Columnsylvia witteman

Ik schrok van mijn eigen gedachte: ben ik nou een ouwe trut aan het worden?

null Beeld
Sylvia Witteman

Een collega plaatste een foto van haar slapende dochtertje op Twitter, een meisje van 7 onder een poezendekbedje met naast haar kussen een boek: De gebroeders Leeuwenhart (Astrid Lindgren, 1973).

Ik schrok ervan. Daar is ze nog veel te klein voor! dacht ik. En van die gedachte schrok ik nóg eens: ben ik nou een ouwe trut aan het worden? Heb ik zelf niet geleden onder ouwe trutten die mij voor sommige boeken ‘te klein’ vonden, ja, zeker ook voor De gebroeders Leeuwenhart? Mijn moeder, bijvoorbeeld. Ik las het, uiteraard, tóch. De titel deed me een ridderverhaal vrezen, maar dat bleek gelukkig niet waar.

De ik, Kruimel, is een ‘lelijk, bang en onnozel jongetje met kromme benen’ en, wat erger is, hij is al heel lang ziek (dat moet, met de kennis van nu, tbc geweest zijn), ja, zelfs stervende. Zijn 13-jarige broer Jonathan ‘zag eruit als een sprookjesprins. (…) En dat niet alleen! Hij was ook aardig en sterk en hij kon alles en begreep alles.’

‘‘Weet jij al dat ik doodga?’, zei ik huilend. Jonathan dacht even na. Hij wou misschien niet zo graag antwoord geven, maar zei na een poosje: ‘Ja, dat weet ik.’ Toen huilde ik nog erger. ‘Hoe kan het zo zijn?’, vroeg ik. Hoe kan het zo erg zijn dat sommige mensen nog vóór ze tien jaar zijn, dood moeten gaan?’

Een moker op de tere kinderziel! Maar daar komt de balsem al: Jonathan voorspelt Kruimel dat hij na zijn dood (‘het is alleen je schil die daar ligt’) naar Nangijala zal vliegen, ‘voorbij de sterren’, waar hij weer gezond en sterk zal worden, in bomen zal klimmen, kampvuren bouwen, vissen en avonturen beleven. Dat heeft Jonathan mooi bedacht, niet? Kruimel verzoent zich met de dood, ja, hij gaat zich er zelfs op verheugen.

Dan breekt er brand uit in huis. Jonathan redt zijn zwakke broertje door met hem uit het raam te springen. Hij sterft de heldendood, zijn broertje overleeft. Zo heerlijk droevig!

Na een paar maanden sterft Kruimel ook, en in Nangijala worden de broers herenigd, in het Kersendal nog wel, met overal witte kersenbloesem en frisse lucht, ‘zo zuiver en lekker dat je erin zou willen happen’. Kruimel is inderdaad meteen weer gezond en sterk, en ze hebben een lief huisje en paarden en ze krijgen allemaal gezellige vrienden.

Nou had het boek van mij verder alleen hoeven gaan over wat ze daar zoal voor lekkers zaten te eten, graag in detail, maar helaas: er moeten zo nodig avonturen beleefd worden. Er blijkt sprake van een vijandig Bramendal, er komt oorlog, er zitten overal slechteriken en slangen en draken met enge namen als Tengil en Katla en de hele boel loopt rampzalig uit de hand.

Jonathan verricht nog wat heldendaden, met succes, maar hij raakt daarbij wél verlamd. Wat nu? En hier komt Astrid Lindgren met de oplossing die indertijd tot grote controverse leidde: de broers springen samen van een hoge berg en belanden in weer een nieuw hiernamaals: Nangilima.

Zelfmoord, in een kinderboek! Er waren ouders, onder wie ongetwijfeld mijn moeder, die vreesden dat hun kinderen zich na lezing van De gebroeders Leeuwenhart bij het minste ongemakje van een berg zouden storten. Het viel mee. Ik kan me althans geen kinderzelfmoordepidemie uit die tijd herinneren.

Wel voelde ik, als 10-jarige, een zekere wrevel over dat slot. En in Nangilima komt er dan óók weer oorlog, zeker? Ja, zo kun je wel aan de gang blijven! Ze hadden beter rustig in dat Kersendal kunnen blijven zitten pannekoeken eten!

Dat dacht ik toen, en dat denk ik nog steeds.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden