, maar is wél blijven ‘doorspelen’; Laseur meldde het gezelschap collectief aan en moest ook Duitsgezinde stukken opnemen in het repertoire.
‘Jan heeft meteen tegen Hella gezegd: je moet van school af en niet gaan optreden. Hij was boos dat ze dat toch deed. Aan de andere kant leefde het jonge gezin vanaf 1943 wel van dat inkomen. Hella heeft ook mensen geholpen in de oorlog, ze heeft een onderduikster gehad. Ze stond absoluut aan de goede kant, maar dat doorspelen… Ik vind het moeilijk om daar een moreel oordeel over te vellen.’
Later is Haasse open geweest over haar keuzes in de oorlog. Over haar vader kwam wel iets nieuws naar boven. Hoe heeft u dat ontdekt?
‘Ik zoek graag in het krantenarchief Delpher – dat is de journalist in mij. Dus dat deed ik ook keurig in de Nederlands-Indische kranten, met ‘Haasse’ als trefwoord. Zo stuitte ik op een bericht uit 1934 over de Nieuwe Indische Beweging, een politieke groep op ‘fascistischen grondslag’. Willem Haasse was een van de oprichters.
‘Ik ging natuurlijk meteen uitzoeken wat dat was. Een ‘NSB op Indische leest’, staat er in kranten uit die tijd. Het antisemitisme speelde geen rol, voor zover ik heb begrepen, het ging vooral om het behoud van de kolonie. Het Indonesische nationalisme was in opkomst, de Europese elite voelde zich bedreigd.
‘Later heeft Willem Haasse zich geen aanhanger van het fascisme meer betoond, hij was waarschijnlijk eerder een dwaallicht dan een echte fascist. Hij was een conservatieve ambtenaar, die de tijd niet rijp vond voor zelfbestuur van ‘den inlander’. Daarbij hield hij zich niet bepaald afzijdig. Hij had een column in de plaatselijke krant en was bestuurlijk heel actief.’
Haasse heeft hier nooit over geschreven. Heeft ze deze kant van haar vader bewust verborgen gehouden?
‘Dat vind ik sterk uitgedrukt. Als je het weet, lees je wel terug dat ze hem conservatief vindt in zijn opvattingen. Ze vindt dat haar ouders een zeker blank, koloniaal superioriteitsbesef hebben, dat schrijft ze wel. Maar dit detail laat ze achterwege. Ergens snap ik dat ook wel.’
U suggereert dat Haasses afzijdige houding in deze jaren is ontstaan.
‘Ja. Partij kiezen kan tot een hoop narigheid leiden, dat bleek. Het zat ook wel in haar karakter. Bij haar was het altijd ‘enerzijds, anderzijds’, ze hield zich altijd op de vlakte. Dat begon me op den duur wel te irriteren: durf je nou eens uit te spreken!
‘Haasse weigerde maatschappelijke structuren en oorzaken te zien. Het ging bij haar allemaal om bewustwording en persoonlijke groei; een slecht huwelijk is moeilijk, maar geestelijk groei je er enorm van. Nou, dat kon ik op een gegeven moment ook niet meer lezen.’
Uw kritiek of ergernis schemert soms door in het boek. Is dat bewust?
‘Je weet dat je altijd subjectief bent. Ik probeer een zo compleet en evenwichtig mogelijk beeld te schetsen, ook door Haasse zelf en enkele anderen veel te citeren. Daarbij verzwijg ik niets en laat ik ook kritiek doorklinken.
‘Ik verdedig Haasse ook vaak. Bijvoorbeeld wanneer mensen haar debuutroman Oeroeg beoordelen naar de maatstaven van nu. Dat zijn wel erg raciale stereotypen, zeggen ze dan. Dat is natuurlijk waar, maar voor die tijd was het een gedurfd boekje. Hella stond vierkant achter het vrijheidsstreven van de Indonesiërs. In die jaren – 1947, 1948 – was dat echt een minderheidsstandpunt.
‘In de loop van haar leven is Hella opgeschoven in haar denken over Nederlands-Indië. Langzaam groeide ze toe naar het idee dat het dierbare land van haar jeugd een vergissing was geweest. Het bestond niet meer en het mocht niet meer bestaan, je kon er niet positief over zijn. Achteraf gezien was ze een naïef, rijk, bevoorrecht meisje geweest. Dat kon ze niet ontkennen, maar ze kon er als kind ook niets aan doen. Die worsteling heeft ze prachtig verwoord in Sleuteloog, haar laatste roman.’
