Reportage
Ik ging naar Londen omdat ik Paul McCartney twee vragen mocht stellen
Een ontmoeting met Paul McCartney in Londen is verslaggever en Beatlesadept John Schoorl in het vooruitzicht gesteld. Het werd een onvergetelijke avond.
Ik ben in Londen met twee vragen op zak voor Paul McCartney, onder meer voormalig bassist van The Beatles. Die twee vragen heb ik samen met collega Paul (Onkenhout, red.) opgesteld. Daar hebben we een dag over gedaan, omdat we eerst maar één vraag mochten stellen, en pas na het middaguur bleek dat het er zelfs twee konden worden.
Twee hele vragen aan Paul McCartney (79), in het Engels geformuleerd, met een korte introductie. Die twee vragen zouden op zijn bureautje terechtkomen, werd ons verzekerd door een medewerker van de Nederlandse uitgeverij van het boek De lyrics, die de klus had aangenomen via de Amerikaanse en Engelse uitgever van The lyrics.
Vraag stellen
Een vraag stellen aan een Beatle – net als het samenstellen van een The Beatles Top 10 – is sowieso een opdracht voor het leven. Je weet niet wat je nog meer wilt weten, en als je het dan te weten bent gekomen, dan is de vraag of je in de kern wijzer bent geworden, of dat het je kijk op de muziek radicaal heeft veranderd of dat je het al heel lang wist, maar was vergeten. ‘Het is en blijft een mysterie, maar ik heb er geen moeite mee om een mysterie te zijn’, aldus het onderwerp zelf. Anders gezegd: het is aan Jezus vragen of hij nog één keer kan vertellen hoe hij uit zijn graf is opgestaan.
Wat zou kunnen is dat je aan Paul McCartney vraagt of het klopt dat hij voor Penny Lane zijn inspiratie haalde uit het gedicht van Dylan Thomas, Fern Hill (1945), zoals door de Amerikaanse literator Kenneth Womack wordt beweerd in zijn in 2014 verschenen The Beatles Encyclopedia: Everything Fab Four?
Bent u op de hoogte van het feit dat de Nederlandse schrijver Jan Cremer er persoonlijk voor heeft gezorgd dat u voor het eerst oogcontact maakte met uw latere echtgenote Linda Eastman tijdens een boottocht om Manhattan, omdat Cremer, als hoofdredacteur van een Amerikaans muziektijdschrift, haar daarheen had gestuurd om The Beatles op de kiek te zetten?
In de eerste regel van de oerversie van With a Little Help from my Friends riep u op om met tomaten te gooien, en is het juist dat op verzoek van de zanger van het nummer, Ringo Starr, de tekst werd ontdaan van de tomaten?
En baalt u nog steeds van Dear Friend, het nummer dat u in 1971 schreef als een reactie op een afzeiknummer van John Lennon, How Do You Sleep?
In het boek The Lyrics (De lyrics) – twee stoeptegels in één cassette – heeft McCartney 154 nummers uit zijn oeuvre (geschat: zevenhonderd liedjes) gepikt. Een autobiografie schreef hij nooit, maar de liedjes in dit boekwerk vertellen het verhaal van zijn leven, vindt hij zelf. Voor ons als Beatle-schapen is dit een fiks hoopje gras om onze tanden in te zetten. Met de hoeveelheid publicaties over The Fab Four en hun leden, kun je sowieso met gemak de tunnel door Het Kanaal vullen.
Het wachten is op herder Mark Lewisohn (63), de Engelse historicus, die werkt aan zijn driedelige magnum opus, The Beatles: All These Years. Daarin komen alle antwoorden, op alle denkbare vragen, en worden de keiharde feiten bijeengedreven. Hij werkt sedert 2005 aan dit drieluik, en heeft in 2013 deel één gepubliceerd. Als hij hetzelfde tempo aanhoudt, dan zou hij in 2029 klaar zijn.
Het gaat te ver om hier onze twee hele vragen af te drukken, maar ga er maar van uit dat deze vragen relevant zijn, spits en verfrissend. Natuurlijk heeft de eerste vraag iets te maken met het boek De Vijfde Beatles (Nieuw Amsterdam, 2020) dat collega Onkenhout en ik hebben geschreven, en dient in de tweede vraag een universele kwestie betreffende een namenliedje uit zijn solorepertoire onder het vergrootglas van ‘Macca’ te worden gelegd.
Postvakje
Ik ben in Londen met deze twee vragen op zak, want hoewel die twee vragen al op 8 juli zijn verstuurd, zijn er geen antwoorden gekomen. Mogelijk zijn de twee vragen niet op zijn bureautje geland. Zijn de vragen per ongeluk verzeild geraakt in het postvak van Ringo Starr, die andere nog levende Beatle.
