BoekrecensieWat is een appel?
In deze interviewbundel filosofeert Amos Oz over liefde, oorlog en de kunst van het verhalen vertellen ★★★★☆
In een postuum verschenen interviewbundel mijmert Amos Oz over de literatuur en constateert hij met enige spijt dat hij nooit gelijk heeft gekregen in zijn overtuiging dat Israël en Palestina in vrede kunnen leven.
‘Er zit geen humor in mijn vroege verhalen’, constateert de beroemde Israëlische schrijver Amos Oz (1939-2018) zelfkritisch in een terugblik. De jonge Oz was van mening dat het leven een te serieuze zaak was om grappen over te maken. Later zou humor, gedrenkt in melancholie, bij uitstek zijn stijlkenmerk worden. Zo vertelt hij zijn redacteur, Shira Hadad, die een postume interviewbundel met Oz heeft uitgegeven, dat hij al geruime tijd niet meer op tv wilde. Hij ontdekte namelijk dat als hij op de televisie een dramatisch betoog hield over de dreigende ondergang van de staat Israël, hij ‘de volgende dag op straat staande werd gehouden door tal van mensen, zowel vreemden als bekenden, die met vuur (…) zeiden: ‘Wat héb je? Hoe kon je? Ben je helemaal gek geworden? Draag nooit meer die trui op de televisie!’’
In de zes gesprekken die Hadad voerde met Amos Oz (verschenen onder de intrigerende titel Wat is een appel?), filosofeert de schrijver over thema’s als liefde, oorlog en de kunst van het verhalen vertellen. Hoewel hij als soldaat meevocht in de Zesdaagse Oorlog van 1967 en in de Oktoberoorlog van 1973 heeft hij daarover nooit geschreven. Dat kon hij niet, vertelt hij. ‘Niets ter wereld stinkt meer dan een slagveld. Brandend metaal, brandend rubber, brandende lijken, ontplofte munitie, uitwerpselen, urine, rook en rotting.’ De taal heeft niet genoeg woorden om dat te beschrijven. ‘De verschrikkelijke stank komt niet over.’
Al als kleuter begon Oz de andere kindjes op het schoolplein spannende verhalen te vertellen en daar ging hij mee door op de orthodox-joodse jongensschool waar hij zich verre van thuis voelde. Het was voor hem een manier van overleven, ‘het enige wat ik te bieden had: ik was niet lang, ik was niet sportief, ik was niet goed op school, ik kon niet dansen en ik kon mensen niet aan het lachen maken. De enige manier waarop ik indruk kon maken (…) was verhalen vertellen.’ Vooral de aandacht van meisjes had hij graag willen trekken, maar als puber had hij geen flauw idee hoe dat moest.
Naar eigen zeggen groeide hij op ‘als een erotische analfabeet’. Wat niet hielp, was de suïcide van zijn moeder, toen hij 12 jaar was. Hij leidde eruit af ‘dat een vrouw iets breekbaars en kwetsbaars is, (…) gemaakt van dromen, verlangens, gevoeligheid en pijn’. Op z’n 14de besloot Amos Klausner, zoals hij eigenlijk heette, van huis weg te lopen en onder de nieuwe naam Oz onderdak te zoeken bij de kibboets Hulda. In deze kleine utopisch-socialistische wereld zou hij meer dan dertig jaar blijven en de wereld verrijken met prachtige verhalen over het kibboetsleven. Maar dat was aanvankelijk helemaal de bedoeling niet. ‘Ik wil geen schrijver worden’, dacht de aankomende kibboetsnik, ‘ik wil een gebruinde, lange tractorbestuurder worden. Het belangrijkst voor mij was heel bruin worden en heel, heel lang, zodat de meisjes misschien eindelijk ook op mij acht zouden slaan.’ Maar de drang om te schrijven was sterker; tenslotte gaf hij aan zijn passie toe en groeide uit tot een van Israëls meest geliefde auteurs.
Het mooie van literatuur, mijmert Oz in Wat is een appel?, is het genot van de kennismaking. Met jezelf, met een vreemde, soms is dat ongemakkelijk, maar het is een geschenk: alles verruimt zich ineens. Bovendien betekent verhalen schrijven ook ‘iets redden uit de klauwen van de tijd en de vergetelheid’.
Als schrijver heeft Amos Oz volop erkenning gekregen, maar zijn politieke ideaal, een Israël dat in vrede leeft met Palestina, bleef in eigen land altijd omstreden. In tal van artikelen, toespraken en gesprekken met prominente politici pleitte hij voor het accepteren van een Palestijnse staat. Alle premiers met wie hij hierover discussieerde, waren vol bewondering voor de manier waarop hij zijn standpunt onder woorden bracht: ‘Wat een uitdrukkingsvermogen! Je hebt geen gelijk, maar zoals je het formuleert!’ Oz: ‘Eén keer in mijn leven, één keer slechts, wil ik nog mogen meemaken dat een (…) premier tegen me zegt: ‘Amos Oz, je bent een beroerd prater, je formuleert echt belabberd, geen twee woorden vormen een coherent geheel, maar weet je wat? Je hebt gelijk’. Alleen dat wil ik nog te horen krijgen voordat ik heenga.’ Het heeft niet zo mogen zijn.
Amos Oz en Shira Hadad: Wat is een appel? Zes gesprekken over schrijven en over de liefde, schuld en andere gevoelens. Uit het Hebreeuws vertaald door Ruben Verhasselt. De Bezige Bij; 216 pagina’s; € 23,99