Maatschappelijk gezien liep Haasse nooit voorop. Wat mij opvalt: in haar schrijven is ze wél vaak vernieuwend, maar…
‘...dat werd totaal niet erkend! Ook op dat punt neem ik het vurig voor haar op. Al is ze nog zo beroemd geworden, op een bepaalde manier is ze altijd onderschat geweest. Ja, ze was de belangrijkste schrijfster, maar het beeld was toch dat ze niet in de buurt kwam van de grote jongens. Daarmee is haar onrecht aangedaan, vind ik.’
Voelde zij zich ook miskend?
‘Ja, maar dat zei ze niet. Ze was ook minder geneigd om zichzelf als grootheid te verkopen. Die anderen hadden hun pr beter op orde. En het was wat er in de jaren vijftig en zestig van een vrouw werd verwacht, die bescheidenheid.
‘Haasse werd altijd getypecast als de bravige verteller – zoals in Het woud der verwachting, uit 1949. Later gingen haar boeken een heel andere kant op. Ze ging gelaagd schrijven, een beetje zoals later de Revisor-schrijvers, Doeschka Meijsing, Oek de Jong. Dat deed zij al in de jaren zestig, maar dat werd totaal niet gezien. Neem Een nieuwer testament, uit 1966. Dat heeft zo’n knappe compositie, het hele boek speelt op één dag. De critici begrepen het niet, ze vonden het een beetje raar.
‘Ook toen de feministen in de jaren zeventig allerlei vrouwelijke auteurs herontdekten, werd Haasse over het hoofd gezien. Zij was namelijk niet vergeten – haar boeken waren geliefd bij de generatie van hun moeders en dus niet zo interessant. En Haasse was geen feminist, ze hield niet van dat label. Ze zei in interviews dat het niet uitmaakte of een schrijver een man of een vrouw was, maar in de praktijk ervoer ze het tegendeel. Ze vond feministen te klagerig. Zij was er op eigen houtje gekomen, dan kon de rest dat toch ook?
‘Haar romans vind ik soms wel degelijk feministisch, bijvoorbeeld Mevrouw Bentinck, of Een gevaarlijke verhouding. Ook schreef ze uitgebreid over het werk van andere vrouwen: de Brontë-zusjes, Belle van Zuylen. Maar díé essays lazen de meeste feministen niet. Dat moet Hella wel gestoken hebben.’
Later is die erkenning er toch wel gekomen?
‘Zeker, ook onder feministen. Ze kreeg bijna alle grote prijzen, er werden haar eredoctoraten toegekend. Het heeft lang geduurd, maar uiteindelijk ging men ook haar werk dieper analyseren, er werden scripties en proefschriften over geschreven. En lezers hebben haar altijd op handen gedragen. Het hoogtepunt van haar succes was Heren van de thee, dat in 1992 verscheen. Zelf vond ze het een van haar mindere boeken. Nog zo'n everseller, Het woud der verwachting, vond ze echt een jeugdwerk. Het grote publiek heeft haar altijd bewonderd om andere boeken dan die waaraan zij zelf gehecht was.’
‘Eind jaren negentig was Hella S. Haasse definitief de Grote Vierde’, schrijft u. Is dat de consensus?
‘Na Heren van de thee was ze toch wel erkend beroemd. Ook omdat ze vanaf de jaren tachtig zo’n succes had in het buitenland. In Frankrijk was zij op een gegeven moment zo’n beetje de Grote Nederlandse Een. Het ging haar om het schrijven zelf, zei Hella altijd, maar dit vond ze toch wel prettig.’
Ook in haar privéleven vindt ze uiteindelijk een bepaalde rust – als moeder, als oma. Ze lijkt met zichzelf in het reine te komen.
‘Het is bijna een happy end, hè?’
Aleid Truijens: Leven in de verbeelding – Hella S. Haasse 1918-2011. Querido; 600 pagina’s; € 34,99. Verschijnt 1 februari.
Wie is Aleid Truijens?
Aleid Truijens (1955) is auteur, columnist en literair criticus. Sinds 1996 schrijft zij voor de Volkskrant over literatuur. Sinds 2006 heeft zij in deze krant een column, die voornamelijk over onderwijs gaat. Zij publiceerde twee romans en Geluk kun je alleen schilderen (2011), de biografie van schrijver en jazzmusicus F.B. Hotz. Leven in de verbeelding, haar biografie van Hella S. Haasse, verschijnt op 1 februari.
Wie was Hella S. Haasse?
Hella S. Haasse staat bekend als de ‘grande dame’ van de Nederlandse literatuur. Zij overleed in 2011 op 93-jarige leeftijd. Haar oeuvre omvat ruim vijftig titels, van romans en essays tot toneelstukken en autobiografisch werk. Zij kreeg onder meer de Constantijn Huygensprijs, de P.C. Hooftprijs en de Prijs der Nederlandse Letteren. Drie keer schreef zij het Boekenweekgeschenk (in 1948, 1959 en 1994) – dat deed nog niemand haar na.