Ik sta op een lijst van mensen die een ruimte in mogen waar Paul McCartney, afgezant van de invloedrijkste en beste popband aller tijden, The Beatles, ook zal zijn. ‘This will be the only opportunity for us to coordinate international press to see Paul McCartney in person’, aldus de Amerikaanse uitgever over deze gebeurtenis. Je gaat hem zien, als afgezant van de internationale wereldpers, staat hier.
Ik sta op een lijst die communiceert met een lijst van genodigden die in Amerika is opgesteld en met een lijst in Engeland moet communiceren, als parallel universele lijst der lijsten om bij Paul in de buurt te komen. Als teaser werd er ook nog bij vermeld dat ik moest denken aan die keer dat Bruce Springsteen Londen aandeed vanwege de promotie van zijn autobiografie, en voor de internationale pers in een zaaltje beschikbaar was.
Hoe die ruimte zich rekenkundig verhoudt tot de ontmoeting met Paul McCartney, daarover is weinig bekend. Ik ga ervan uit dat ik niet met hem in een lift zal komen te staan, starend naar lichtgevende knopjes. Of dat we een veganistisch vorkje met hem gaan prikken. Of dat we zingend in de taxi door Londen gaan.
Het is niet uit te sluiten dat er sprake zal zijn van een grote zaal waar ik een plek bezet ergens achterin, ergens aan de zijkant, en hem amper kan zien, maar wel goed kan horen praten middels tal van versterkingen en een levensgroot scherm. De bijeenkomst, al spreek je in dezen van een event, is in het Southbank Centre in Londen. In dit grote zalencomplex gaat er een moment komen dat de twee vragen gaan branden in mijn zak, ik opsta en beleefd het woord vraag, als vertegenwoordiger van de internationale pers. Dan lees ik de twee vragen op, één voor één, en zal hij ver weg van mij gematigd grijnzen, en denken: hoe komen ze erop om iets te vragen over de oorsprong van de Vijfde Beatle, en of Jet, een hit uit 1973 afkomstig van het album Band on the Run, genoemd is naar een labrador, een pony of een verwijzing is naar zijn schoonvader, Lee Eastman.
Hoogtepunt
Het staat nu al vast dat deze trip naar Londen een hoogtepunt zal worden in mijn journalistieke loopbaan. Het gaat niet om wat je onthult maar om wie je hebt ontmoet, meende de tienerdochter van een vriend van me, toen we jaren geleden kwamen te spreken over mijn werkzaamheden als hard-boiled verslaggever. Zij becommentarieerde mijn loopbaan met de opmerking: ‘Maar als je The Beatles niet hebt geïnterviewd, wat heb je dan wel gedaan?’ Ik kan nu zeggen dat ik samen met Paul in ieder geval twee vragen heb opgesteld. Het begin van een begin van een interview met een Beatle is nabij.
Bovendien is het nu een uitgekiend moment om twee vragen te stellen aan Macca. Want er is sprake van een waar bombardement, Beatles-technisch gezien, de Beatlemania heeft alweer een update gekregen, is grondig ververst. Zo gaat dat al sinds midden jaren negentig, met het uitbrengen van de drie delen van The Beatles Anthology. Britpoppers als de Gallagher-broers van Oasis stonden toen aan de basis van de grootscheepse herontdekking van The Beatles, als de oervaders van de Britse popmuziek – en in corporate-kringen kregen ze dollartekens in de ogen.
The Beatles waren al heel goed, muzikaal gezien, bovendien de penhouders van de jaren zestig, de uitvinders van de culturele omwenteling, en dat alles in betrekkelijk korte tijd, niets minder dan een wonder, maar nu zijn ze klaargestoomd voor de eeuwigheid. The Beatles gaan nooit meer voorbij, net als Beethoven en Charlie Parker.
Overal zijn die vier fabuleuze gasten nu weer. Want behalve het boek van Paul McCartney zelf, was er al een reeks interviews van Macca met de Amerikaanse muziekproducer Rick Rubin te zien op het betaalkanaal Disney+, McCartney 3, 2, 1 geheten. Opa McCartney rammelde er nog een tweede kinderboek uit, Grandude’s Green Submarine. Van George Harrison, van wie het huis waar hij in Liverpool opgroeide laatst werd verkocht, kwam onlangs een uitgebreide uitgave van zijn soloplaat All Things Must Pass. Er is een boek en een speciale heruitgave van Let It Be, waarvan ik dacht dat ik daar toch al een keukenkastje vol heruitgaven van had, ongemixt, afgemixt of doorgemixt.
