BOEKRECENSIEWaar woont de haat?
Hongaarse bundel geeft kritische stemmen de ruimte ★★★★☆
Lang niet alle Hongaren denken als Orbán, laat deze gevarieerde bundel zien. Waar woont de haat? biedt een geluid dat hard nodig is.
Een Hongaarse prins staat op het punt de troon te bestijgen. De Hongaren vragen hem daarvan af te zien, ze zijn immers geen koninkrijk meer. De prins weigert en klampt zich vast aan de troon. ‘De Hongaren begonnen hem toen te kietelen opdat hij zou loslaten, maar de prins was niet kietelig en bleef zich stevig vasthouden. Er zat niets anders op, hij moest gekroond worden. Zo kregen de Hongaren weer een koning.’ Het is een van de Hongaarse sprookjes van Aliz Mosonyi, opgenomen in Waar woont de haat?, een bundel met korte verhalen en essays uit Hongarije.
Wie ook niet bepaald kietelig lijkt te zijn, is Viktor Orbán. Samen met zijn partij Fidesz nestelde hij zich in het centrum van de macht en hij is niet voornemens daar weg te gaan. Door hun toedoen haalt Hongarije al jaren het nieuws met het uithollen van de rechtsstaat, haatcampagnes tegen vluchtelingen, het om zeep helpen van onafhankelijke media en de onderdrukking van lhbti’ers. Maar lang niet iedereen in Hongarije denkt zoals Orbán en de zijnen, schrijven de samenstellers van Waar woont de haat? Dus verzamelden ze bijdragen van meer dan twintig auteurs uit Hongarije die in hun werk juist de strijd aangaan met xenofobie, racisme en haat.
Geestig en beklemmend
Sommigen doen dat op een geestige, sardonische manier, zoals Mosonyi, die de draak steekt met de Hongaren, die in haar sprookjes even sukkelig als bloeddorstig uit de hoek kunnen komen – zo onthoofden ze iemand die ‘verschrikkelijk kronkelig kon denken. Daar hielden de Hongaren niet van.’ Of het absurdistische ‘Wat ervan komt als je ‘zigeuner’ naar iemand roept’ van Lajos Parti Nagy. Een voorbijganger die een fietser uitscheldt op de bekende Kettingbrug in Boedapest raakt verzeild in een onaangename confrontatie met de man. Je houdt een ongemakkelijk gevoel over aan het verhaal: was die fietser zo boos omdat hij dacht dat je ‘zigeuner’ niet als scheldwoord mag gebruiken, of omdat hij vond dat hij voor het laagste van het laagste werd uitgemaakt?
Andere verhalen zijn vooral beklemmend, zoals ‘Sterreloze avond’ van Krisztina Tóth. De verteller wordt geconfronteerd met tussen-neus-en-lippen-door-haat die in alledaagse gesprekken de kop opsteekt, van een jonge vrouw achter de toonbank die zich hardop afvraagt waarom ‘ze niet iedereen die aan land probeert te komen gewoon terug de zee in schieten’, tot een taxichauffeur die oppert om al die migranten een tent in te jagen, ‘met wat gas erbij’. De verteller raakt in ademnood van zo’n achteloos gebrek aan medeleven: ‘Het benauwde gevoel op mijn borst is hardnekkig, de wolken hangen laag boven me, de hemel is sterreloos. Het is alsof er een tent over ons allemaal heen valt.’
Ook de bewogen geschiedenis van Hongarije komt voorbij, een land waar mensen ‘naar de politiek keken als naar het weer’, zoals György Konrád schrijft in een essay. Twee verhalen gaan dieper in op de nasleep van de Holocaust, die 600 duizend Hongaarse Joden het leven heeft gekost en een ingewikkelde plaats inneemt in de historische canon van het land.
Bekende en onbekende namen
De bundel bevat grote namen uit de Hongaarse literatuur, zoals Krasznahorkai, Nádas en Esterházy. Daarnaast zijn er veel bijdragen van minder bekende auteurs, wier werk nu soms voor het eerst in het Nederlands is vertaald. De negen vertalers die hebben meegewerkt weten zo een mooi en onbekend stuk Europese literatuur te ontsluiten.
Of deze bundel de negatieve associaties bij het moderne Hongarije helemaal weerspreekt, valt trouwens te bezien. In Waar woont de haat? zijn xenofobie, geweld en de loden last van het verleden alom aanwezig. Daartegenover staan de kritische blikken van schrijvers, verzet tegen cynisme en vooral: compassie. Een geluid dat hard nodig is in Hongarije.
Mari Alföldy en Viacheslav Sereda (red.): Waar woont de haat? Kritische stemmen uit de Hongaarse literatuur. Uit het Hongaars vertaald door Mari Alföldy, Jannet Bosselaar, Rebekka Hermán-Mostert, Henry Kammer, Antje Koelewijn, Frans van Nes, Cora-Lisa Sütő, Rob Visser en Rogier van der Wal. Uitgeverij Jurgen Maas; 239 pagina’s; € 19,95.