Get Back
Als klapstuk komt daar op 25 tot en met 27 november 2021 op Disney+ het driedelige The Beatles: Get Back bij van regisseur Peter Jackson, een documentaire over de sessies die de band had in de eerste maand van het jaar 1969, toen ze veertien nummers probeerden te schrijven ter voorbereiding op hun eerste liveconcert in twee jaar tijd.
Als al die overjarige fans nu hun geld niet uitgeven, zo zal er in de muziekindustrie zijn gedacht, dan weten we het niet meer. You never give me your money, zong McCartney in 1969, en nu moet iedereen keihard overstag. Bij MPL Communications (McCartney Productions Ltd), het bedrijf van Sir Paul met een geschatte waarde van meer dan 1 miljard dollar, moet de schoorsteen flink blijven roken. Ook bij Apple Corps, het bedrijf van de voormalige Beatles, dienen de dollars gestaag binnen te stromen, zodat de voormalige arbeidersjongens uit Liverpool, dan wel hun erven, hun honderden miljoenen op peil houden.
De mooiste bijvangst in de 2021-editie van Beatlemania is het verhaal dat journalist David Remnick voor The New Yorker schreef over McCartney, als gevolg van deze publicitaire blitzkrieg. Hij hobbelde gezellig achter hem aan, uit en thuis, en nam met lieden als Ringo Starr, Elvis Costello en Sean Lennon het leven en oeuvre van de geniale liedjessmid door.
Billy Joel
De meest gekonfijte scène haalde Remnick op bij zanger Billy Joel. Die mag graag chillen met Paul in hun miljonairsreservaat in East Hampton bij New York. Hij noemde hem als ex-Beatle, ‘een intimidatiefactor van jewelste’. Joel mocht het in 2008 meemaken dat zijn vriend een gastoptreden verzorgde tijdens zijn concert in het Shea Stadium in New York. Wat gebeurde, was dat de Billy Joel-gig instant transformeerde tot een Beatles-exploitatie in de max. Joel werd niet alleen voor zijn gevoel teruggebracht tot ‘tweede viool’; ‘Ik wás de tweede viool’, vertelde hij Remnick. ‘Iedereen is tweede viool naast Paul McCartney, denk je niet?’
De eerste viool is er niet op het zogenaamde press and vip event, en ik sta oog in oog met mijn eigen (lichte) teleurstelling in een lobby in de Royal Festival Hall. Buiten zijn lichtjes te zien rond de Theems, en binnen, op deze aangeklede borrel, heerst de geest van (de vegetarische) Paul McCartney met koude bitterballen die feitelijk gefrituurde pompoenbrij zijn en minimalistische aubergines op stokjes. Er is een podiumpje met een microfoon, maar daar gaat Paul niet komen, voor de internationale wereldpers en de gasten van het uitgeverijwezen.
Op de lijst der lijsten voor een meet & greet met een vooraanstaande linkshandige bassist kwam mijn naam niet voor, omdat die lijst der lijsten blijkbaar alleen in mijn eigen gele onderzeeër heeft bestaan.
Het is net als bij die vader en zoon uit Tucson, Arizona, die bij de artiesteningang staan van de Royal Festival Hall. De één The White Album in zijn handen, de ander met Sgt. Pepper nog in de plastic tas. Of die jonge gast uit Birmingham die een zin uit Helter Skelter (‘I’ve got blisters on my fingers’) op zijn arm heeft laten tatoeëren. Een lange man met krullen en zijn Long Tall Sally-single in de hand. Een bebrilde jongeling uit Glasgow die er de hele dag al staat. Een Italiaanse vrouw met haar Beatles-tas. Een groepje oudere jongeren met Beatles-pins op hun spijkerpak. Een man met Macca’s nieuwste kinderboek die een selfie wil om ooit te laten zien aan het kind dat hij zal krijgen.
Allemaal denken ze dat hij, Paul McCartney, de tijd voor hen zal nemen, nadat hij is uitgestapt uit zijn auto, en dat hij alles wat hij voorgeschoteld krijgt, zal tekenen, zich beschikbaar zal stellen voor fotografie en de tijd zal nemen voor persoonlijke aberraties aangaande de onuitwisbare invloed die The Beatles op hun leven heeft gehad.
Iedereen denkt op de lijst der lijsten te staan, en gelooft in het sprookje van de aaibare wereldster. Hoop is een blinde muur.
Bitterbal
Ha! Daar is de Engelse grootheid Stephen Fry, ook dus uitgenodigd voor de koude bitterbal, en als auteur van het boek Mythos toevallig gespecialiseerd in mythen. In de gang van de Royal Festival Hall onthult hij hoe hij met zijn moeder naar de film A Hard Day’s Night ging, en voor altijd betoverd was door The Beatles. De mythologie van The Beatles is bij hem als 64-jarige diepgeworteld.
Ik zit op twintig meter afstand van het podium, met twee vragen die ik niet mag stellen (‘No questions’, werd me gezegd), terwijl Paul McCartney onder oorverdovend gejuich, gestamp en een staande ovatie richting een blauwfluwelen stoel loopt. Het public event, met een lijst die me gunstiger was gestemd, begint. Paul doet even alsof hij een gitaar bespeelt. Net als de Ierse dichter Paul Muldoon, met wie hij samen het boek heeft gemaakt, heeft hij een herdenkingsklaproos op zijn linker revers. Zijn kapsel met sleep is niet bang om grijs te lijken, en zijn scheermesjes waren op.
Anderhalf uur lang zit Paul in een stoel, vragen beantwoordend van BBC-presentator Samira Ahmed. McCartney keert zich tegen de komst van weer een Beatles-museum in Liverpool. Pauls leraar van vroeger komt voorbij, net als de middeleeuwse schrijver Geoffrey Chaucer en de filosoof Bertrand Russell. Hij verklaart zijn liefde aan John Lennon, vertelt over hoe ze met zijn vieren een front vormden tegen de buitenwereld en over het grote misverstand dat hij de stekker uit The Beatles heeft getrokken. Over het belang van een goeie grap, de invloed van zijn vader Jim en moeder Mary, zijn schorre oom Jack en Amerikaanse meisjesgroepen.
Dat Ticket to Ride feitelijk een ticket to Ryde was, een plaats op het Isle of Wight waar John en hij heen liftten, omdat Pauls oom en tante daar woonden. Dat de bus belangrijk was in zijn leven, en veel voorkomt in zijn liedjes. Dat de kleur van muzikanten er nooit toe deed, omdat hij niet beter wist met een grote Caribische gemeenschap in Liverpool. En voor de rest, ze groeiden op met elkaar, schreven wat liedjes, liepen tegen het een en het ander aan, het ging zoals het ging, en als je dan beroemd bent, moet je ermee dealen.
Eindelijk muziek
Ik veer op als ik I Saw Her Standing There hoor, of Calico Skies – eindelijk muziek, al is het ter ondersteuning van twee commercials van zijn boek. In hemelsnaam, Paul, kun je niet gewoon spelen? Net zoals je laatst deed bij de Rock and Roll Hall of Fame? Ik hoef toch niet de vraag te horen of Let It Be wellicht ontleend is aan Shakespeares Hamlet? ‘But let it be. – Horatio, I am dead.’ Misschien dat die regels, zegt hij dan ook nog, zich in zijn geheugen hebben opgeslagen, zonder dat hij het wist.
Gaaaap!
Vooruit met de Beatles-geit! Plug die gitaar in! Jij bent de eerste viool! Wees geen koude bitterbal! Rammel met je juwelen!
Dan is er ook nog het grote moment dat Samira Ahmed in de tombola met ingezonden vragen duikt. Enfin, onze twee hele vragen komen niet voorbij, dan niet. Die uitstekende vraag over de ontstaansgeschiedenis van het fenomeen De Vijfde Beatle gaat hem niks meer aan, en over het nummer Jet weet ik nu uit The Lycrics (De lyrics) dat het toch geen labrador of schoonvader was maar een kleine donkere shetlander.
Huh huh.
Paul staat op, steekt een hand op, ik ren nog naar het podium om de afstand te overbruggen, en weg is hij, uit het zicht.
Zoals hij niet door de artiesteningang van de Royal Festival Hall is binnengekomen met al die hongerige hoopvolle fans, verdwijnt hij ondanks de honderden mensen die zich daar hebben verdrongen, via een andere, onbekende uitgang uit het gebouw.
Ram on!
Tegenover de exit waar Paul McCartney niet uitkwam, heeft Guy zich gesetteld op een krakkemikkige, houten stoel. De oude Italiaan zet zijn trompet tegen zijn gehavende mond, om zo zijn borrelcentje voor de avond op te halen. Maar wat hij ook probeert, Michelle of Hey Jude, de Beatles-nummers willen maar niet tevoorschijn komen uit zijn trompet. Na twee halfbakken pogingen laat hij het erbij, het wordt Strangers in the Night, en ook nog Auld Lang Syne, in Nederland bekend geworden als Wij houden van Oranje van André Hazes. Beatlemania, zegt Guy, was nooit zo aan mij besteed.